ECLI:NL:RBGEL:2024:3648

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 1207
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over niet tijdig beslissen door UWV inzake herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 19 april 2023 voor een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werknemer. Eiseres stelt dat het UWV niet binnen de wettelijke beslistermijn heeft beslist en heeft het UWV in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat eiseres belang heeft bij een herbeoordeling, ondanks het standpunt van het UWV dat een besluit niet meer nodig is. De rechtbank concludeert dat het UWV niet binnen de beslistermijn heeft beslist en legt het UWV een termijn op van zes weken om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50 en het UWV moet het griffierecht van € 371 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/1207

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.P.M. van Zijl),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 19 april 2023 om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werknemer van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Met de brief van 7 december 2023 heeft eiseres het UWV in gebreke gesteld. De rechtbank heeft op 29 februari 2024 het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een beslissing ontvangen. Eiseres stelt dat het UWV niet binnen de beslistermijn en ook niet binnen twee weken na de ingebrekestelling op haar aanvraag heeft beslist.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Het UWV heeft op 20 februari 2024 de maximale dwangsom van € 1.442 aan eiseres toegekend wegens het niet op tijd beslissen op haar aanvraag.
1.3.
Het is niet nodig dat partijen op een zitting worden gehoord. Het beroep is namelijk kennelijk ontvankelijk en gegrond. Daarom sluit de rechtbank het onderzoek en doet zij zonder zitting uitspraak. [1] De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaar kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij of zij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn of haar aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als het bestuursorgaan na die twee weken nog steeds geen besluit heeft genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Partijen zijn het er niet over eens dat het UWV niet binnen de beslistermijn heeft beslist. Het UWV stelt zich in het verweerschrift van 4 april 2024 op het standpunt dat de beslistermijn niet is overschreden omdat het niet meer nodig is om een besluit te nemen op het verzoek om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van de
(ex-)werknemer van eiseres. Met het besluit op bezwaar van 22 december 2023 is het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 15 maart 2023, waarbij aan de (ex-)werknemer van eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 24 augustus 2020 is toegekend omdat hij 100% arbeidsongeschikt is, gegrond verklaard. In dat besluit is de mate van arbeidsongeschiktheid van de (ex-)werknemer van eiseres van 100% naar 60,67% gewijzigd en zijn de beperkingen niet duurzaam geacht. Omdat eiseres en de
(ex-)werknemer van eiseres hebben meegedeeld het met dit besluit eens te zijn en daartegen geen beroep hebben ingesteld, vindt het UWV het niet nodig om alsnog te beslissen op de aanvraag van eiseres om een herbeoordeling. Het staat immers vast dat de belastbaarheid van de (ex-)werknemer van eiseres per 24 augustus 2020 tot 11 oktober 2023 ongewijzigd is gebleven. Op 22 december 2023 heeft de verzekeringsarts zorgvuldigheidshalve nog contact gehad met de (ex-)werknemer van eiseres en eveneens vastgesteld dat de belastbaarheid niet is gewijzigd. Het is daarom niet nodig om een (andere) verzekeringsarts te laten oordelen over de mate van arbeidsongeschiktheid van de (ex-)werknemer van eiseres, zo stelt het UWV.
3.1.
Het betoog van het UWV slaagt niet. Eiseres heeft belang bij een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van de (ex-)werknemer van eiseres omdat de WGA-uitkering van de (ex-)werknemer van eiseres van invloed is op de door eiseres te betalen gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (premiecomponent WGA-lasten). Dat eiseres en de (ex-)werknemer van eiseres het eens zijn met het besluit op bezwaar van 22 december 2023 en daartegen geen beroep hebben ingesteld, is geen reden om af te zien van een besluit op de aanvraag van eiseres om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van de (ex-)werknemer van eiseres. Die herbeoordeling ziet namelijk niet op dezelfde datum als het besluit tot toekenning van de uitkering, te weten de ingangsdatum van de uitkering. Ook kan het feit dat de belastbaarheid van de (ex-)werknemer van eiseres gedurende een bepaalde periode in het verleden ongewijzigd is gebleven, niet betekenen dat er geen behoefte is aan een herbeoordeling. Daarbij heeft eiseres haar aanvraag om een herbeoordeling niet ingetrokken.
3.1.1.
Het UWV moet dus nog beslissen op de aanvraag van eiseres. Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat het UWV niet binnen de beslistermijn heeft beslist. Eiseres heeft haar aanvraag op 19 april 2023 naar het UWV toegezonden. Het UWV heeft de aanvraag op 24 april 2023 ontvangen. Het UWV moet binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag beslissen. [3] Dit betekent dat het UWV uiterlijk 19 juni 2023 op de aanvraag van eiseres had moeten beslissen. Het UWV heeft de beslistermijn verder niet verlengd. [4]
3.2.
Na afloop van de beslistermijn heeft eiseres het UWV met de brief van
7 december 2023 in gebreke gesteld. Het beroepschrift heeft de rechtbank meer dan twee weken daarna ontvangen. Omdat het UWV niet binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling op de aanvraag van eiseres heeft beslist, en nog altijd niet heeft beslist, is het beroep ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan het UWV worden opgelegd?
4. Als het beroep gegrond is en het bestuursorgaan nog geen besluit heeft bekendgemaakt, bepaalt de rechtbank dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekendmaakt. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [5]
4.1.
Het UWV heeft nog steeds geen besluit genomen. Dat moet het UWV alsnog doen. Bij het bepalen van de termijn waarbinnen het UWV alsnog moet beslissen op de aanvraag van eiseres betrekt de rechtbank het volgende. De rechtbank gaat er van uit dat de (ex-)werknemer voor een zorgvuldige behandeling van de aanvraag door een verzekeringsarts (en mogelijk ook door een arbeidsdeskundige) moet worden onderzocht. Verder moet de nog te gunnen beslistermijn rechtdoen aan de reële mogelijkheden voor het UWV om een besluit op de aanvraag van eiseres te nemen. Deze termijn moet ook tegemoetkomen aan het belang van eiseres om binnen afzienbare tijd een dergelijk besluit te ontvangen. Omdat uit het schrijven van het UWV volgt dat het te verrichten medisch en/of arbeidskundig onderzoek nog moet aanvangen en mede gelet op de aard van de zaak moet het voor het UWV haalbaar zijn om binnen zes weken na verzenden van deze uitspraak het medisch en/of arbeidskundig onderzoek af te ronden en een beslissing op de aanvraag van eiseres te nemen. Daarom bepaalt de rechtbank dat het UWV binnen zes weken na het verzenden van deze uitspraak een besluit op de aanvraag van eiseres bekend maakt.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000. Deze dwangsom stemt overeen met het landelijk beleid. [6]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en het UWV de onder 4.1 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden. Daarbij krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet die vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag van eiseres bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 371 aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.T.H. van het Hof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt (onder andere) uit artikel 6:12 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 102, derde lid, van de Wet WIA.
4.Vergelijk artikel 4:14, derde lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
6.https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx#tabs.