ECLI:NL:RBGEL:2024:4141

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
05.261193.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing in een studio door lawinepijlen te laten ontploffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting en het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte, geboren in 1974 en op dat moment gedetineerd, had op 8 oktober 2023 in zijn studio in [plaats 2] een ontploffing veroorzaakt door lawinepijlen aan elkaar te binden en deze in brand te steken met wc-papier. Dit leidde tot een explosie die schade veroorzaakte aan de woning en een levensgevaarlijke situatie creëerde voor de bewoners van de naastgelegen studio's. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte om een ontploffing teweeg te brengen, en dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was. De rechtbank nam in haar overwegingen ook de psychische toestand van de verdachte mee, die leed aan een waanstoornis en middelenmisbruik. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden en een tbs-maatregel met voorwaarden geëist. De rechtbank volgde dit advies en legde de verdachte een gevangenisstraf van 10 maanden op, met de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden, waaronder de verplichting tot medicatie-inname. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het risico op recidive, en oordeelde dat de veiligheid van anderen het opleggen van de tbs-maatregel vereiste.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/261193-23
Datum uitspraak : 2 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1974 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres 1] in [postcode] [plaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. S.A.S. Jansen, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
18 juni 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 oktober 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of opzettelijk brand heeft gesticht (in een pand/woning gelegen aan de [adres 2] ) door
open vuur in aanraking te brengen met één of meerdere stuk(ken) wc-papier verbonden met de/het lont(en) van één of meerdere (aan elkaar vastgemaakte) lawinepijl(en), althans dergelijk knalvuurwerk, aan te steken, ten gevolge waarvan die één of meerdere (aan elkaar vastgemaakte) lawinepijl(en), althans dergelijk knalvuurwerk tot ontploffing is/zijn gekomen/gebracht terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd(e) pand/woning en/of in dat/die pand/woning aanwezige goederen en/of één of meer belendende pand(en)/woning(en) en/of in dat/die pand(en)/woning(en) aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor één of meer bewoner(s) van voornoemde belendende woning(en)/pand(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer bewoner(s) van voornoemde belendende woning(en)/pand(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 8 oktober 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of opzettelijk brand te stichten (in een pand/woning gelegen aan de [adres 2] ) terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd(e) pand/woning en/of in dat/die pand/woning aanwezige goederen en/of één of meer belendende pand(en)/woning(en) en/of in dat/die pand(en)/woning(en) aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor één of meer bewoner(s) van voornoemde belendende woning(en)/pand(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer bewoner(s) van voornoemde belendende woning(en)/pand(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met één of meerdere stuk(ken) wc-papier verbonden met de/het lont(en) van één of meerdere (aan elkaar vastgemaakte) lawinepijl(en), althans dergelijk knalvuurwerk, heeft aangestoken, ten gevolge waarvan die één of meerdere (aan elkaar vastgemaakte) lawinepijl(en), althans dergelijk knalvuurwerk tot ontploffing is/zijn gekomen/gebracht
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat door de explosie geen brand is veroorzaakt. Er kan dan ook niet bewezen worden dat levensgevaar voor personen of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan en dit had ook niet kunnen ontstaan. Voor zover dat gevaar wel te duchten zou zijn geweest, heeft verdachte dat niet hoeven begrijpen. Daarnaast is aangevoerd dat er sprake is geweest van een ondeugdelijke poging gelet op de plaatsing van de lawinepijlen, de omgeving waarbinnen het zich heeft afgespeeld en de gebruikte lont.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
[getuige] heeft verklaard dat zij op 8 augustus 2023 in haar woning aan de [adres 3] in [plaats 2] was. Rond acht uur ’s ochtends hoorde zij een enorm harde knal en voelde zij een trilling. Zij hoorde vervolgens het brandalarm afgaan en zij keek in de richting van het appartement van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Zij zag rook uit een openstaand raam komen. Ze is de gang opgerend en heeft hard geklopt op de deur van verdachte, maar er kwam geen reactie. Zij heeft haar vader gebeld. Zij stond voor de deur van verdachte en hoorde gesis. Zij is toen gesprint naar de andere kant van de gang. . Aan het eind van de gang hoorde zij weer een harde knal en voelde zij weer een trilling. Haar vader trapte de toegangsdeur van de woning van verdachte in en zij zag rook uit het appartement van verdachte komen. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij drie bosjes lawinepijlen aan elkaar heeft gebonden en dat hij een bosje onder zijn bank, onder een kastje en onder zijn bed heeft neergelegd. Hij heeft wc-papier vastgeplakt aan de lawinepijlen en het wc-papier uitgerold naar de voordeur. Bij zijn deur heeft hij het wc-papier met een aansteker in brand gestoken. Daarna is hij weggereden met zijn auto. Hij wilde hiermee de buren wakker schudden. [3]
De woning van verdachte betreft een gehuurde studio op de begane grond in een pand aan de [adres 2] waarin zich op de begane grond vijf studio’s bevinden. Het pand heeft een gang die is te bereiken via een deur in de linker en rechter zijgevel van het pand. Bij binnenkomst door de deur in de rechter zijgevel liggen aan de rechterzijde van de gang studio’s. [4]
Er is forensisch onderzoek in het pand aan de [adres 2] verricht. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het waarschijnlijk is dat de lawinepijlen in de woonkamer zijn ontstoken en geëxplodeerd. De lawinepijlen zijn via de vloer en de muren op verschillende plaatsen terechtgekomen en tot ontploffing gekomen. De drukgolf die bij de explosie ontstond heeft schade veroorzaakt aan de muren, de meubels en het plafond. Daarnaast heeft er een kortdurende verbranding plaatsgevonden op de plint achter de bank. Deze kortdurende verbranding ontstond door de explosieve verbranding van de lawinepijl. Dit heeft echter niet geleid tot (brand)uitbreiding. Uit het forensisch onderzoek blijkt daarnaast dat er een aannemelijke kans bestond op brand gezien de omstandigheden in de woning. Er was voldoende brandstof in de vorm van meubels aanwezig en er was geen gebrek aan zuurstof. [5] Ten tijde van de ontploffing waren bewoners van de andere studio’s in het pand thuis. [6]
De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande, bewezen dat verdachte op 8 oktober 2023 een ontploffing teweeg heeft gebracht in zijn woning aan de [adres 2] in [plaats 2] door wc-papier waaraan de lonten van lawinepijlen waren verbonden, in brand te steken.
Opzet
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde is vereist dat het opzet van verdachte gericht is geweest op het teweegbrengen van een ontploffing en/of een brand. Uit de verklaring van verdachte volgt dat zijn opzet hierop gericht was. Hij heeft immers verklaard dat hij het wc-papier dat aan de lawinepijlen was verbonden in brand heeft gestoken en deze lawinepijlen wilde laten afgaan om zijn buren wakker te schudden.
Gevaar
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of door deze brandstichting en de daardoor teweeggebrachte ontploffing gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Om zodanig gevaar als vaststaand te kunnen aannemen moet uit de bewijsmiddelen blijken dat gevaar voor goederen, levensgevaar of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest. Dat de verdachte dat gevaar zelf wellicht niet heeft overzien, is in dat verband, anders dan de verdediging heeft bepleit, dus niet van belang. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte brand heeft gesticht in zijn woning waardoor in die woning lawinepijlen tot ontploffing zijn gekomen. Door deze gedragingen heeft zich gemeen gevaar voor goederen gerealiseerd in de huurwoning van verdachte, bestaande uit beschadigde muren, meubels, de vloer en plafondplaten. Die woning maakt deel uit van een pand waarin zich meerdere studio’s bevinden. Uit het forensisch onderzoek blijkt dat er sprake was van een aannemelijke kans op brand. Er was voldoende brandbaar materiaal aanwezig en er was geen gebrek aan zuurstof. De rechtbank acht het gelet hierop voorzienbaar dat, vanwege het aansteken van het wc-papier en/of de daardoor teweeggebrachte explosieve verbranding, brand zou ontstaan in de woning van verdachte en dat deze brand zich zou kunnen uitbreiden naar de andere in het pand gelegen studio’s. Het is een feit van algemene bekendheid dat brand zich snel en onbeheerst kan ontwikkelen. Bij een brand kunnen niet alleen de vlammen, maar ook de rookontwikkeling die daarbij komt kijken al snel een levensbedreigende situatie opleveren. De brandstichting en teweeggebrachte ontploffing vonden plaats in de (vroege) ochtend en er waren bewoners van naastgelegen studio’s thuis (en lagen nog in bed). Gelet op deze omstandigheden was naar algemene ervaringsregels niet alleen het gevaar voor de goederen in de woningen in het pand, maar ook van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor anderen voorzienbaar.
Gelet op het bovengenoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks8 oktober 2023 te [plaats 2] ,
althans in Nederland,opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of opzettelijk brand heeft gesticht (in een
pand/woning gelegen aan de [adres 2] ) door open vuur in aanraking te brengen met
één of meerderestuk
(ken
)wc-papier verbonden met de
/hetlont
(en
)van
één ofmeerdere (aan elkaar vastgemaakte) lawinepijl
(en
),
althans dergelijk knalvuurwerk, aan te steken, ten gevolge waarvan die
één of meerdere(aan elkaar vastgemaakte) lawinepijl
(en
),
althans dergelijk knalvuurwerktot ontploffing
is/zijn gekomen
/gebrachtterwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd
(e
)pand/woning en
/ofin dat/die pand/woning aanwezige goederen en
/oféén of meer belendende
pand(en)/woning(en) en
/ofin
dat/die
pand(en)/woning(en) aanwezige goederen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/of
- levensgevaar voor
één of meerbewoner
(s
)van voornoemde belendende woning
(en
)/pand(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderenen/
ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
één of meerbewoner
(s
)van voornoemde belendende woning
(en
)/pand(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie sluit zich aan bij het advies van de deskundigen het feit verminderd aan verdachte toe te rekenen. De verdediging heeft geen gemotiveerd standpunt ingenomen over de toerekenbaarheid van het feit aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport opgemaakt door psychiater A Gosker van 14 februari 2024, het Pro Justitia rapport opgemaakt door GZ-psycholoog D.R. van der Velden van 13 februari 2024 en het maatregelenrapport van de reclassering van 13 juni 2024.
Uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater volgt dat bij verdachte sprake is van een waanstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen. Daarnaast functioneert verdachte op zwakbegaafd niveau. Uit de rapporten volgt dat verdachte ervan overtuigd was dat hij slachtoffer was van pesterijen door zijn buren. Hij had het gevoel dat hij overal om hulp had gevraagd en niemand hem hielp. De psychiater stelt dat de waanstoornis meest waarschijnlijk uitgelokt en onderhouden is door cocaïnegebruik in combinatie met alcohol en cannabis. Beide deskundigen stellen dat de stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde. De psychiater stelt dat het delict tot stand is gekomen vanuit de waangedachten van verdachte. De gestoorde realiteitstoetsing en het ontbreken van ziektebesef- en inzicht in combinatie met de dysfunctionele copingvaardigheden van verdachte en zijn verminderde emotie- en impulsregulatie, mede door cocaïne en alcoholgebruik en lichamelijke uitputting, hebben ertoe geleid dat verdachte is overgegaan tot het aansteken van het vuurwerk. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde slechts in beperkte mate in staat zijn gedrag aan te passen en andere keuzes te maken. Zijn keuzes stonden echter niet volledig in het teken van zijn waanovertuigingen, zijn realiteitstoetsing bleef wel gedeeltelijk intact. De deskundigen adviseren het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen over en zal het feit in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Verdachte is dus strafbaar, nu geen (andere) omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden zal worden opgelegd, onder de voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 13 juni 2024. Aan deze voorwaarden dient te worden toegevoegd dat daarvan ook de verplichte inname van medicatie deel uitmaakt, wanneer de behandelende instelling dat nodig acht. De officier van justitie heeft verder de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden van de tbs gevorderd en gevorderd dat aan de verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen tbs met dwangverpleging op te leggen. De raadsman heeft daarnaast verzocht een zo laag mogelijke straf op te leggen of een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, zodat verdachte gelijk voor behandeling naar de kliniek kan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft in zijn woning een ontploffing veroorzaakt door lawinepijlen aan elkaar te binden, te verbinden met wc-papier en dit wc-papier vervolgens in brand te steken. Verdachte heeft hierdoor niet alleen zijn eigen woning beschadigd, maar hij heeft hierdoor ook een levensgevaarlijke situatie gecreëerd voor de personen die zich in de naastgelegen studio’s bevonden. Verdachte mag van geluk spreken dat er geen (grote) brand is ontstaan, anders hadden de gevolgen mogelijk veel ernstiger kunnen zijn. Dergelijke strafbare feiten raken niet alleen de direct betrokkenen, maar veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 24 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de reeds aangehaalde Pro Justitia rapportages en het maatregelenrapport van de reclassering van 13 juni 2024.
Uit de rapporten van de deskundigen blijkt dat het risico op soortgelijke incidenten als hoog wordt ingeschat als verdachte zonder behandeling en nazorg terugkeert in de maatschappij. Verder stelt de psychiater dat verdachte in detentie abstinent is, maar dat het risico op terugval groot is als verdachte terugkeert in zijn omgeving en blootgesteld wordt aan triggers die hem in het verleden tot gebruik hebben aangezet. Zowel de psychiater als de psycholoog achten een behandeling noodzakelijk om het recidiverisico te verminderen. De deskundigen adviseren de rechtbank om aan verdachte tbs met verpleging op te leggen, omdat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan behandeling en voorwaarden. De psycholoog heeft in haar rapport een nuancering aangebracht en aangegeven dat zij wel ruimte ziet voor een tbs-maatregel met voorwaarden, als verdachte zijn hardnekkige weigering loslaat.
De reclassering heeft, nadat de psycholoog en de psychiater met verdachte hebben gesproken, een advies uitgebracht. Ook de reclassering schat het risico op recidive hoog in als verdachte zonder behandeling terugkeert in de maatschappij. De reclassering adviseert een tbs met voorwaarden op te leggen, inhoudende dat verdachte – kort gezegd –:
  • geen strafbaar feit pleegt;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht;
  • meewerkt aan een time-out;
  • niet naar het buitenland gaat;
  • opgenomen wordt in een zorginstelling;
  • ambulant wordt behandeld;
  • verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • zich houdt aan een drugs- en alcoholverbod;
  • meewerkt aan middelencontrole;
  • openheid geeft over sociale contacten en financiën.
Verdachte heeft tijdens de gesprekken met de reclassering en ter terechtzitting aangegeven dat hij wil meewerken aan een klinische behandeling en de overige geadviseerde voorwaarden. Volgens de reclassering lijkt daarbij de externe motivatie om geen tbs met dwangverpleging te krijgen op de voorgrond te staan en is de intrinsieke motivatie beperkt aanwezig. Ter zitting is de reclasseringswerker, [naam] , als deskundige gehoord. Hij heeft toegelicht dat verdachte op twee momenten is bezocht in de PI en verdachte beide keren heeft aangegeven te willen meewerken aan de voorwaarden binnen het kader van de tbs met voorwaarden. Daarnaast heeft de deskundige toegelicht dat de externe motivatie in de praktijk vaker wordt gezien. Ten slotte adviseert de reclassering om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen en adviseert zij de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden.
Oordeel over de tbs
De tbs-maatregel kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen.
De rechtbank heeft hiervoor, onder punt 6 (‘de strafbaarheid van de verdachte’), vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het feit sprake was van meerdere psychische stoornissen. Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de tbs-maatregel vereist. Zowel de psycholoog als de psychiater schatten het recidiverisico in als hoog als verdachte zonder behandeling terugkeert in de maatschappij. Uit de rapportages leidt de rechtbank af dat, om herhaling te voorkomen, een behandeling binnen een strafrechtelijk kader nodig is. De psychiater en de psycholoog hebben een tbs-maatregel met dwangverpleging geadviseerd. De reclassering adviseert om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van tbs met dwangverpleging, nu verdachte niet eerder binnen een juridisch kader is behandeld voor zijn problematiek, hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en verdachte zich zowel in de gesprekken met de reclassering als ter terechtzitting bereid heeft verklaard mee te werken aan de geadviseerde voorwaarden. De rechtbank zal daarom aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden opleggen. Daarbij legt de rechtbank de voorwaarden op die door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank ziet gelet op de aard van de bij verdachte geconstateerde stoornis aanleiding daarbij aanvullend op te nemen de verplichting om medicatie in te nemen wanneer de behandelend instelling dat noodzakelijk acht.
Ongemaximeerde tbs in geval van omzetting
Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht kan de maatregel dan ook bij een eventuele omzetting naar een terbeschikkingstelling met dwangverpleging langer dan vier jaar duren.
Dadelijk uitvoerbaarheid
De rechtbank zal bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, omdat er gelet op de inhoud van de rapportages rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gevangenisstraf
De rechtbank heeft oog voor het belang van verdachte bij een spoedige start van de behandeling. Gelet op de aard en ernst van het feit is de rechtbank echter van oordeel dat, naast de maatregel tbs, niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van het voorarrest, zoals geëist door de officier van justitie, passend. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de psychische problematiek van verdachte, de daarmee samenhangende verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid en de noodzaak tot behandeling in het kader van de maatregel tbs.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De voorlopige hechtenis wordt opgeheven op het moment dat er een plek in een kliniek beschikbaar is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank is van oordeel dat het ter inperking van recidiverisico ook na de termijn van de tbs met voorwaarden noodzakelijk kan zijn een mogelijkheid te creëren om verdachte langdurig onder toezicht te stellen. Ter bescherming van anderen, dan wel ter bescherming van de algemene veiligheid van personen of goederen, zal de rechtbank daarom aan verdachte ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr opleggen, zoals door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de GVM pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 38, 38a, 38z, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis op het moment dat er een plek in een kliniek beschikbaar is;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de
terbeschikkingstellingde volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van verdachte:
  • verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
o zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
o zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o meewerkt aan huisbezoeken;
o de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
o meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
  • verdachte werkt mee aan een time-out. Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere door de reclassering te bepalen instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
  • verdachte niet naar het buitenland of het Caraïbische deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
  • verdachte laat zich opnemen in een nog nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Indien nodig werkt verdachte mee aan overbruggingszorg. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte laat zich na afronding van de klinische behandeling, behandelen door een door de reclassering te bepalen zorginstelling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verdachte verblijft, indien tijdens het toezicht geïndiceerd wordt geacht, na het klinische traject in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, nader te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zo lang de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich daarbij aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te controleren. De reclassering kan urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte geeft inzicht in hoe het gaat binnen zijn sociale contacten. Daarnaast geeft verdachte inzicht met wie hij omgaat;
- verdachte geeft inzicht in zijn financiën als daarom wordt verzocht en als de reclassering dit nodig acht, accepteert hij bewindvoering of andersoortige financiële ondersteuning.
 geeft de reclassering opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
 legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2024.
Mrs. Van de Meerakker en Nelissen zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023466067, gesloten op 30 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 74-75.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2024.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68 en Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [plaats 2] ), p. 137.
5.Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [plaats 2] ), p. 136-139.
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 74-75.