ECLI:NL:RBGEL:2024:4148

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
05.250067.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met braak en verbreking in vereniging van motoren

Op 1 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak en verbreking in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 september 2023 te Arnhem, waar de verdachte samen met anderen twee motoren heeft gestolen uit een parkeergarage. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft door zijn handelen groot nadeel toegebracht aan de slachtoffers, die hun motoren zijn kwijtgeraakt en hierdoor nadelige gevolgen hebben ervaren, zoals problemen met verzekeringskwesties en gevoelens van onveiligheid in de buurt. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toegewezen tot respectievelijk € 542,79 en € 1.287,81, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-250067-23
Datum uitspraak : 1 juli 2024
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres], [postcode] in [woonplaats],
raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat in Arnhem
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 september 2023 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
  • een motor van het merk Kawasaki, type Z900, kenteken [kenteken 1] en/of
  • een motor van het merk Yamaha, type MTN890, kenteken [kenteken 2]
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen motor(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;

2.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 september 2023 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen
  • een motor van het merk Kawasaki, type Z900, kenteken [kenteken 1] en
  • een motor van het merk Yamaha, type MTN890, kenteken [kenteken 2]
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/ofdat/die weg te nemen motor
(en
)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
enverbreking
, inklimming en/of een valse sleutel.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

3.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

4.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

6.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
tot het verrichten van 150 uren werkstraf subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van 10 uren ter zake van de tijd in inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een deel van de door de officier van justitie gevorderde taakstraf voorwaardelijk zal worden opgelegd, nu verdachte first offender is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal in vereniging van twee motoren. De motoren zijn in de nacht uit de parkeergarage van een appartementencomplex weggehaald. Verdachte heeft door zijn handelen groot nadeel toegebracht aan de slachtoffers. Zij zijn hun motor verloren en hebben hierdoor nadelige gevolgen ervaren, waaronder het afwikkelen van de verzekeringskwesties, maar ook hebben zij hun motoren niet kunnen gebruiken op de momenten dat zij dit wensten. Daarnaast hebben buurtbewoners die nacht meerdere verdachte personen met zwarte hoody’s de garage zien in- en uitlopen. Dit soort feiten roept grote gevoelens van onveiligheid op in de samenleving. Verdachte heeft hier op geen enkele manier rekening mee gehouden en was enkel uit op eigen gewin. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf rekening met de door de LOVS opgestelde oriëntatiepunten voor diefstal van een motorfiets en houdt voorts rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank – in overeenstemming met de eis van de officier van justitie – aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis doorgebracht.

7.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 542,79 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen.
Hij voert daartoe aan dat de posten die zien op een nieuwe motorband en een nieuwe accu onvoldoende zijn onderbouwd. Daarnaast betreft het onderdelen van een motor die zo nu en dan moeten worden vervangen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de totaal niet-vergoede schade tot een hoogte van € 542,79 kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 28 september 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.287,81 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering omdat de vordering te belastend is voor het strafproces. Subsidiair zijn de kosten ten aanzien van een aantal extra accessoires, te weten het automatisch kettingsmeersysteem en de radiatorcover wel voldoende onderbouwd en komen voor toewijzing in aanmerking.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de totaal niet-vergoede schade tot een hoogte van € 1.287,81 kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 28 september 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstraf van 150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
De vordering van de benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente (indien gevorderd)
1. [slachtoffer 1] € 542,79september 2023
2. [slachtoffer 2] € 1.287,81september 2023
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1] € 542,79 10 dagen;
2. [slachtoffer 2] € 1.287,81 22 dagen.
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. Y. van Wezel en mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juli 2024.