ECLI:NL:RBGEL:2024:4324

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
AWB- 24_3346 en 24_3519
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om voorlopige voorzieningen inzake omgevingsvergunning voor huisvesting statushouders en handhaving

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 28 juni 2024 uitspraak gedaan op twee verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoekster, die zich verzet tegen de huisvesting van statushouders in de Dependance aan de [locatie] in [plaats]. Verzoekster had het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk gevraagd om handhavend op te treden tegen de voorgenomen huisvesting en had beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek. Op 28 mei 2024 had het college het verzoek om handhaving afgewezen en een omgevingsvergunning verleend voor de opvang van statushouders voor de duur van vijf jaar. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om voorlopige voorzieningen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken beoordeeld en vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening tegen de verleende omgevingsvergunning. Dit verzoek werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen acute noodzaak was om het gebruik van de omgevingsvergunning te schorsen. Aangezien de omgevingsvergunning niet werd geschorst, was er ook geen reden om het besluit om niet handhavend op te treden te schorsen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van een overtreding, omdat de omgevingsvergunning was verleend.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoekster over externe veiligheid, geluid en geur en het adviesrecht beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat deze gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van spoedeisend belang. De verzoeken om voorlopige voorzieningen werden daarom afgewezen. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 24/3346 en 24/3519
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juni 2024 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigden: mr. J. Mohuddy en H. Doornhof),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk

(gemachtigde: mr. T.E.P.A. Lam).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de gemeente Nijkerk

(gemachtigde: mr. T.E.P.A. Lam).

Inleiding

Samenvatting
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekster. Verzoekster heeft het college op 16 mei 2024 gevraagd handhavend op te treden tegen de voorgenomen huisvesting van statushouders in de Dependance aan de [locatie] in [plaats] . Zij heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek en verzocht om een voorlopige voorziening (ARN 24/3346). Op 28 mei 2024 heeft het college het verzoek om handhavend op te treden afgewezen. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Het eerder ingediende verzoek om voorlopige voorziening wordt geacht te zijn gericht tegen dit nu genomen besluit. Tevens heeft het college bij besluit van 28 mei 2024 een omgevingsvergunning verleend voor de opvang van statushouders op het adres [locatie] in [plaats] voor de duur van vijf jaar. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen (ARN 24/3519).
De voorzieningenrechter beoordeelt de verzoeken aan de hand van de gronden van verzoekers. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen spoedeisend belang is bij de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening tegen de verleende omgevingsvergunning. Dat verzoek wordt daarom afgewezen. Omdat de verleende omgevingsvergunning niet wordt geschorst is er ook geen reden om het besluit om niet handhavend op te treden te schorsen. Nu een omgevingsvergunning is verleend is er immers geen sprake van een overtreding. Daarom wordt ook dat verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Procesverloop
2. Op 16 mei 2024 heeft verzoekster het college gevraagd handhavend op te treden tegen de (voorgenomen) huisvesting van statushouders in de Dependance aan de [locatie] in [plaats] . Tegen het uitblijven van een beslissing heeft zij beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Bij besluit van 28 mei 2024 heeft het college het verzoek afgewezen. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Het eerder ingediende verzoek om voorlopige voorziening wordt geacht te zijn gericht tegen het besluit van 28 mei 2024.
2.1.
Het college heeft bij besluit van 28 mei 2024 een omgevingsvergunning verleend voor de huisvesting van statushouders in de Dependance aan de [locatie] in [plaats] . Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 28 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] en mr. J. Mohuddy en namens het college [persoon B] , [persoon C] , bijgestaan door de gemachtigde van het college.
2.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat het verzoekster er om gaat dat nog geen gebruik mag worden gemaakt van de verleende omgevingsvergunning tot op het bezwaar is beslist. Ter zitting is vastgesteld dat het niet gaat om activiteiten of plannen die verzoekster als gevolg van de verleende omgevingsvergunning niet zou kunnen uitvoeren. Ook is geen sprake van acute beperkingen aan de bedrijfsvoering. De voorzieningenrechter ziet daarom niet in waarom de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht terwijl gebruik wordt gemaakt van de verleende omgevingsvergunning en mensen in de Dependance worden gehuisvest. Als het bezwaar van verzoekster doel treft en de conclusie is dat het niet mogelijk is een tijdelijke omgevingsvergunning voor huisvesting van statushouders te verlenen, zal het college de verleende omgevingsvergunning moeten herroepen. Dat zal er dan toe leiden dat de statushouders elders gehuisvest moeten worden, zoals het college overigens ter zitting ook heeft erkend.
Verzoekster heeft ter zitting een beroep gedaan op de externe veiligheid en hiertoe gesteld dat het bedrijf een gevaarlijk bedrijf is en dat risico’s als gevolg van incidenten niet zijn uit te sluiten. Als dat gebeurt bevinden de statushouders zich te dicht op het bedrijf en lopen zij gevaar, zo stelt verzoekster. De voorzieningenrechter stelt vast dat dit niet eerder is aangevoerd en dus een nieuwe beroepsgrond betreft. Zoals het college ter zitting heeft aangegeven en door de gemachtigde van verzoekster is bevestigd, is echter geen risicocontour om het bedrijf bepaald. In de externe veiligheid ziet de voorzieningenrechter daarom geen reden om spoedeisend belang aan te nemen. Het enkele feit sprake is van een bedrijf met milieucategorie 4.1 is niet genoeg om een acuut risico aan te nemen en wel uit te gaan van spoedeisend belang.
Van de zijde van verzoekster zijn verder twee punten aangevoerd, namelijk geluid en geur en adviesrecht. Er is geen reden om aan te nemen dat de beoordeling van deze gronden niet in bezwaar kan plaatsvinden. Voor wat betreft geluid en geur zijn de gronden ook aangevoerd in het kader van een bestemmingsplanprocedure, waar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen afzienbare termijn uitspraak over zal doen. Voor zover is betoogd dat ten onrechte geen advies van de gemeenteraad is gevraagd ziet de voorzieningenrechter niet in dat hier niet eerst de bezwaarprocedure over kan worden doorlopen. Er is daarom geen spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wijst het verzoek met procedurenummer 24/3519 daarom af.
5. Nu er geen sprake is van spoedeisend belang ten aanzien van de verleende omgevingsvergunning en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen is er ook geen aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening ten aanzien van de weigering om handhavend op te treden, toe te wijzen. Nu een omgevingsvergunning is verleend is er immers geen sprake van een overtreding. Daarom zal de voorzieningenrechter ook het verzoek om voorlopige voorziening met procedurenummer 24/3346 afwijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.
Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024 door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y Snoeren-Bos, griffier.
De griffier is verhinderd het proces-verbaalvan de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.