Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[belanghebbende 1] ,
[belanghebbende 3],
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat strekt tot het verlenen van verlof tot verkoop van aandelen na executoriaal beslag. Het verzoekschrift was gedateerd op 24 januari 2024. De rechtbank heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. van Gastel, opgeroepen voor een hoorzitting op 27 mei 2024. Echter, bij brief van 23 mei 2024 heeft de rechtbank mr. Van Gastel geïnformeerd dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was ontvangen, wat zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De verzoeker heeft geen schriftelijke reactie gegeven op deze mededeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht voor de indiening van het verzoekschrift verschuldigd was en dat de verzoeker dit niet binnen de voorgeschreven termijn van vier weken na indiening heeft betaald. De rechtbank benadrukt dat een advocaat op de hoogte dient te zijn van de wettelijke termijnen en de gevolgen van het niet tijdig betalen van griffierechten. In dit geval was er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding, en er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de verzoeker toch ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek, en deze beslissing is openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.