ECLI:NL:RBGEL:2024:4759

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
11166679
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.J. Weerkamp - Beens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvordering na buitengerechtelijke ontbinding van huurovereenkomst door burgemeester wegens openbare ordeverstoring

In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] over een ontruimingsvordering. [eiser] heeft de huurovereenkomst met [gedaagde] buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, omdat de burgemeester van Nijmegen de studio van [gedaagde] had gesloten wegens ernstige verstoringen van de openbare orde. De burgemeester had op 23 mei 2024 besloten tot sluiting van de studio na een explosie in de nabijheid en meerdere geweldsincidenten die aan [gedaagde] waren gerelateerd. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] een zwaarwegend belang had bij de ontruiming, gezien de bedreigingen en overlast die [gedaagde] veroorzaakte. De rechter concludeerde dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst stand zou houden in een eventuele bodemprocedure. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van twee dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van huurachterstand en schadevergoeding aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11166679 \ VV EXPL 24-33
Vonnis in kort geding van 23 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. D. Coskun,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 23 juli 2024.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiser] sinds 1 juli 2022 de studio aan de [adres+plaats] tegen een huurprijs van € 800,00 per maand.
2.2.
Op 20 mei 2024 doet [eiser] aangifte van bedreiging met de dood/zwaar lichamelijk letsel bij de politie, eenheid Oost-Nederland, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“De verdachte die mij bedreigd heeft en spullen van mij vernield heeft betreft: [gedaagde] , verder vermeld [gedaagde] (…) Sinds 1 juli 2022 woont [gedaagde] boven mijn cafetaria. [gedaagde] woont op de tweede verdieping. (…) [gedaagde] stuurde mij op 14 april 2024, in de nacht, een bericht dat hij ruzie had gemaakt met iemand die onder hem woont. Hij gaf toen aan dat hij erg boos was. De deur die [gedaagde] vernield had, betrof de deur van de bewoner die onder hem woont. (…) Op 14 april 2024 ben ik in de ochtend naar de cafetaria gegaan (…) Ik ben toen ook even naar de kamer gegaan waarvan de deur kapot was. Ik zag toen dat alleen de deur beschadigd was. (…) Kort hierna kwam [gedaagde] naar onder. [gedaagde] was heel boos en schreeuwde naar mij. (…) Hierna is [gedaagde] heel boos naar boven gegaan en hoorde ik (…) een hoop gerommel en gebons. Ik hoorde dat [gedaagde] boos was en ik herkende zijn stem. Ik ben toen wederom naar de kamer gegaan waar de deur kapot was gemaakt. Ik zag toen dat de hele kamer overhoop gehaald was. (…) Op zondag 19 mei 2024 kwamen er mensen bij mij in de cafetaria. (…) Zij gaven tevens aan dat er ook een schietpartij was geweest. Zij waarschuwden mij voor [gedaagde] . Ze gaven aan dat [gedaagde] een gevaarlijke jongen was. (…) Op maandag 20 mei (…) kwam toen een Marokkaanse jongen naar mij toe en die zei dat er een schietpartij geweest was. (…) Diezelfde dag, omstreeks 13:30 uur, kwam [gedaagde] naar mijn cafetaria (…) [gedaagde] kwam heel erg agressief en zenuwachtig over. (…) Opeens haalde hij een pistool uit zijn broekriem.”
2.3.
Op 23 mei 2024 vindt er een explosie plaats in de nabijheid van de door [gedaagde] gehuurde woning.
2.4.
Op 23 mei 2024 besluit de burgemeester van de gemeente [plaats] over te gaan tot sluiting van de studio op grond van het bepaalde in artikel 174a lid 1 van de Gemeentewet. In de brief staat:
Openbare ordeverstoring
In de nachtelijke uren van 23 mei 2024 heeft er een ontploffing plaatsgevonden in de onmiddellijke nabijheid van uw woning.
De politie heeft mij op 23 mei geïnformeerd over deze ontploffing, die schade heeft veroorzaakt aan de voordeur van het naastgelegen pand. Uit het onderzoek komt naar voren dat de schade waarschijnlijk is veroorzaakt door een tot ontploffing gebrachte Cobra.
Verder ben ik geïnformeerd dat er rondom het adres [adres+plaats] verschillende geweldsincidenten hebben plaatsgevonden, waarbij het vermoeden bestaat dat deze gerelateerd zijn aan u en uw woning aan de [adres+plaats] . Zo heeft de politie op 20 mei 2024 diverse meldingen ontvangen dat een schietpartij heeft plaatsgevonden op de [adres+plaats] ter hoogte van huisnummer [adres 2] . De politie heeft geen huizen of kogelgaten aantroffen.
Op 19 mei 2024 heeft de politie de melding gekregen dat er omstreeks 03:15u een schietpartij heeft plaatsgevonden ter hoogte van de [adres 1] . De politie zag dat er twee kogelgaten in de ruiten bij perceel [adres 1] zaten, links naast de voordeur. Op de vensterbank, aan de binnenzijde van het raam, lag een kogelhuls. (…) Bij nummer [adres 3] zit ook een gat in de ruit. Tegenover de politie is verklaard dat
iemand de naam ‘ [gedaagde] ’ riep.
Op 14 april 2024 heeft er ’s nachts een geweldsincident op straat plaatsgevonden waarbij
iemand verklaarde te zijn bedreigd. (…)Wettelijk kader
Artikel 174a, eerste lid Gemeentewet bepaalt in dat een burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk Lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, (…)Noodzaak en belangenafweging
Een aanslag op een woning levert naar mijn mening de situatie op zoals beschreven in artikel 174a eerste lid onder b Gemeentewet. (…) In uw geval is er sprake van een woonpand, waar meerdere personen staan ingeschreven en een kamer bewonen. Ook deze personen lopen een risico door de tegen u gerichte aanslagen. Ook is er onrust ontstaan onder de buurtbewoners door de recente
gebeurtenissen. Uw woning is gelegen in een Straat met winkels en (boven)woningen dus
er zijn veel panden in de omgeving die een direct risico lopen.
Al deze personen hebben recht op bescherming van hun levenssfeer en gezondheid en uw belang om in de woning te blijven acht ik daaraan ondergeschikt. Er zijn geen lichtere middelen die het belang van de handhaving van de openbare orde en veiligheid en de belangen van de omwonenden voldoende kunnen beschermen. Cameratoezicht en politiesurveillance of andere vormen van toezicht zijn onvoldoende om het gevaar weg te nemen. (…)Besluit
Gelet op de openbare ordeverstoringen die zich reeds hebben voorgedaan en de vrees voor herhaling, heb Ik besloten op grond van artikel 174a eerste lid onder b Gemeentewet het door u bewoonde deel van de woning [adres+plaats] te sluiten voor de duur van twee weken. dus tot 8 juni 2024.(…) De periode van twee weken acht ik minimaal nodig om de openbare orde te herstellen en te onderzoeken of er nog andere middelen nodig zijn.
Op grond van het derde lid van artikel 174a Gemeentewet kan ik. indien noodzakelijk. besluiten de sluitingsperiode te verlengen.
Bezwaar
Indien u het met dit besluit niet eens bent kunt u daartegen bezwaar maken. Dat kunt u doen door binnen een termijn van zes weken een gemotiveerd bezwaarschrift bij mij in te dienen”
2.5.
Bij aangetekende brief van 28 mei 2024 zegt [eiser] de huurovereenkomst per direct op.
2.6.
De burgemeester van de gemeente [plaats] verlengt op 6 en 20 juni 2024 de sluiting van voormelde studio tot uiteindelijk 22 juli 2024.
2.7.
Op 10 juni 2024 stuurt de gemachtigde van [eiser] een brief naar [gedaagde] , waarbij de huurovereenkomst krachtens het bepaalde in de artikelen 7:231 lid 2 jo 6:267 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) per direct buitengerechtelijk wordt ontbonden.
2.8.
Bij diverse WhatsApp-berichten laat [gedaagde] weten niet in te stemmen met de buitengerechtelijke ontbinding en het gehuurde niet te zullen ontruimen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, bij wijze van voorlopige voorziening en uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] veroordeelt om de zelfstandige woonruimte aan het adres [adres+plaats] met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen en te laten en, zo [gedaagde] met behoorlijke nakoming hiervan in gebreke blijft, die ontruiming zelf te doen bewerkstelligen door een deurwaarder, alles voor rekening en risico van [gedaagde] ;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 2.400,00 aan huurachterstand te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten;
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiser] baseert zijn vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende stellingen.
Primair is hij krachtens het bepaalde in artikel 7:231 lid 2 BW gerechtigd de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, nu [gedaagde] de openbare orde heeft verstoord en het gehuurde op grond van het bepaalde in artikel 174a van de Gemeentewet is gesloten. Subsidiair stelt [eiser] dat sprake is van wanprestatie, nu [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de wet en toepasselijke huurvoorwaarden en een huurachterstand heeft laten ontstaan.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd waarop hierna, voor zover van belang, wordt ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering. [eiser] heeft de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk ontbonden en heeft [gedaagde] verzocht de woning uiterlijk 23 juni 2024 te ontruimen. Nu [gedaagde] heeft aangegeven niet tot vrijwillige ontruiming over te gaan, behoudt hij volgens [eiser] de woning zonder recht of titel. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
4.2.
In deze procedure moet worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat toewijzing gerechtvaardigd is. Bij toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding wordt grote terughoudendheid betracht. Bovendien is in een kort gedingprocedure geen plaats voor een diepgaand onderzoek of nadere bewijslevering.
Buitengerechtelijke ontbinding
4.3.
De gevorderde ontruiming is gebaseerd op de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. In dit kort geding staat dan ook de vraag centraal of en in hoeverre voldoende aannemelijk is dat de buitengerechtelijke ontbinding in een eventuele bodemprocedure stand zal houden. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter moet die vraag bevestigend beantwoord worden. Daarvoor wordt de volgende toelichting gegeven.
4.4.
In artikel 7:231 lid 2 BW is bepaald dat een verhuurder een huurovereenkomst buitengerechtelijk kan ontbinden als door gedragingen in het gehuurde de openbare orde is verstoord en het gehuurde daarom op grond van artikel 174a Gemeentewet is gesloten. Vast staat dat de burgemeester van de gemeente [plaats] op 23 mei 2024 heeft besloten om de door [gedaagde] gehuurde studio te sluiten vanwege verstoring van de openbare orde. Aangevoerd noch gebleken is dat [gedaagde] (tijdig) bezwaar heeft gemaakt tegen dit besluit, zodat dit besluit formele rechtskracht heeft gekregen. Dit brengt, nu [gedaagde] geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd, met zich mee dat de kantonrechter uit moet gaan van de juistheid van de beslissing van de burgemeester van de gemeente [plaats] .
4.5.
Door de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden heeft [eiser] gebruik gemaakt van een bevoegdheid die de wet hem geeft. Dat [eiser] in beginsel terecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid de huurovereenkomst met [gedaagde] buitengerechtelijk te ontbinden, neemt echter niet weg dat de kantonrechter dient te beoordelen of het beroep van [eiser] op artikel 7:231 lid 1 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar zou moeten worden aangemerkt. Bij deze toetsing dient de kantonrechter alle relevante omstandigheden in aanmerking te nemen en een belangenafweging te maken. In dat kader overweegt de kantonrechter als volgt.
4.6.
[eiser] hoeft niet te tolereren dat zijn huurder zorgt voor overlast (bij buurtbewoners) en hem (met een vuurwapen, zoals ter zitting door [gedaagde] erkend) bedreigt. [eiser] heeft, gelet op al het voorgaande, een zwaarwegend belang om daartegen op te treden.
4.7.
Daar staat tegenover het belang van [gedaagde] om in zijn woning te blijven wonen. Uit de stukken en ter mondelinge behandeling is gebleken dat [gedaagde] onder meer met een (gas)vuurwapen heeft gezwaaid en [eiser] heeft bedreigd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het belang van [gedaagde] bij voortzetting van de huur niet opweegt tegen het belang van [eiser] om overlast en bedreigingen te voorkomen en te stoppen.
4.8.
Een en ander overziend heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter een zo zwaarwegend belang bij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde dat, vooruitlopend op een oordeel in een bodemprocedure, niet gezegd kan worden dat het uitoefenen van zijn bevoegdheid om tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst over te gaan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. Dit maakt dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening de vordering van [eiser] tot ontruiming van het gehuurde zal toewijzen.
4.9.
Het voorgaande betekent dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter op dit moment voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst in stand zal blijven. Nu de sluiting door de burgemeester is geëindigd op 22 juli 2024 is [gedaagde] in staat om de woning te ontruimen.
De door [eiser] gevorderde ontruiming wordt dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn van ontruiming wordt gesteld op twee dagen na betekening van dit vonnis.
Huurachterstand
4.10.
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan het door [eiser] gevorderde bedrag van € 2.400,00 aan huur(achterstand).
4.11.
Op grond van vaste jurisprudentie is bij toewijzing van een geldvordering in kort geding terughoudendheid op zijn plaats. De kantonrechter moet niet alleen onderzoeken of het bestaan en de omvang van een vordering in hoge mate aannemelijk zijn. Hij moet ook onderzoeken of sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
4.12.
De huurovereenkomst heeft voortgeduurd tot aan de buitengerechtelijke ontbinding op 10 juni 2024. Tot deze datum was [gedaagde] huur verschuldigd en is de vordering toewijsbaar, zij het tot een bedrag van € 1.066,67. Nu de huurovereenkomst is ontbonden, is [gedaagde] vanaf dat moment geen huur meer verschuldigd.
4.13.
Voor de periode vanaf 11 juni 2024 en juli 2024 geldt dat [gedaagde] door de sluiting van de woning geen gebruik heeft kunnen maken van de woning. Dit betekent dat de vordering tot betaling van de huur aangemerkt moet worden als een vordering tot vergoeding van schade wegens het niet kunnen verhuren/gebruiken van de woning door [eiser] . Die vordering kan slechts betrekking hebben op de periode gedurende welke de woning op last van de burgermeester gesloten is, dus tot en met 22 juli 2024. Voor toewijzing van de schadevergoeding is grond, omdat [gedaagde] niet voldaan heeft aan de verplichting het gehuurde, na beëindiging van de huurovereenkomst, aan verhuurder ter beschikking te stellen zoals bepaald in artikel 7:224 lid 1 BW. De kantonrechter wijst derhalve een bedrag van € 1.333,33 als schadevergoeding toe.
Wettelijke rente
4.14.
De wettelijke rente over de achterstallige huurbetalingen, dan wel de schadevergoeding is toewijsbaar vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige voldoening.
Buitengerechtelijke kosten
4.15.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Hoewel niet direct van toepassing, geldt dat deze tarieven geacht worden redelijk te zijn. De kantonrechter ziet geen aanleiding om van bedoelde tarieven af te wijken. De kantonrechter wijst, gelet op de hoogte van de huurachterstand en de schadevergoeding, een bedrag van € 435,60 toe.
4.16.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,93
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.334,93

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt[gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres+plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser] . Mocht [gedaagde] hiermee in gebreke blijven dan mag [eiser] die ontruiming zelf voor rekening en risico van [gedaagde] doen bewerkstelligen door een deurwaarder,
5.2.
veroordeelt[gedaagde] om te betalen aan [eiser] :
a. a) € 1.066,67aan achterstallige huur tot en met 10 juni 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde huurtermijnen te rekenen vanaf de vervaldatum van die huurtermijn tot de dag van volledige voldoening,
b) € 1.333,33 voor de maanden juni (vanaf 11 juni 2024) en juli 2024 als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde schadetermijnen te rekenen vanaf de vervaldata van die termijnen tot de dag van volledige voldoening,
5.3.
veroordeelt[gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 435,60 aan buitengerechtelijke kosten,
5.4.
veroordeelt[gedaagde] in de proceskosten van € 1.334,93, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaartdit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijsthet meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Weerkamp - Beens en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.
693\415