ECLI:NL:RBGEL:2024:4843

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
432968
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid voor hypothecaire geldlening en gedwongen verkoop van de woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de hoofdelijke aansprakelijkheid van [eiseres] voor een hypothecaire geldlening die rust op de woning van [gedaagde]. [Eiseres] is al jarenlang aansprakelijk voor deze lening, terwijl zij geen eigenaar is van de woning en ook geen gebruik kan maken van het pand. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van [eiseres] om niet langer aansprakelijk te zijn voor de hypothecaire lening zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om in de woning te blijven wonen. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld om de woning te verkopen, zodat [eiseres] kan worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid.

De procedure begon met een tussenvonnis op 15 mei 2024 en een mondelinge behandeling op 9 juli 2024. [Eiseres] vorderde onder andere onvoorwaardelijke medewerking van [gedaagde] aan de verkoop van de woning en betaling van een bedrag van € 44.498,00, dat voortvloeit uit een overbedeling uit het echtscheidingsconvenant. [Gedaagde] betwistte de vorderingen en stelde dat zijn belangen bij behoud van de woning zwaarder wegen.

De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat [gedaagde] moet meewerken aan de verkoop van de woning. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [gedaagde] het bedrag van € 44.498,00 aan [eiseres] moet betalen, en dat hij in de proceskosten moet worden veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar niet op alle dagen en uren.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/432968 / HZ ZA 24-77
Vonnis van 14 augustus 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. T. Karasu,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. E.J.M. Brocatus.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 mei 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 juli 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

[eiseres] is al jarenlang hoofdelijk aansprakelijk voor de - op de woning van [gedaagde] rustende - hypothecaire geldlening. [gedaagde] moet de woning verkopen om zo te zorgen dat [eiseres] niet langer hoofdelijk aansprakelijk zal zijn voor deze hypothecaire geldlening.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] heeft sinds 26 juli 1988 de woning gelegen aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) in eigendom.
3.2.
Partijen zijn vanaf [datum] met elkaar gehuwd geweest. Op grond van de huwelijksvoorwaarden, uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen, is de woning het eigendom van [gedaagde] gebleven.
3.3.
Op 15 oktober 1999 is de op de woning rustende hypothecaire geldlening (over)gesloten. De nieuwe (hogere) hypotheek, aflossingsvrij ter hoogte van € 262.000,00 , is afgesloten op naam van beide partijen. Beide partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor deze hypothecaire geldlening.
3.4.
Partijen zijn sinds [datum] feitelijk uit elkaar. De rechtbank Zutphen heeft bij beschikking van [datum] de echtscheiding van partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op [datum] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de [gemeente] . Partijen zijn, voorafgaand aan hun echtscheiding, een echtscheidingsconvenant en een ouderschapsplan overeengekomen.
3.5.
Artikel 3 van het echtscheidingsconvenant luidt als volgt:
Artikel 3. de echtelijke woning en daarmee verband houdende rechten en lasten
(…)
3.3
Op het moment van ondertekening van het convenant is de bank niet bereid de vrouw te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de in artikel 2.2 omschreven hypothecaire lening. De man spant zich in om de vrouw zo spoedig mogelijk uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te laten ontslaan, doch uiterlijk per 1 februari 2017 . De man zegt toe dat hij hiertoe jaarlijks een officieel verzoek aan de bank zal doen, voor het eerst uiterlijk op 1 februari 2013 . De man zegt voorts toe dat als de bank niet overgaat tot ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, dat hij er alles aan zal doen om aan de door de bank gestelde (aanvullende) voorwaarden om dit alsnog voor elkaar te krijgen.
(…)
Artikel 4 van het echtscheidingsconvenant luidt als volgt:
Artikel 4. afwikkeling huwelijksvoorwaarden
(…)
4.7
Uit hoofde van de in artikel 4.3 en 4.4 genoemde verrekening en vergoedingsrecht stellen partijen de vordering van de vrouw op de man op € 65.000. Dit is een vaststellingsovereenkomst. Voldoening van die vordering vindt plaats op de wijze zoals hierna vermeld in artikel 4.8.
4.8
De man zal het in artikel 4.7 omschreven bedrag voldoen door met ingang van 1 april 2012 een maandelijkse betaling van € 250 per maand aan de vrouw te doen. Indien de man in staat is om op enig tijdstip meer te betalen dan het maandbedrag van € 250 danwel het dan nog geldende restbedrag in een keer te voldoen, dan zal hij dat doen. De betalingsregeling komt te vervallen op het moment dat het dan resterende deel van de totale vordering is bijgeschreven op de bankrekening van de vrouw. De vrouw ziet af van de vermeerdering van haar vordering met wettelijke rente onder de voorwaarde dat de man op de overeengekomen datum van 1 april 2012 begint met aflossen. (…)
4.9
Indien de man niet meer in staat is de in artikel 4.8 omschreven maandelijkse betaling van € 250 te doen informeert hij de vrouw daarover per ommegaande door inzicht te geven in zijn inkomsten en vermogen door het verstrekken van de relevante stukken zoals fiscale jaaropgaven van zijn inkomen en zijn vermogen alsmede zijn aangiften en aanslagen Inkomstenbelasting. Onder voorwaarde dat de man volledige inzage geeft in zijn financiële situatie, zal de vrouw hem niet dwingen over te gaan tot verkoop van de in artikel 3.1 omschreven woning ter incassering van het resterende deel van haar totale vordering. Zodra de man weer in staat is zijn maandelijkse aflossingen te hervatten zal hij dat per ommegaande doen.
(…)
3.6.
Artikel 7.1 van het ouderschapsplan, kosten van de kinderen, luidt als volgt:
Alle kosten voortkomend uit een redelijke en billijke wijze van onderhoud van de kinderen worden gedeeld op basis van een 50%-50% verdeling tussen de ouders nu de kinderen als gevolg van de geldende co-ouderschapsregeling de helft van de tijd bij beide ouders woonachtig zijn en leven. Wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zullen zij een eventuele verandering in overleg met elkaar afstemmen.
3.7.
De woning is op 15 juni 2023 getaxeerd op een marktwaarde van € 530.000,00 .

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert na vermindering én wijziging van eis ter zitting, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op alle dagen en uren onmiddellijk na betekening van het vonnis:
A. Onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop en de daaropvolgende overdracht van de woning aan [adres] te [woonplaats] , zulks door:
  • ondertekening van een opdracht tot dienstverlening, met het doel tot verkoop van genoemde woning te komen, aan een door [eiseres] dan wel door de rechtbank te benoemen makelaar;
  • het opvolgen van de mondelinge dan wel schriftelijke aanwijzingen van de makelaar en al datgene te verrichten respectievelijk na te laten wat op instructie van de makelaar nuttig en nodig is om tot verkoop en eigendomsoverdracht te komen, waaronder mede doch niet uitsluitend wordt verstaan het bepalen van de prijs waartegen de woning te koop dient te worden aangeboden, het meewerken aan en betalen van de plaatsing van advertenties op Funda en in de krant c.q. op de website van de makelaar, een bord in de tuin en affiches op ramen, het meedoen met in ieder geval Open huizen-dagen en bezichtigingen, dat [gedaagde] zijn medewerking verleent aan het verschaffen van toegang tot de woning aan de makelaar en geïnteresseerden;
  • de ondertekening van de (ver-)koopovereenkomst en aan de notariële eigendomsoverdracht;
  • te bepalen dat deze uitspraak met ingang van de dag, gelegen vier weken na betekening van dit vonnis, in de plaats treedt van een tot verkoop en levering van voornoemd registergoed te [woonplaats] aan [adres] bestemde akte, als [gedaagde] niet meewerkt aan de veroordelingen in dit vonnis.
[gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen, uiterlijk binnen twee weken vanaf de datum van de betekening van dit vonnis, de somma van € 44.498,00, door storting op de navolgende bankrekening: [rekeningnummer] ten name van [eiseres] ;
En voor zover de rechtbank de onder A. geformuleerde vordering van [eiseres] terzake de verkoop van de woning aan [adres] te [woonplaats] toewijst, dan wel [gedaagde] de woning op enig moment op eigener beweging verkoopt en levert, [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te voldoen het voormelde bedrag van € 44.498,00 (dan wel het restantbedrag) uiterlijk ter gelegenheid van de notariële levering van de woning, door storting van voornoemd bedrag door [gedaagde] op de bankrekening van [eiseres] : [rekeningnummer] ten name van [eiseres] ;
Alsmede [gedaagde] te veroordelen om [eiseres] te informeren over de datum van de notariële levering en haar de gegevens te verstrekken van de notaris bij wie de akte van levering zal passeren, uiterlijk binnen 1 dag vanaf de datum dat [gedaagde] over de overdrachtsdatum in kennis is gesteld.
[gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen, uiterlijk binnen twee weken vanaf de datum van de betekening van dit vonnis, de somma van € 9.000,00, door storting op de navolgende bankrekening: [rekeningnummer] ten name van [eiseres] ;
En voor zover de rechtbank de onder A. geformuleerde vordering van [eiseres] terzake de verkoop van de woning aan [adres] te Apeldoorn toewijst, dan wel [gedaagde] de woning op enig moment op eigener beweging verkoopt en levert, [gedaagde] te veroordelen aan [eiseres] te voldoen het voormelde bedrag van € 9.000,00 (dan wel het restantbedrag) uiterlijk ter gelegenheid van de notariële levering van de woning.
Indien en voor zover dit mogelijk wordt geoordeeld door de rechtbank, zulks door storting van voornoemd bedrag door de notaris bij wie de akte van levering zal passeren, rechtstreeks op de navolgende bankrekening van [eiseres] : [rekeningnummer] ten name van [eiseres] ;
Alsmede [gedaagde] te veroordelen om [eiseres] te informeren over de datum van de notariële levering en haar de gegevens te verstrekken van de notaris bij wie de akte van levering zal passeren, uiterlijk binnen 1 dag vanaf de datum dat [gedaagde] over de overdrachtsdatum in kennis is gesteld.
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2.
[eiseres] legt - kort samengevat - het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [eiseres] wil ontslagen worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. Zij stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar is dat zij na 11,5 jaar hoofdelijke aansprakelijkheid mogelijk nog jaren aansprakelijk blijft voor de hypothecaire geldlening voor een woning waarvan zij geen eigenaar is en waarvan zij geen gebruik kan maken. [eiseres] stelt verder dat [gedaagde] de betalingsregeling uit het echtscheidingsconvenant voor de overbedeling niet is nagekomen, zonder haar daarover te informeren. [eiseres] vordert daarom nu betaling van haar restantvordering van € 44.498,00 en stelt dat zij thans op goede gronden [gedaagde] , ook op basis hiervan, kan dwingen tot verkoop van de woning. Daarnaast stelt [eiseres] dat zij, in tegenstelling tot de 50%-50% regeling in het ouderschapsplan, voor een bedrag van € 9.000,00 meer heeft bijgedragen in de kosten van het onderhoud van de kinderen dan [gedaagde] .
4.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.4.
[gedaagde] betwist dat er gronden zijn om hem te dwingen tot verkoop van de woning. In het echtscheidingsconvenant is voor hem slechts een inspanningsverplichting opgenomen om [eiseres] uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening te laten ontslaan en is niet voorzien in de situatie dat hem dit niet lukt. [gedaagde] voert aan dat zijn belangen bij behoud van de woning zwaarder wegen dan de belangen van [eiseres] bij verkoop van de woning. [gedaagde] voert voorts aan dat de vordering van [eiseres] te ruim is geformuleerd, omdat er geen minimumverkoopprijs wordt gehanteerd en onduidelijk is welke makelaar moet worden aangewezen en onder welke voorwaarden. [gedaagde] heeft bovendien inzage in zijn financiële situatie gegeven, zodat het niet-nakomen van de betalingsregeling evenmin een grond voor gedwongen verkoop van de woning oplevert. [gedaagde] betwist tot slot een bedrag voor het onderhoud van de kinderen aan [eiseres] verschuldigd te zijn. Ter zitting heeft [gedaagde] nog verweer gevoerd tegen de vordering van [eiseres] om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, omdat de eventuele verkoop van de woning onomkeerbaar is.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De woning moet worden verkocht
5.1.
[gedaagde] moet de woning verkopen om zo te bewerkstelligen dat [eiseres] niet langer hoofdelijk aansprakelijk zal zijn voor de op de woning rustende hypothecaire geldlening. Het echtscheidingsconvenant bevat geen expliciete bepaling over een verplichte verkoop van de woning indien ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor [eiseres] niet (op andere wijze) kan worden gerealiseerd. De contractuele relatie tussen partijen heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke voortvloeien uit de eisen van redelijkheid en billijkheid (ingevolge artikelen 6:248, 6:2 en 6:8 BW). De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat [gedaagde] wordt gedwongen om de woning te verkopen. Hiervoor moet een belangenafweging plaatsvinden.
5.2.
De belangen van [eiseres] zijn gelegen in de volgende feiten en omstandigheden.
De relatie met [gedaagde] is feitelijk sinds [jaartal] verbroken en het huwelijk met hem is in [jaartal] formeel geëindigd. Partijen zijn dus al 17 jaar uit elkaar, waarvan 12 jaar ook formeel gescheiden. Ook de in artikel 3 van het echtscheidingsconvenant genoemde streefdatum van 1 februari 2017 is inmiddels 7,5 jaar geleden. Al die jaren is [eiseres] hoofdelijk aansprakelijk gebleven voor de hypothecaire geldlening op de woning, terwijl zij geen (mede)eigenaar van de woning is en ook niet het gebruiksgenot heeft gehad. Het beperkt [eiseres] tevens in de mogelijkheden om samen met haar huidige echtgenoot een koopwoning te financieren. Bij [eiseres] bestaat angst dat er in de toekomst een betalingsachterstand van de hypotheekverplichtingen ontstaat waarvoor zij kan worden aangesproken. Bovendien resteert er bij verkoop in de huidige woningmarkt voor [eiseres] geen restschuld. Daarnaast heeft [eiseres] – onbetwist – een vordering op [gedaagde] van € 44.498,00 uit hoofde van de overbedeling, wat kan worden voldaan uit de verkoopopbrengst van de woning.
5.3.
De belangen van [gedaagde] zijn gelegen in de volgende feiten en omstandigheden.
[gedaagde] zou zijn woning kwijtraken waar hij al 36 jaar woonachtig is en met de huidige woningnood is er een kans dat hij dakloos zal worden. Indien hij nieuwe woonruimte kan krijgen, zal dit - gelet op zijn financiële middelen - een woning kunnen zijn zonder een logeerplek voor de kinderen. [gedaagde] is altijd zijn betalingsverplichtingen jegens de hypotheekverstrekker nagekomen en vindt dat [eiseres] geen risico loopt. [eiseres] is ook nimmer aangesproken door de hypotheekverstrekker. Daarnaast genereert [gedaagde] (zijn voornaamste) inkomsten uit de verhuur van de recreatiewoning in het bijgebouw behorende bij de woning. Deze verhuuropbrengst alsook de overwaarde van de woning zijn voor hem pensioenvoorzieningen, omdat hij als zelfstandige geen (ander) pensioen heeft opgebouwd.
5.4.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat van [gedaagde] kan worden verlangd dat hij zijn woning moet verkopen. De rechtbank overweegt daarbij dat partijen bij hun echtscheiding hebben afgesproken om de woning niet te verkopen omdat zij voor hun kinderen een vertrouwde thuissituatie wilden behouden. De kinderen zijn inmiddels [leeftijd] en [leeftijd] jaar oud en wonen niet meer in de woning. Vast staat dat het [gedaagde] tot op heden niet is gelukt om [eiseres] uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid te laten ontslaan door de hypotheek om te zetten op alleen zijn naam. Met de te verwachte overwaarde bij de verkoop van de woning heeft [gedaagde] wel mogelijkheden op de woningmarkt. [gedaagde] is de afgelopen jaren de tussen partijen overeengekomen betalingsregeling slecht nagekomen, zodat de angst bij [eiseres] voor eveneens een betalingsachterstand van [gedaagde] bij de hypotheekverstrekker niet ongegrond is. Dat [gedaagde] zijn inkomsten uit de verhuur ziet wegvallen bij verkoop van de woning en zijn pensioenvoorziening mogelijk verslechterd weegt niet op tegen de uitzichtloze situatie van [eiseres] bij het onverkort voortduren van de huidige situatie waarin zij wellicht nog jarenlang hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de hypothecaire geldlening. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot het meewerken aan de verkoop van de woning. Op daaraan verbonden voorwaarden zoals gevorderd onder A. (rechtsoverweging 4.1.) zal de rechtbank hierna ingaan.
De makelaar en de verkoopvoorwaarden
5.5. “
[bedrijf] ” te [woonplaats] wordt als makelaar aangewezen, aangezien partijen ter zitting overeenstemming hebben bereikt over de aanwijzing van deze makelaar in het geval dat de woning zou moeten worden verkocht.
5.6.
Omdat beide partijen verschillende belangen hebben bij de verkoop van de woning - [eiseres] wil een snelle verkoop en [gedaagde] een zo hoog mogelijke verkoopprijs - zal een zogeheten vraag- en laatprijs aan de veroordeling tot medewerking aan de verkoop worden toegevoegd. Ter zitting hebben partijen zich hierover reeds uitgelaten en een vraagprijs van € 550.000,00 alsmede een laatprijs van € 525.000,00 redelijk geacht. Volgens [gedaagde] zijn dit ook de bedragen die “ [bedrijf] ” voor de woning heeft geopperd.
5.7.
De bepaling dat dit vonnis in de plaats treedt van - kort samengevat - de medewerking van [gedaagde] wordt toegewezen op grond van artikel 3:300 lid 1 BW.
[gedaagde] moet de resterende vordering uit hoofde van de overbedeling betalen
5.8.
[gedaagde] is het gevorderde bedrag van € 44.498,00 aan [eiseres] verschuldigd.
Niet in geschil is dat [gedaagde] de betalingsregeling van € 250,00 per maand voor de overbedeling uit het echtscheidingsconvenant in de afgelopen jaren tientallen maanden niet heeft betaald en dat er nog een restantvordering bestaat van € 44.498,00. [eiseres] heeft gesteld dat de vordering uit de overbedeling ineens opeisbaar is geworden omdat [gedaagde] de betalingsregeling niet deugdelijk is nagekomen. [gedaagde] heeft - als verweer tegen de verkoop van de woning - aangevoerd dat hij inmiddels inzage heeft gegeven in zijn financiële situatie en daarmee alsnog de betalingsregeling is nagekomen. De rechtbank begrijpt daaruit dat [gedaagde] dit verweer ook heeft gevoerd tegen de opeisbaarheid van de resterende vordering uit hoofde van de overbedeling.
5.9.
Hoewel partijen in het echtscheidingsconvenant niet expliciet zijn overeengekomen dat de vordering ineens en geheel opeisbaar is als de betalingsregeling niet deugdelijk wordt nagekomen, geldt het volgende. [gedaagde] heeft [eiseres] tientallen maanden niet betaald, en in strijd met de afspraak uit het echtscheidingsconvenant, zonder haar hierover te informeren en tijdig inzicht te geven in zijn inkomsten en vermogen. Onder deze omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om [eiseres] nog langer aan de betalingsregeling te houden (artikel 6:248 lid 1 BW). De in het echtscheidingsconvenant overeengekomen betalingsregeling is daarom niet langer van toepassing en de resterende vordering van € 44.498,00 wordt ineens en geheel opeisbaar. Omdat de gevorderde verkoop van de woning wordt toegewezen, zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling uiterlijk ter gelegenheid van de notariële levering van de woning. Daarom heeft [eiseres] ook belang bij de gevorderde - en onbetwiste - veroordeling van [gedaagde] tot het infomeren over de datum van de notariële levering en zal dit eveneens worden toegewezen.
[gedaagde] is geen bedrag verschuldigd voor de kosten van het onderhoud van de kinderen
5.10.
[eiseres] heeft ongemotiveerd en daarmee onvoldoende gesteld dat zij meer heeft bijgedragen in de kosten van het onderhoud en de studie van de kinderen en dat zij daarom een vordering zou hebben op [gedaagde] . Met het overleggen van een pakket aan bankafschriften, facturen en bonnetjes zonder overzicht, toelichting of berekening kan geen vordering worden onderbouwd. Hoe het gevorderde bedrag van € 9.000,00 tot stand is gekomen, wordt niet uitgelegd. Ter zitting heeft de advocaat van [eiseres] gesteld dat de optelsom van de bankafschriften, facturen en bonnetjes leidt tot een bedrag van € 4.501,44. Dit zou betekenen een vordering op [gedaagde] van € 2.250,72 (50%-50% regeling). Ook hiervan ontbreekt een overzicht met bijvoorbeeld een toelichting op welke kosten, wanneer en waarvoor zijn gemaakt. Het is voor [gedaagde] zo ook onmogelijk om adequaat op deze vordering te kunnen reageren. Bovendien was [eiseres] in het tussenvonnis reeds gewezen op het ontbreken van de onderbouwing van haar vordering van € 9.000,00, maar heeft [eiseres] deze vordering niet alsnog verduidelijkt. Het gevorderde onder C. (rechtsoverweging 4.1.) wordt dan ook afgewezen.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar niet op alle dagen en uren
5.11.
[gedaagde] heeft (ter zitting) verweer gevoerd tegen de vordering om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Op grond van artikel 233 Rv heeft de rechtbank een discretionaire bevoegdheid het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Bij deze beoordeling dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Dat de verkoop van de woning onomkeerbaar is, staat op zichzelf niet in de weg aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar wordt (slechts) meegewogen bij de belangenafweging. Gelet op alle omstandigheden wegen de - reeds jarenlang aanwezige - belangen van [eiseres] zwaarder dan dat van [gedaagde] bij het behoud van de woning tot op het (eventuele) rechtsmiddel is beslist. Het vonnis zal daarom uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5.12.
De vordering het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren op alle dagen en uren zal niet worden toegewezen. Het vonnis is op grond van de wet uitvoerbaar op de grosse. Daarnaast heeft [eiseres] niet onderbouwd welk belang zij er bij heeft dat het vonnis uitvoerbaar op alle dagen en uren wordt verklaard.
Proceskosten
5.13.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.068,39

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop en de daaropvolgende overdracht van de woning aan [adres] te [woonplaats] , zulks door:
  • ondertekening van een opdracht tot dienstverlening, met het doel tot verkoop van genoemde woning te komen, aan “ [bedrijf] ” te [woonplaats] met een vraagprijs van € 550.000,00 en een laatprijs van € 525.000,00 ;
  • het opvolgen van de mondelinge dan wel schriftelijke aanwijzingen van de makelaar en al datgene te verrichten respectievelijk na te laten wat op instructie van de makelaar nuttig en nodig is om tot verkoop en eigendomsoverdracht te komen, waaronder mede doch niet uitsluitend wordt verstaan het meewerken aan en betalen van de plaatsing van advertenties op Funda en in de krant c.q. op de website van de makelaar, een bord in de tuin en affiches op ramen, het meedoen met in ieder geval Open huizen-dagen en bezichtigingen;
  • het verschaffen van toegang tot de woning aan de makelaar en geïnteresseerde(n);
  • de ondertekening van de (ver-)koopovereenkomst en de notariële eigendomsoverdracht,
6.2.
bepaalt dat deze uitspraak, met ingang van de dag gelegen vier weken na betekening van dit vonnis, dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [gedaagde] tot verkoop en levering van de woning aan [adres] te [woonplaats] , indien [gedaagde] niet meewerkt aan de veroordelingen in 6.1.,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te voldoen het bedrag van € 44.498,00 uiterlijk ter gelegenheid van de notariële levering van de woning, door storting van voornoemd bedrag door [gedaagde] op de bankrekening van [eiseres] : [rekeningnummer] ten name van [eiseres] ,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om [eiseres] te informeren over de datum van de notariële levering en haar de gegevens te verstrekken van de notaris bij wie de akte van levering zal passeren, uiterlijk binnen één dag vanaf de datum dat [gedaagde] over de overdrachtsdatum in kennis is gesteld,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 4.068,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Veldhuizen en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024.
AV/PB