ECLI:NL:RBGEL:2024:4844

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
10784799
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding afgewezen; gedaagde niet in verzuim

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde voor vervangende schadevergoeding. De zaak betreft een geschil over de uitvoering van een bouwcontract voor een stal, waarbij eiser stelt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De procedure begon met een tussenvonnis op 8 december 2023 en een mondelinge behandeling op 1 maart 2024. Na enkele pogingen tot minnelijke regeling, waarbij partijen niet tot volledige overeenstemming kwamen, heeft eiser op 20 september 2023 een omzettingsverklaring gestuurd, waarin hij zijn vordering tot nakoming omzet in een vordering tot vervangende schadevergoeding, omdat gedaagde volgens hem in verzuim was.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat gedaagde niet in verzuim was op het moment van de omzettingsverklaring. Eiser was zelf in verzuim, omdat hij tijdens de herstelwerkzaamheden op 25 augustus 2023 geen gebreken heeft gemeld en gedaagde de mogelijkheid heeft geboden om de gebreken te herstellen. De kantonrechter concludeert dat gedaagde alle gebreken naar behoren heeft opgelost en dat eiser niet bevoegd was tot omzetting van de vordering. Hierdoor wordt de vordering van eiser afgewezen, evenals de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 947,00.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10784799 \ CV EXPL 23-3216
Vonnis van 5 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: I.D. Wierenga,
tegen
[gedaagde],
gevestigd in [woonplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: J.A.M. Drinkenburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 december 2023 en de daarin vermelde processtukken,
- de mondelinge behandeling van 1 maart 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Na het sluiten van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de procedure, op verzoek van partijen, aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te bereiken. Uit de berichten van de gemachtigden van partijen van 3 april 2024 en 9 april 2024 blijkt dat zij er onderling niet (volledig) zijn uitgekomen. Zij hebben op één punt overeenstemming bereikt. Dat leidde tot een vermindering van eis. Vervolgens heeft de griffier partijen bericht dat de kantonrechter vonnis zal wijzen.
1.3.
De gemachtigde van [eiser] heeft de kantonrechter op 22 april 2024 aanvullende stukken toegestuurd. Die zijn niet in behandeling genomen. De griffier heeft partijen op 29 april 2024 bericht dat als meer informatie, zoals foto’s en/of video’s nodig wordt geacht, dat bij vonnis zal worden aangegeven.

2.De feiten

2.1.
In 2022 is [eiser] akkoord gegaan met een offerte van [gedaagde] voor de bouw van één schuur, twee stallen, één opslag, en één overkapping (hierna gezamenlijk te noemen: de stal) op het perceel van [eiser] . Op de offerte staat het volgende vermeld:

Omschrijving:
- wandhoogte 2.40 en een nokhoogte van 3.20 m.
- de buitenwanden met Douglas hout 18mm.
- de binnenwanden van de schuur met multiplex.
- in de schuur een dubbele deur en een loopdeur.
- in de opslag een enkele deur in de zijwand.
- totale wanddikte 10cm.
- buitenmaten 13.80 x 6.00 m.
- voor de stallen een boven- en onderdeur eneentralievenster in de voorwand.
- rondom het deurkozijn een Alu U-profiel van 2mm.
bij het tralievenster een hoeklijn
- In iedere ruimte 1 st. lichtplaat.
-Dakbedekking d.m.v. Golfplaten
-Luifel 2.30 m. op palen, luifel open.
- Alle stallen worden standaard geleverd met gegalvaniseerde U-profielen aan de onderkant tegen vocht.
- Het bovenstaande resulteert in een eenvoudige afwerking, maar een degelijke uitvoering.
De geoffreerde prijs bedroeg € 12.390,00 inclusief btw. Dit bedrag heeft [eiser] aan [gedaagde] betaald.
2.2.
Op 25 oktober 2022 is [gedaagde] gestart met de werkzaamheden. Deze waren op 28 oktober 2022 afgerond.
2.3.
Op 31 oktober 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] een e-mail verstuurd waarin hij klaagt over een aantal gebreken aan de stal.
2.4.
Op 6 december 2022 en 17 januari 2023 is [gedaagde] bij [eiser] langsgekomen om herstelwerkzaamheden uit te voeren.
2.5.
Op 6 maart 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiser] per e-mail een ingebrekestelling aan [gedaagde] gestuurd waarin hij schrijft: “
In de tussentijd hebben cliënten diverse gebreken moeten doorgeven, waarvoor u reeds eens bent langsgekomen. Toch zijn de werkzaamheden tot op heden nog niet naar behoren uitgevoerd. Zo is de achterwand niet naar behoren afgewerkt, diverse schroeven zijn niet fatsoenlijk in de achterwand gezet. Daarnaast blijven diverse deuren klemmen, waardoor zij niet goed te gebruiken zijn. U heeft aangegeven nog een afspraak te maken voor de herstelwerkzaamheden, maar tot op heden is dit nog niet gebeurd.
Gezien vorenstaande stel ik u formeel in gebreke. Vriendelijk doch dringend verzoek ik u, indien nodig sommeer ik u, om binnen 14 dagen – na ontvangst van deze brief – een afspraak te maken bij cliënten om voornoemde gebreken te herstellen, dit binnen 4 weken na heden (…).”
2.6.
Op 28 maart 2023 heeft [gedaagde] de achterwand en de klemmende deuren vervangen, en de vervangende delen één keer gebeitst.
2.7.
Bij brief van 15 mei 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiser] aan [gedaagde] het volgende geschreven: “
Naar aanleiding van mijn ingebrekestelling van d.d. 6 maart jl. heeft u contact gezocht met cliënt voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden. Helaas heeft cliënt moeten constateren dat de herstelwerkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd (…).
In ons telefoongesprek gaf u aan dat cliënt akkoord is gegaan met de herstelwerkzaamheden. Cliënt kan u daarin niet volgen en betwist dat hij akkoord heeft gegeven. De herstelwerkzaamheden zijn namelijk nog niet afgerond. De destijds vervangen delen dienen nogmaals gebeitst te worden, hetgeen tot op heden ook nog niet is gebeurd. Dat cliënt akkoord heeft gegeven is, naast dat het gezien de gebrekkige uitvoering niet logisch is, onjuist.
Daarnaast voldoet het product dat u geleverd heeft, niet aan de verwachtingen die cliënt daarvan mocht hebben. De achterwand blijft krimpen en gebreken vertonen. Het door u geleverde product beantwoordt daarmee niet aan de overeenkomst. Bovendien heeft u eerder aangegeven dat de partij hout waaruit uw product is gekomen, een slechte partij is. Gezien voornoemde stel ik u dan ook nog eenmalig in de gelegenheid de achterwand kosteloos te herstellen, dan wel te vervangen, binnen 4 weken na ontvangst van deze brief. (…) U kunt zich voorstellen dat cliënt op dit moment alles behalve vertrouwen heeft in een goede afloop. Dit, terwijl cliënt u meerdere malen en al geruime tijd de mogelijkheid heeft gegeven om de overeenkomst deugdelijk na te komen. Ik wil u dan ook op het hart drukken dat dit uw laatste mogelijkheid is om uw verplichtingen uit de overeenkomst deugdelijk na te komen (…).
2.8.
Op 12 juni 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] de volgende e-mail gestuurd: “
Ik heb op 13 maart jl. een bedrag van EUR 300 aan uw cliënt overgemaakt ter compensatie. Daarnaast ben ik op locatie geweest bij uw cliënt om de achterwand te vervangen. Daarbij lijkt mij de zaak afgedaan (…).”
2.9.
Op 7 augustus 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] geschreven: “
Wederom zijn er gebreken ontstaan, nu aan het dak van de stal. Het dak is gaan verschuiven, waardoor er een dakplaat is komen te verzakken. In de bijlage treft u een foto. Hiermee is een gevaarlijke situatie ontstaan voor de paarden van cliënt (…).
Op dit moment kan cliënt de stal niet gebruiken zoals deze bedoeld is en voldoet hij niet aan de verwachtingen die cliënt daarvan mag hebben. Het dak verzakt, lekt en de deuren kunnen niet gebruikt worden. Daardoor kunnen de paarden van cliënt op dit moment niet veilig en droog gestald worden (…). Dat u in uw laatste bericht in het geheel niet ingaat op de gebreken aan het door u geleverde product, is op zijn zachtst gezegd spijtig te noemen. Het ligt op uw weg om gebreken aan uw product te herstellen, hetgeen u op dit moment nalaat.
Vriendelijk doch dringend verzoek ik u, en zo nodig sommeer ik u,alle gebreken(hiervoor verwijs ik naar mijn eerdere brieven) met spoed, en weluiterlijk vrijdag 11 augustus aanstaande, te herstellen, althans met een deugdelijk voorstel te komen tot het beëindigen van deze kwestie (…).
2.10.
Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] op 25 augustus 2023 bij [eiser] langskomt om de gestelde gebreken te beoordelen/herstellen. Een dag eerder, op 24 augustus 2023, heeft [gedaagde] (op whatsapp) aan [eiser] gevraagd welke punten zij moet nalopen. [eiser] antwoordde: “
De gehele achterwand moet vervangen en de nok van de zijkant worden en gebeitst. Deuren in de overkapping moeten vervangen worden dakgoot achterkant zit onder de verf, moet vervangen worden langere nok op dak, is te krap en regent in opening van de overkapping is ontzet, moet vervangen worden. Dakplaten zijn verschoven moeten vervangen worden. Deuren schuur klemmen. € 1475.00 voor vervangen van bestrating.
2.11.
Op 25 augustus 2023 heeft [gedaagde] in het bijzijn van [eiser] herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Deze bestonden uit het bijschaven van de deuren in de overkapping, het rechtzetten van de dakgoot, het wegwerken van beitsresten op de dakgoot, het rechtzetten van een verschoven golfplaat en het vastmaken van de dakplaten.
2.12.
Op 15 september 2023 heeft een derde (partij) de volgende offerte uitgebracht: “
Hierbij doen wij u de offerte toekomen voor de verschillende herstelwerkzaamheden t.b.v. de paardenstal:
Materialen
- 2st schuurdeuren voorzijde a 424,95 € 849,90
- 2st schuurdeuren achterzijde a 424,95 € 849,90
- 1st golfplaat a 38,00 € 38,00
- 1st golfplaat helder lichtdoorlatend a 43,50 € 43,50
- 2st douglas ligger 4,5x7x240 a 10,50 € 21,00
- 5st douglas rabatdelen 14,5x240 binnenzijde schuur t.h.v. deuren
achteruitgang a 15,50 € 77,50
- 98st douglas rabatdelen achterzijde schuur 14,5x249 a 15,50 € 1.519,00
- 16st douglas rabat delen t.b.v. nok rechterzijde schuur a 15,50 € 248,00
- 3st afvoergoten t.b.v. hemelwater a 53,00 € 159,00
Totaal materialen incl. 21% BTW € 3.805,80
Werkzaamheden
- verwijderen oude materialen;
- Plaatsen en afhangen schuurdeuren;
- Plaatsen rabatdelen achterzijde schuur (lange kant);
- Vervangen rabatdelen t.b.v. schuurnok (korte zijde);
- Plaatsen afvoergoten;
- Repareren rabatdelen rondom schuurdeuren achterzijde;
Totaal werkzaamheden incl. 21% BTW € 4.250,00
Totaal materialen en werkzaamheden incl. 21% BTW € 8.055,80
2.13.
Bij brief van 20 september 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] geschreven dat zij in verzuim is komen te verkeren en dat [eiser] aanspraak maakt op een vervangende schadevergoeding. De brief bevat een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW.

3.Het geschil

De vordering
3.1.
[eiser] vordert, na vermindering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van in totaal € 8.892,17. Dat bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 9.516,35 en € 850,82 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, verminderd met een bedrag van € 1.475,00 in verband met de onderlinge regeling tussen partijen als bedoeld onder 1.2. hiervóór. Verder vordert [eiser] de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 26 augustus 2023 en over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de dag van de dagvaarding, totdat alles is betaald. Ten slotte vordert hij de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. De stal beantwoordt niet aan de overeenkomst. Hoewel zij daartoe meermaals in de gelegenheid is gesteld, heeft [gedaagde] de gebreken niet deugdelijk hersteld. [gedaagde] is dan ook in verzuim geraakt, aldus [eiser] . Hij maakt nu aanspraak op een vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 BW). De schade (hoofdsom) die resteert nadat partijen over één punt overeenstemming bereikten, bedraagt € 8.041,00
(€ 9.516,35 - € 1.475,00). Dat zijn de kosten voor het verrichten van de (resterende) noodzakelijke herstelwerkzaamheden door een derde, aldus [eiser] . [gedaagde] is daarover wettelijke rente verschuldigd, omdat zij te laat is met betalen. [eiser] maakt ten slotte aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Hij stelt kosten te hebben gemaakt om [gedaagde] tot betaling te bewegen.
Het verweer
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Ze betwist dat de herstelwerkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd en dat zij in verzuim is geraakt. [eiser] was bij de herstelwerkzaamheden aanwezig en is daarmee akkoord gegaan. Verder stelt [gedaagde] al een bedrag van € 300,00 ter compensatie aan [eiser] te hebben betaald.
3.4.
Op de (overige) stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, (nader) worden ingegaan.

4.De beoordeling

De standpunten van partijen
4.1.
Niet ter discussie staat dat [gedaagde] de werkzaamheden aanvankelijk niet juist heeft uitgevoerd. Zij is meerdere keren bij [eiser] langsgekomen om herstelwerkzaamheden te verrichten, voor het laatst op 25 augustus 2023. Volgens [eiser] beantwoordt de stal nog steeds niet aan de overeenkomst. Vier deuren blijven klemmen, de achterwand is niet goed afgewerkt en trekt krom, de dakplaten zijn naar beneden verzakt en de punt van het dak trekt krom, aldus [eiser] . Ter onderbouwing heeft hij foto’s van de gestelde gebreken in het geding gebracht.
4.2.
[gedaagde] betwist dat sprake is van een tekortkoming en dat zij in verzuim is geraakt. Zij voert daartoe aan dat zij op 25 augustus 2023 alle herstelwerkzaamheden heeft verricht die [eiser] van haar verlangde. [eiser] , die die dag bij de herstelwerkzaamheden aanwezig was, heeft zijn akkoord gegeven. Er was sprake van een echte oplevering, aldus [gedaagde] . Ter onderbouwing heeft zij verklaringen overgelegd van haar medewerkers die bij de herstelwerkzaamheden aanwezig waren.
[gedaagde] was niet in verzuim op het moment van omzetting
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. In het midden kan blijven of de stal aan de tussen partijen gesloten overeenkomst beantwoordt. Ook kan in het midden blijven of op
25 augustus 2023 sprake was van een oplevering (en een aanvaarding daarvan door [eiser] ) en wat de eventuele gevolgen daarvan in deze zaak zijn. [gedaagde] was namelijk niet in verzuim toen [eiser] op 20 september 2023 bij brief te kennen gaf zijn vordering tot nakoming om te zetten in een tot vervangende schadevergoeding. Dit betekent dat de vordering niet kan worden toegewezen. De kantonrechter zal het een en ander hierna toelichten.
[eiser] was zelf in verzuim
4.4.
Ter zitting is gebleken dat [eiser] tijdens de uitvoering van de herstelwerkzaamheden op 25 augustus 2023 bewust geen aanwijzingen aan [gedaagde] heeft gegeven. Ook toen [gedaagde] die dag afscheid van [eiser] nam en kenbaar maakte dat zij klaar was met de herstelwerkzaamheden, liet [eiser] niet merken dat er in zijn ogen gebreken onopgelost waren gebleven. Hij heeft op de opmerking van [gedaagde] “
We zijn klaar” gereageerd met “
Oké”. Naar het oordeel van de kantonrechter geldt dat [eiser] aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid tot herstel heeft geboden, [gedaagde] die mogelijkheid heeft benut en zij alle gebreken naar de waarneembare tevredenheid van [eiser] heeft opgelost. Dit blijkt ook uit de drie verklaringen die [gedaagde] heeft overgelegd. Voor zover [gedaagde] gehouden was tot verder herstel, is het niet nakomen van deze verplichting niet aan haar maar aan de houding van [eiser] te wijten. Dit betekent dat sprake is van schuldeisersverzuim aan de kant van [eiser] (artikel 6:58 BW). [gedaagde] is daarom op 25 augustus 2023 niet in verzuim geraakt (artikel 6:61 lid 1 BW).
4.5.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij na het afscheid op de parkeerplaats een rondje om de stal heeft gemaakt. Hij constateerde dat sommige gebreken onopgelost waren gebleven en enkele herstelwerkzaamheden onjuist waren uitgevoerd, aldus [eiser] . Bij deze stand van zaken had het op de weg van [eiser] gelegen hiervan binnen een redelijke termijn melding bij [gedaagde] te maken. Dat hij dit op enig moment heeft gedaan, is niet gesteld of gebleken, zodat [gedaagde] ook na 25 augustus 2023 niet in verzuim is geraakt.
4.6.
Volgens artikel 6:87 BW kan omzetting, voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, pas plaatsvinden wanneer de schuldenaar in verzuim is. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] ten tijde van het uitbrengen van de omzettingsverklaring door [eiser] niet in verzuim was. [eiser] was aldus niet bevoegd tot omzetting. Dit betekent dat [gedaagde] niet gehouden is een vervangende schadevergoeding aan [eiser] te betalen. De kantonrechter zal de vordering (hoofdsom) dan ook afwijzen.
4.7.
Nu de hoofdsom zal worden afgewezen, zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten evenmin toewijsbaar. Ook deze zal de kantonrechter afwijzen. Het verweer van [gedaagde] dat zij reeds een compensatiebedrag aan [eiser] heeft betaald, behoeft gezien het voorgaande geen (nadere) bespreking.
[eiser] moet de proceskosten betalen
4.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden aan de kant van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 812,00 (2,00 x 406,00) aan salaris gemachtigde en € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing) aan nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] , tot dit vonnis vastgesteld op € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.
398 \ 61512