Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
Omschrijving:
In de tussentijd hebben cliënten diverse gebreken moeten doorgeven, waarvoor u reeds eens bent langsgekomen. Toch zijn de werkzaamheden tot op heden nog niet naar behoren uitgevoerd. Zo is de achterwand niet naar behoren afgewerkt, diverse schroeven zijn niet fatsoenlijk in de achterwand gezet. Daarnaast blijven diverse deuren klemmen, waardoor zij niet goed te gebruiken zijn. U heeft aangegeven nog een afspraak te maken voor de herstelwerkzaamheden, maar tot op heden is dit nog niet gebeurd.
Naar aanleiding van mijn ingebrekestelling van d.d. 6 maart jl. heeft u contact gezocht met cliënt voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden. Helaas heeft cliënt moeten constateren dat de herstelwerkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd (…).
Ik heb op 13 maart jl. een bedrag van EUR 300 aan uw cliënt overgemaakt ter compensatie. Daarnaast ben ik op locatie geweest bij uw cliënt om de achterwand te vervangen. Daarbij lijkt mij de zaak afgedaan (…).”
Wederom zijn er gebreken ontstaan, nu aan het dak van de stal. Het dak is gaan verschuiven, waardoor er een dakplaat is komen te verzakken. In de bijlage treft u een foto. Hiermee is een gevaarlijke situatie ontstaan voor de paarden van cliënt (…).
De gehele achterwand moet vervangen en de nok van de zijkant worden en gebeitst. Deuren in de overkapping moeten vervangen worden dakgoot achterkant zit onder de verf, moet vervangen worden langere nok op dak, is te krap en regent in opening van de overkapping is ontzet, moet vervangen worden. Dakplaten zijn verschoven moeten vervangen worden. Deuren schuur klemmen. € 1475.00 voor vervangen van bestrating.”
Hierbij doen wij u de offerte toekomen voor de verschillende herstelwerkzaamheden t.b.v. de paardenstal:
3.Het geschil
4.De beoordeling
We zijn klaar” gereageerd met “
Oké”. Naar het oordeel van de kantonrechter geldt dat [eiser] aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid tot herstel heeft geboden, [gedaagde] die mogelijkheid heeft benut en zij alle gebreken naar de waarneembare tevredenheid van [eiser] heeft opgelost. Dit blijkt ook uit de drie verklaringen die [gedaagde] heeft overgelegd. Voor zover [gedaagde] gehouden was tot verder herstel, is het niet nakomen van deze verplichting niet aan haar maar aan de houding van [eiser] te wijten. Dit betekent dat sprake is van schuldeisersverzuim aan de kant van [eiser] (artikel 6:58 BW). [gedaagde] is daarom op 25 augustus 2023 niet in verzuim geraakt (artikel 6:61 lid 1 BW).