Op 5 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de opvoedperspectieven van de kinderen bij de vader liggen, en dat het noodzakelijk is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen de verlenging, maar heeft aangegeven dat zij het moeilijk vindt dat er geen perspectief op thuisplaatsing is. De vader steunt het verzoek, maar heeft zorgen geuit over de communicatie van de moeder naar de kinderen toe.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen zich bij de moeder niet goed kunnen ontwikkelen, omdat zij belast worden met de angsten van de moeder ten opzichte van de vader. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de moeder de ontwikkeling van de kinderen heeft gedwarsboomd door toestemmingen te weigeren. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, met de opmerking dat deze machtiging zijn werking verliest na de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, die op 26 augustus 2024 door de rechtbank zal worden behandeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.