ECLI:NL:RBGEL:2024:5340

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
C/05/438866 / JE RK 24-769
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.T. van Belzen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen bij de vader

Op 5 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de opvoedperspectieven van de kinderen bij de vader liggen, en dat het noodzakelijk is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen de verlenging, maar heeft aangegeven dat zij het moeilijk vindt dat er geen perspectief op thuisplaatsing is. De vader steunt het verzoek, maar heeft zorgen geuit over de communicatie van de moeder naar de kinderen toe.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen zich bij de moeder niet goed kunnen ontwikkelen, omdat zij belast worden met de angsten van de moeder ten opzichte van de vader. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de moeder de ontwikkeling van de kinderen heeft gedwarsboomd door toestemmingen te weigeren. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, met de opmerking dat deze machtiging zijn werking verliest na de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, die op 26 augustus 2024 door de rechtbank zal worden behandeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/438866 / JE RK 24-769
Datum uitspraak: 5 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te Eindhoven, locatie Helmond,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Bos te Heerlen.
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 12 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
5 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige 1] heeft een e-mail naar de kinderrechter gestuurd.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 januari 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengd tot 7 februari 2025.
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 januari 2024 de machtiging verlengd [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de ouder (vader) met gezag tot 7 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de andere ouder met gezag (de vader) te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing. De moeder vindt het moeilijk dat er geen perspectief op thuisplaatsing bij haar is. Tegelijkertijd heeft de moeder zich te verhouden tot de omstandigheden zoals die voorliggen. Voor de moeder is het belangrijkste dat er een duurzame omgangsregeling is met de kinderen. Daar ligt haar focus nu op.
4.2.
De vader is het eens met het verzoek. Wel benadrukt hij dat het belangrijk is dat de moeder geen nare dingen schrijft op bijvoorbeeld verjaardagskaarten en dat zij geen negatieve dingen plaatst op social-media. Het gaat goed met de kinderen, maar zij worden daar wel verdrietig van.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Gebleken is dat de kinderen zich bij de moeder thuis niet goed kunnen ontwikkelen, omdat zij belast worden met de angsten van de moeder ten opzichte van de vader. Het perspectief ligt volgens de GI niet meer bij de moeder, hoewel de moeder wel aan hen blijft trekken. Ook dwarsboomde de moeder de ontwikkeling van de kinderen door toestemmingen te weigeren als breekijzer voor thuisplaatsing. Voor de kinderen is het noodzakelijk dat zij duidelijkheid hebben over hun opvoedperspectief. Dat is bij hun vader. De moeder zal daarvoor – hoe moeilijk dat ook is – emotionele toestemming moeten geven. Daar past geen berichtgeving bij die de kinderen in verwarring brengt. Bovendien kan dit averechts werken voor het duurzame en uitgebreide contact met de kinderen dat zij zo graag wil.
5.2.
De kinderrechter begrijpt uit de stukken van de GI dat de vader wijziging van de hoofdverblijfplaats heeft verzocht en dat dit verzoek op 26 augustus 2024 door de rechtbank wordt behandeld. Totdat de hoofdverblijfplaats bij de vader is bepaald, is voor de plaatsing bij de vader een machtiging nodig. Dat moet namelijk op basis van artikel 1:265a BW. Daarin staat dat voor een plaatsing ‘buiten het gezin’ – in dit geval een plaatsing elders dan bij de moeder waar de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben – een machtiging tot uithuisplaatsing vereist is. De kinderrechter zal de machtiging om die reden verlengen. Wel merkt de kinderrechter op dat na de wijziging van de hoofdverblijfplaats de machtiging tot uithuisplaatsing feitelijk zijn werking verliest en zal vervallen na verloop van drie maanden. Dat blijkt uit artikel 1:265c lid 3 BW.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de andere ouder met gezag (de vader) tot 7 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024 door
mr. J.T. van Belzen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. G. Vlemmings als griffier, en op schrift gesteld op 7 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.