ECLI:NL:RBGEL:2024:5347

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
C/05/438110 / JE RK 24-704
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.T. van Belzen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een pasgeborene met problematische ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 augustus 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een pasgeborene, geboren uit een drugsverslaafde en dakloze moeder. De ouders hebben plannen om hun leven te verbeteren, maar hebben nog geen concrete stappen gezet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om een veilige opvoedomgeving te bieden, wat noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de pasgeborene. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor een jaar opgelegd en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden verleend, met de mogelijkheid tot een toetsmoment na deze periode. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) verzocht om de voortgang van de ouders te monitoren en te rapporteren over de stappen die zij hebben gezet. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/438110 / JE RK 24-704
Datum uitspraak: 5 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Gelderland, locatie Arnhem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. N.A. de Kock te Utrecht,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
advocaat mr. S. Prass te Amsterdam.
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 3 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
5 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 mei 2024 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 16 augustus 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 juli 2024 een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 16 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met de ondertoezichtstelling voor [de minderjarige] , hij begrijpt dat dit nodig is. Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing verzoekt de vader om die maar gedeeltelijk toe te wijzen voor drie maanden en voor het overige aan te houden. De vader is namelijk druk bezig met het zoeken naar een woning en werk, wat volgens hem op korte termijn gaat lukken. De vader wil daarom graag een toetsmoment op korte termijn, zodat bekeken kan worden of [de minderjarige] bij hem kan wonen.
4.2.
De moeder is het eens met de ondertoezichtstelling. Ook namens de moeder is verzocht om een toetsmoment van de uithuisplaatsing na drie maanden. De moeder heeft een indicatie gekregen waardoor zij met IrisZorg aan de slag kan. Er wordt een plan van aanpak gemaakt voor de behandeling van haar verslaving. Volgens de moeder kan zij direct naar een beschermde woonplek vanuit IrisZorg en is een klinische opname niet nodig.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
[de minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Haar moeder heeft tijdens de zwangerschap heroïne gebruikt en is drugsverslaafd. Dat zij daarvoor in behandeling wil, is positief, maar deze moet nog starten. De zwangerschap was niet gepland; de ouders hebben al jaren geen huisvesting en inkomen. Tot voor kort hadden zij ook geen zorgverzekering. De vader heeft aangegeven dat dit een van de redenen was dat zij niet naar een arts of verloskundige zijn gegaan tijdens de zwangerschap. In algemene zin hadden de ouders geen plan voor de zorg voor [de minderjarige] na de bevalling. De moeder is – toen zij zeven maanden zwanger was – van straat gehaald en naar het ziekenhuis gebracht. De ouders hebben nog een kind dat uit huis is geplaatst. Ook de twee kinderen van de moeder wonen elders. De ouders zijn vaak onbereikbaar voor de hulpverlening en instanties en komen afspraken niet na. Zij zijn al lang dakloos en hebben in de overlevingsstand gestaan. Beiden kamp(t)en met drugsverslaving. Ook is de vader onlangs uit detentie gekomen. Volgens de GI is het een patroon van de ouders dat zij goede plannen hebben, maar deze vervolgens niet willen of kunnen nakomen. Gebleken is dat de ouders op dit moment geen basale zorg, veiligheid en een stabiele opvoedomgeving kunnen bieden, in het bijzonder niet aan een pasgeborene met ontwenningsverschijnselen en een ontwikkelingsachterstand die volledig afhankelijk is van haar opvoeders. Van de ouders kan niet verwacht worden dat zij onder de huidige omstandigheden responsief en sensitief zullen zijn in de opvoeding van [de minderjarige] en evenmin dat [de minderjarige] onder deze omstandigheden zich veilig aan hen kan hechten. Er is nog veel onduidelijk over de mogelijkheden van de ouders om [de minderjarige] zelf op te voeden. In het komende jaar zal moeten blijken wat zij [de minderjarige] kunnen bieden. Regievoering door de GI is daarbij noodzakelijk.
5.3.
De kinderrechter zal daarom [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Tijdens die ondertoezichtstelling dient aan de volgende doelen te worden gewerkt:
  • dat [de minderjarige] een stabiele en veilige opvoedomgeving heeft en zich kan hechten aan opvoedfiguren doordat zij de basale zorg krijgt die een pasgeborene nodig heeft;
  • dat de ouders van [de minderjarige] huisvesting en werk zoeken en hulpverlening krijgen voor hun persoonlijke problematiek, in het bijzonder de drugsverslaving;
  • dat duidelijk wordt welke rol de ouders in het leven van [de minderjarige] kunnen vervullen.
5.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Gebleken is dat de ouders niet in staat zijn om [de minderjarige] op dit moment een veilige opvoedomgeving te bieden. Om die reden is [de minderjarige] na de bevalling in een pleeggezin geplaatst. De kinderrechter vindt dat [de minderjarige] daar voorlopig moet blijven, totdat er meer duidelijkheid is over de mogelijkheden van de ouders om voor haar te zorgen. Wél vindt ook de kinderrechter het van belang dat er tussentijds gekeken wordt of de ouders daadwerkelijk de stappen zetten die zij zeggen te zullen zetten. Een termijn van drie maanden is echter te kort. De zoektocht naar een woning voor de vader zal – naar verwachting – niet binnen korte tijd positief afgesloten zijn. Bovendien zegt het hebben van huisvesting niets over opvoedvaardigheden, responsief en sensitief ouderschap en of er sprake is van een fysiek en emotioneel veilige opvoedomgeving. De moeder zegt verslavingsbehandeling aan te gaan, maar deze is nog niet aangevangen. De kinderrechter begrijpt de wens van de ouders dat zij zo snel mogelijk zelf voor [de minderjarige] willen zorgen. Daarvoor is echter veel inzet en inspanning nodig én resultaat. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing voor [de minderjarige] verlenen voor zes maanden en het verzoek voor het overige aanhouden.
5.5.
De kinderrechter verzoekt de Raad (en de GI) om één week voor de nieuwe mondelinge behandeling kenbaar te maken wat de stappen zijn geweest die de ouders hebben gezet en of de Raad het verzoek handhaaft.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 5 augustus 2024 tot 5 augustus 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 5 augustus 2024 tot 5 februari 2025;
6.3.
houdt het verzoek met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige aan tot een nader te bepalen mondelinge behandeling bij voorkeur bij
mr. van Belzen
in de maand januari 2025;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024 door
mr. J.T. van Belzen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. G. Vlemmings als griffier, en op schrift gesteld op 7 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.