ECLI:NL:RBGEL:2024:5349

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
C/05/438461 / JE RK 24-718
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.T. van Belzen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na recent perspectiefbesluit

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 5 augustus 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak betreft de minderjarige, geboren op een onbekende datum en plaats, die sinds 18 april 2022 in een gezinshuis verblijft. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag, maar was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling op 5 augustus 2024, waar zij zich vooraf voor had afgemeld. De jeugdbeschermer heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er onduidelijkheid bestaat over de reactie van de minderjarige op een recent genomen perspectiefbesluit. De kinderrechter heeft vastgesteld dat een thuisplaatsing bij de moeder niet meer haalbaar is en dat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 15 augustus 2025, zodat deze gelijkloopt met de machtiging tot uithuisplaatsing, die ook is verlengd tot dezelfde datum. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/438461 / JE RK 24-718
Datum uitspraak: 5 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland, gevestigd te Ede,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 5 juli 2024;
- het advies van de Raad van 18 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
5 augustus 2024. Daarbij was aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De moeder is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Zij heeft zich vooraf afgemeld.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft sinds 18 april 2022 in het huidige gezinshuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 augustus 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 30 augustus 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 augustus 2023 de machtiging verlengd [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinshuis tot 15 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een gezinshuis voor de duur van twaalf maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Uit het verzoekschrift en de afmeldingsmail van de moeder blijkt dat zij het eens is met het verzoek.

5.De beoordeling

5.1.
Uit het advies van de Raad van 18 juli 2024 blijkt dat de Raad instemt met de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing nadat deze al twee jaar of langer duren (artikel 1:265j, derde lid, Burgerlijk Wetboek(BW)).
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW.
5.3.
Gebleken is dat een thuisplaatsing bij de moeder niet meer haalbaar is.
Op 18 juni 2024 is een perspectiefbesluit genomen. Die conclusie is vrij recent, waardoor het nog onduidelijk is hoe [de minderjarige] daarop zal reageren. Tegelijkertijd is voor de (herstart van de) omgang met de vader van [de minderjarige] ook de nodige betrokkenheid van de GI nodig. Daarom vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de jeugdbeschermer voorlopig betrokken blijft. De ondertoezichtstelling kan pas worden afgesloten als er rust is ontstaan in de situatie voor [de minderjarige] en hij een duidelijk toekomstperspectief heeft, ook voor wat betreft de omgangscontacten met zijn ouders.
5.4.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen tot 15 augustus 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW). Door de GI is verzocht om de ondertoezichtstelling met één jaar te verlengen, maar de kinderrechter ziet aanleiding om die duur te beperken tot 15 augustus 2025, zodat de maatregel van de ondertoezichtstelling gelijkloopt met die van de machtiging tot uithuisplaatsing.
5.5.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Gebleken is dat [de minderjarige] niet meer thuis bij zijn moeder gaat wonen. Omdat [de minderjarige] onder toezicht is gesteld, is er voor een plaatsing buiten het gezin een machtiging nodig. Dat volgt uit artikel 1:265a BW.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 15 augustus 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een gezinshuis tot 15 augustus 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024 door
mr. J.T. van Belzen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. G. Vlemmings als griffier, en op schrift gesteld op 7 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.