Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
2.De feiten
[gedaagden] wil de locatie [nummer 1] verwerven en, indien haalbaar, deze locatie samen met [nummer 2] en [nummer 3] herontwikkelen.
Aan verzoekster is hierbij een exclusief recht van ontwikkeling toegekend op basis van no cure, no pay. Tenzij de ontwikkeling van de eigendom door derden wordt uitgevoerd. Alsdan zijn verweerders een totaalbedrag van € 25.000,00 aan verzoeker verschuldigd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
[gedaagden] wil de locatie [nummer 1] verwerven en, indien haalbaar, deze locatie samen met [nummer 2] en [nummer 3] herontwikkelen’ en ‘
[eiser] heeft het exclusiviteitsrecht om deze locatie , waarvan [nummer 2] en [nummer 3] reeds in het bezit zijn van [gedaagden] , te ontwikkelen’ (r.o. 2.2), lijkt immers te volgen dat het gaat om herontwikkeling van zowel nummers [nummer 2] , [nummer 3] als [nummer 1] . Daarnaast vindt deze uitleg steun in de door [gedaagden] tijdens de mondelinge behandeling aangevoerde feiten en omstandigheden, namelijk dat [nummer 1] een hotel betrof dat tegen de woningen van nummers [nummer 2] en [nummer 3] aan staat en herontwikkeling zonder [nummer 1] daardoor niet mogelijk was. Om die reden hebben ze het onroerend goed van nummers [nummer 2] en [nummer 3] vervolgens dan ook aan [naam 1] verkocht. Dat, zoals [eiser] stelt, er ook tekeningen zijn gemaakt voor herontwikkeling zonder [nummer 1] , met gebruikmaking van een recht van overpad of een alternatieve uitweg, heeft [eiser] niet onderbouwd en aan deze stelling wordt dan ook voorbijgegaan. Dit strookt bovendien niet met de stellingen die [eiser] heeft ingenomen in de door hem overgelegde verzoekschriften tot het leggen van conservatoir beslag onder [gedaagden] waarin hij tweemaal stelt: ‘
Voor de uitvoering van de plannen (…) was het noodzakelijk dat de huurovereenkomsten, die woonachtig zijn in het onroerend goed op de adressen [nummer 2] en [nummer 3] , zouden worden beëindigd. Alsook diende het perceel (…) aan de [nummer 1] in eigendom te worden verworven’. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanknopingspunten die tot een andere uitleg zouden moeten leiden. Dit betekent dat [eiser] had moeten begrijpen dat het onroerend goed alleen zou worden herontwikkeld als [gedaagden] [nummer 1] zou verwerven en, nu dit niet is gelukt, de grondslag aan de overeenkomst is komen te vervallen. Daarbij is van belang dat, voor zover de overeenkomst op dit punt al onduidelijk is, onweersproken is dat [eiser] de overeenkomst heeft opgesteld. Als dit voor [eiser] een essentieel punt was, had het op zijn weg gelegen om zijn bedoeling duidelijker op te schrijven. Voor zover de vordering van [eiser] gebaseerd is op de schadevergoeding van € 25.000,-, wordt deze dan ook afgewezen.
Op jouw vraag of ik het onroerend goed te Haarlo, beter bekend als [bedrijf 2] welke we afgelopen vrijdag in zijn totaliteit op naam hebben gekregen, ga ontwikkelen in gelijke- of vergelijkbare plannen zoals die destijds door jouw zijn gepresenteerd aan mij en ook aan de familie [gedaagden] – [gedaagde sub 3] , kan ik alleen maar positief antwoorden. Sterker nog onze architect [naam 2] was op 25 mei 2021, in bijzijn van [gedaagde sub 3] en anderen, al bezig om zaken ter voorbereiding van onze plannen in beeld te brengen. Deze plannen heb ik recentelijk, na de uitspraak van de rechter, weer nieuw leven ingeblazen.’
[bedrijf 2] verhuurt het aan de gemeente Berkelland, voor de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne.
- [nummer 2](…)
- [nummer 3](…)’
Alleen bij het definitief doorgaan van de ontwikkelingen zal [eiser] een vergoeding krijgen’ en
‘Mochten de ontwikkelingen door derden worden uitgevoerd(…)’ (r.o. 2.2). [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake is van definitieve doorgang en uitvoering van de ontwikkelingen door [naam 1] . [naam 1] verklaart in de door [eiser] overgelegde e-mail van 18 maart 2024 immers dat ‘
tijdelijke verhuur een uitstekende oplossing [is] om de jarenlange tijd van oponthoud, procedures m.b.t. bestemmingsplanwijziging etc. te overbruggen voor de nieuwbouw ter plekke’ en bevestigt daarmee dat op dit moment nog geen sprake is van herontwikkelingen. Verder is ook namens [eiser] tijdens de mondelinge behandeling erkend dat op dit moment nog geen sprake is van herontwikkeling. Voor zover de vordering van [eiser] gebaseerd is op de schadevergoeding van € 25.000,-, wordt deze vordering daarmee dus ook op deze grond afgewezen.