ECLI:NL:RBGEL:2024:5530

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
10805797 \ CV EXPL 23-3401
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst paard wegens dwaling en bedrog

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de koop van een IJslands paard. [gedaagde] had het paard op 23 december 2022 geïmporteerd en op 13 februari 2023 te koop aangeboden via een Facebookadvertentie. [eiseres] heeft het paard op 17 februari 2023 gekocht voor € 12.500,-. Na de aankoop bleek het paard niet te voldoen aan de verwachtingen die waren gewekt in de advertentie, met name dat het paard verkeersmak zou zijn en geschikt voor angstige ruiters. [eiseres] heeft na enkele ritten geconstateerd dat het paard schrikkerig was en niet goed alleen op pad ging, wat leidde tot haar verzoek om de koopovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling en bedrog. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] onjuiste of onvolkomen inlichtingen had verstrekt, waardoor [eiseres] de koopovereenkomst niet zou hebben gesloten als zij de juiste informatie had ontvangen. De rechtbank heeft de koopovereenkomst vernietigd en [gedaagde] veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom en het ophalen van het paard. De proceskosten zijn ook voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10805797 \ CV EXPL 23-3401 \ 610 \ 40140
uitspraak van 14 juni 2024
vonnis
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. T. Nieuwlaat
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. A.E. Klomp en mr. R.C.H. Burgers
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 januari 2024 en de daarin genoemde processtukken;
- de mondelinge behandeling op 18 april 2024. De gemachtigde van [eiseres] heeft voorafgaand nadere stukken (bijlagen 1 t/m 6) ingediend en ter zitting hebben de gemachtigden van partijen spreekaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gehouden van hetgeen aan de orde is gekomen tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 23 december 2022 het IJslandse paard [naam paard] uit IJsland geïmporteerd. Op 13 februari 2023 heeft zij via een advertentie op facebook [naam paard] te koop aangeboden. De advertentie luidt:
“Ben je op zoek naar een familie paard dan is dit je kans! [naam paard] is van alle markten thuis. Deze lieve grote merrie past bij iedereen. Ze gaat graag mee op pad met de groep of alleen, verkeersmak, zelfs voor een angstige ruiter is dit de meest lieve en mooie merrie. (..)”
2.2.
[eiseres] heeft naar aanleiding van de advertentie contact met [gedaagde] opgenomen. [eiseres] heeft twee keer bij [gedaagde] op [naam paard] (hierna: het paard) gereden, de eerste rit in de baan en de tweede keer bij een korte buitenrit samen met [gedaagde] . Tijdens de proefritten constateerde [eiseres] geen afwijkend gedrag. [eiseres] heeft het paard daarna medisch laten keuren, waarbij ook geen bijzonderheden zijn geconstateerd.
2.3.
Tussen partijen is vervolgens een koopovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [eiseres] € 12.500,- aan [gedaagde] heeft betaald en [gedaagde] het paard op 17 februari 2023 aan [eiseres] heeft geleverd.
2.4.
Op 20 februari 2023 neemt [gedaagde] contact op met [eiseres] via Whatsapp om te vragen hoe het met het paard gaat. [eiseres] reageert daarop met:
“Goed, [naam paard] was super rust ook toen [naam 1] zich misdraagte”
2.5.
[eiseres] heeft tweemaal een buitenrit gemaakt (de tweede rit was op 4 maart 2023) waarbij het paard beide keren is geschrokken en zeer gespannen is geraakt.
2.6.
Op 4 april 2023 heeft [eiseres] hierover contact opgenomen met [gedaagde] via Whatsapp. Partijen hebben de volgende berichten aan elkaar gestuurd:
[eiseres] :
“Hoi [gedaagde] , ik baal echt, maar [naam paard] is hier niet het paard van de advertentie. Ze is buiten erg schrikkerig, ze wilde er al 2 keer vandoor gelukkig liep ik er naast. 1 keer door iemand die hout zat te zagen en de andere keer zag ze een paraplu, we waren met een andere paard die bleven rustig. Ze is ook in de omgaan soms ook schrikkerig. Die is voor mijn niet de ijslander van de advertentie. Ik zocht een paard zo als in de advertentie. Baal er erg van en zit er erg mee. Hoor graag van jouw hoe we die kunnen oplossen. Groetjes [eiseres] ”
[gedaagde] :
“Hai [eiseres] , dit is niet zoals het hoort en herken haar daar ook helemaal niet in eerlijk gezegd. Snap het eerlijk gezegd niet. Laat me even nadenken hoe we eea kunnen aanvliegen. Dit gedrag herken ik echt 100% niet ze was zo makkelijk met alles, was niet kijkerig, verkeer geen probleem enz. Snap eerlijk ook niet waarom ze nu zo doet. Komende week staat de eerste grote wedstijd op de kalender, dus kom er na het weekend op terug hoe we dit kunnen oppakken. Gr [gedaagde] ”
2.7.
[gedaagde] heeft op 12 april 2023 aan [eiseres] voorgesteld om het paard op haar terrein te trainen voor € 110,- per maand, waarbij [eiseres] dan lessen kon volgen, of dat [gedaagde] het paard zou proberen te verkopen tegen een zo goed mogelijke prijs.
2.8.
Bij brief van 13 april 2023 heeft [eiseres] daarop gereageerd en aangegeven dat ze bij voorkeur de koop ongedaan wil maken. Ook was [eiseres] bereid om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen het paard te trainen, maar dan in haar omgeving, omdat het probleem zich voordoet in de thuissituatie. In de brief staat, voor zover hier van belang:
(..)
Ik stel voor dat jij naar mij toe komt om het paard te trainen. Je ziet en ervaart dan meteen hoe zij is in deze omgeving. We kunnen er een termijn aan koppelen. Als het jou niet lukt daarbinnen, neem je haar tegen het bedrag waarvoor ik haar heb gekocht, terug.
Volgens de advertentie is [naam paard] verkeersmak. Hier schrikt ze al van het geluid van een kettingzaag of het zien van een paraplu. Niet gewoon schrikken, maar echt helemaal over de rooie. (..) Ik koos juist voor [naam paard] omdat er in de advertentie stond dat ze ook geschikt is voor angstige ruiters. Niet dat ik daar nu direct toe behoor, maar door deze toevoeging mocht ik er vanuit gaan dat het een no nonsens paard zou zijn. Dat zocht ik juist. Als er in een advertentie bijvoorbeeld staat “niet geschikt voor onzekere ruiters” denk ik altijd meteen dat er iets loos is met het paard en ga ik niet eens kijken. Een familiepaard is het echt niet. En trouwens alleen op pad wil ze ook niet.
(..)
2.9.
[gedaagde] heeft op 19 april en 11 mei 2023 haar voorstel gehandhaafd. In de brief van 11 mei 2023 heeft zij, onder meer, aangegeven:
“Wat betreft de advertentie, sta ik daar nog steeds volledig achter, zoals je weet wonen wij hier aan een 80 KM weg (..). Nog nooit heeft [naam paard] hier abnormaal op gereageerd. Dit heb je zelf ook zo ervaren met de test buiten rit. (..)
We hebben haar ook meerdere malen alleen mee op pad gehad, dit vindt ze lastig dat wist je ook maar doet het uiteindelijk gewoon prima. Aangezien jij zoveel ervaring hebt heb ik dat dan ook zeker niet als een probleem gezien, meerdere verschillende mensen zijn met haar buiten geweest, zowel alleen als met meerdere paarden.
Ook kan ik je melden dat [naam paard] door een zeer angstige ruiter hier gereden is die graag wat van haar angst af wil komen. Ik zou dan ook nooit [naam paard] gebruikt hebben als dat niet veilig was.
(..)
Ik wil je heel graag helpen de problemen op te lossen, het paard bij jou trainen is zeker geen optie omdat ik hier de faciliteiten voor handen heb, groot en veel verkeer, paarden die er om heen staan, een baan enz (..) daarnaast zullen we ook echt wel minimaal 5 x in de week met haar aan de slag moeten om e.e.a. weer op de rij te krijgen zodat er weer vertrouwen groeit van beide kanten.
Uiteraard ben ik zeker bereid als de trainingsfase er op zit om ze bij jou te rijden. (..)”
2.10.
Bij brief van 19 mei 2023 heeft [eiseres] de vernietiging van de koopovereenkomst ingeroepen op grond van dwaling dan wel bedrog en [gedaagde] verzocht het paard terug te nemen en het aankoopbedrag van € 12.500,- binnen 14 dagen terug te betalen.
2.11.
[gedaagde] heeft zich vervolgens tot haar gemachtigde gewend. Laatstgenoemde heeft bij brief van 12 juni 2023 het standpunt ingenomen dat aan [eiseres] geen beroep op dwaling of bedrog toekomt en de vorderingen tot het terugbetalen van de koopsom en het terug nemen van [naam paard] afgewezen.
In de brief staat, voor zover hier van belang:
(..)
In de advertentie is het paard omschreven als een ‘lieve merrie’ die ‘verkeersmak’ is en tevens geschikt is voor ‘een angstige ruiter’. Deze omschrijving is gebaseerd op de jarenlange ervaring die cliënt met paarden heeft. (..) Koper betwist ook niet dat het paard voorafgaand aan de koop normaal gedrag vertoonde zoals in de advertentie omschreven. (..) Tijdens beide ritten voldeed het paard aan de omschrijving in de advertentie en vertoonde geen afwijkend gedrag. Koper betwist ook niet dat het paard voorafgaand aan de koop normaal gedrag vertoonde zoals in de advertentie omschreven.
(..)
Ten aanzien van de aangevoerde vernietigingsgronden, stelt cliënt het volgende.
(..)
C. Geen beroep op bedrog
(..)
Dit vermeende bedrog zou bestaan uit het feit dat cliënt ten tijde van de verkoop opzettelijk een foutieve mededeling aan koper zou hebben gedaan. (..) Koper lijkt de veronderstelde opzettelijke foutieve mededeling grotendeels te baseren op een zinnetje uit de Facebookadvertentie waarin het paard te koop werd aangeboden. Daarin staat het paard graag (alleen) mee op pad op gaat. (..)
Het heeft er dan ook alle schijn van dat het afwijkende gedrag van het paard is ontstaan na de verkoop. De oorzaak van dit afwijkende gedrag kan velerlei oorzaken hebben, zoals het moeten wennen aan een nieuwe omgeving of de omgang van de ruiter met het paard.
(..)
D. Geen beroep op dwaling
(..)
Een paard is, in tegenstelling tot een computer of auto, een levend wezen wiens gedrag niet mechanisch kan worden bepaald. Koper erkent in de brief van 20 mei jongstleden dat het paard tijdens de testritten geen ongebruikelijk gedrag vertoonde. Alles wijst er dan ook op dat dit gedrag is ontstaan na de koop door toedoen van de ruiter dan wel de nieuwe omstandigheden waarin het paard zich begeeft. Dit is bij dieren altijd een risico dat zich kan voordoen en koper moet zich hier als ruiter van bewust zijn. Dat het paard na de aankoop daadwerkelijk ongebruikelijk gedrag is gaan vertonen, was bij de koop een uitsluitend toekomstige omstandigheid die naar verkeersopvatting volledig voor risico van koper komt (..)
2.12.
De gemachtigde van [eiseres] heeft daarop gereageerd bij brief van 24 juli 2023 en [gedaagde] gesommeerd binnen 14 dagen de koopprijs terug te betalen en het paard op te halen. In de brief staat voor zover hier van belang:
(..)
Bedrog.
(..)
Uw cliënt geeft aan dat zij geen opzettelijk onjuiste informatie verstrekt heeft aan [eiseres] [
, ktr], voorafgaand aan de koop. Deze stelling acht [eiseres] onbegrijpelijk. Immers er mag vanuit worden gegaan dat uw cliënt nagedacht heeft hoe zij het paard zou aanprijzen. Zoals eerder aangegeven in de brief van 20 mei, heeft uw cliënt immers toegegeven dat het paard niet graag alleen op stap ging. Nu dit ook blijkt uit het gedrag van het paard, is het aan uw cliënt te bewijzen dat dit anders was. [eiseres] zou het paard zeker niet hebben gekocht als deze mededeling vooraf gedaan zou zijn. (..)
Dwaling.
(..)
Een verkeersmak paard, zelfs aan geprijsd als familiepaard, hoort ook in een vreemde omgeving daar niet van te schrikken. Wellicht heeft uw cliënt het paard niet aan dergelijke situaties blootgesteld op het terrein.
(..)
Uiteraard is een paard een levend wezen dat er van kan schrikken. Een schrikreactie mag echter geen gevaarlijke situatie op leveren. (..) [eiseres] vond het uiteindelijk te gevaarlijk verder te rijden op het paard. (..) Juist door haar ervaring met paarden kan [eiseres] schrikgedrag onderscheiden. Het is derhalve alles behalve een familiepaard.
Uw cliënt wist dat het paard niet gemakkelijk alleen van het erf af ging, naast dat deze mededeling niet in de advertentietekst stond, heeft zij dit ook niet met [eiseres] voor de koop gecommuniceerd.
(..)
2.13.
De gemachtigden van partijen hebben nadien nog een poging gedaan om tot een minnelijke schikking te komen, echter zonder resultaat.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. de koopovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] betreffende het paard [naam paard] te vernietigen;
En [gedaagde] te veroordelen:
II. het paard [naam paard] binnen twee weken na datum uitspraak terug te nemen en de koopprijs van € 12.500,- aan [eiseres] terug te betalen;
III. in de proceskosten, waaronder de nakosten van € 132,00.
3.2.
[eiseres] baseert haar vordering op het volgende. [eiseres] zocht een paard dat niet alleen goede gangen heeft maar ook gemakkelijk in de omgang is en makkelijk alleen op pad kan. Volgens de advertentie van [gedaagde] zou het paard hieraan voldoen. Na aankoop en levering bleek dat het paard lastig alleen van het erf afging en gedurende de rit gespannen was. Daarbij was het paard moeilijk te houden nadat ze was geschrokken van een paraplu en een motorzaag. Dit duidt er ook op dat het paard, anders dan [gedaagde] in de advertentie heeft vermeld, niet verkeersmak is. Aangezien het paard niet voldoet aan de omschrijving in de advertentie, roept [eiseres] vernietiging van de koopovereenkomst in op grond van (primair) bedrog dan wel (subsidiair) dwaling. Als gevolg daarvan is [gedaagde] gehouden het aankoopbedrag van € 12.500,- aan haar terug te betalen en het paard terug te nemen. Ondanks meerdere verzoeken daartoe heeft [gedaagde] dit geweigerd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag luidt of de koopovereenkomst tussen partijen vernietigd dient te worden op grond van bedrog dan wel dwaling.
Bedrog
4.2.
Voor een geslaagd beroep op bedrog (artikel 3:44 BW) moet vast komen te staan dat [gedaagde] [eiseres] tot het sluiten van de koopovereenkomst heeft bewogen door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat zij verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep (artikel 3:44 lid 3 BW). [eiseres] baseert het gestelde bedrog op de stelling dat [gedaagde] de advertentie opzettelijk zo heeft opgesteld dat het paard voor een zo groot mogelijk kooppubliek aantrekkelijk zou zijn door op te nemen dat het paard graag mee op pad gaat, alleen of in de groep, terwijl [gedaagde] wist dat het paard niet graag alleen op pad ging. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat zij enig oogmerk of plan had om [eiseres] doelbewust te misleiden en haar daarmee te bewegen tot het sluiten van de koopovereenkomst. Aangezien [eiseres] haar stellingen op dit onderdeel niet nader heeft onderbouwd, kom niet vast te staan dat sprake is van een kunstgreep, of dat [gedaagde] daarmee de bedoeling heeft gehad [eiseres] tot het kopen van het paard te bewegen. Dit leidt ertoe dat het beroep op bedrog strandt.
Dwaling
4.3.
Dan dient beoordeeld te worden of [eiseres] heeft gedwaald ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst (artikel 6:228 lid 1 sub b BW).
[eiseres] legt aan haar beroep op dwaling ten grondslag dat sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken, omdat zij de koopovereenkomst is aangegaan in de veronderstelling dat het paard graag alleen of met vreemde paarden op pad ging terwijl na het sluiten van de koopovereenkomst is gebleken dat het paard dit erg lastig vond. Eveneens is gebleken dat het paard op die momenten niet makkelijk in de omgang was, anders dan op basis van de advertentie verwacht mocht worden. [gedaagde] was daarmee wel bekend en door het achterhouden van die informatie is [eiseres] een verkeerde voorstelling van zaken gegeven door [gedaagde] . [eiseres] stelt voorts dat zij het paard niet zou hebben gekocht als dit bekend was geweest, omdat zij juist een no nonsens paard zocht.
[gedaagde] heeft de stellingen van [eiseres] gemotiveerd weersproken en – kort samengevat – geconcludeerd dat aan geen van de vereisten voor dwaling is voldaan.
4.4.
Het antwoord op de vraag of [gedaagde] [eiseres] had behoren in te lichten in verband met hetgeen zij ten aanzien van de dwaling van [eiseres] wist of behoorde te weten, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het aannemen van een zodanige spreekplicht vereist in beginsel (onder meer) dat [gedaagde] de juiste stand van zaken kende. Oftewel, [gedaagde] moest op de hoogte zijn van de omstandigheid dat het paard niet graag alleen of met vreemde paarden op pad ging.
4.5.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] het paard in december 2022 heeft geïmporteerd vanuit IJsland. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [naam 2] (gepensioneerd inspecteur van de politie en tevens kennis van [eiseres] ) aangegeven dat geïmporteerde paarden enige tijd nodig hebben om te ‘aarden’ in hun nieuwe omgeving en dat het werkelijke karakter van een paard pas volledig tot uiting komt wanneer het paard volledig is geaard. Afhankelijk van het paard kan dit enkele weken of maanden duren. [gedaagde] heeft de juistheid hiervan desgevraagd bevestigd.
Op het moment dat [gedaagde] haar advertentie op Facebook plaatste was het paard ongeveer twee maanden in Nederland. Het is gelet op het voorgaande mogelijk dat het paard toen nog niet volledig was geaard en voorstelbaar is ook dat een volgende verhuizing impact zou kunnen hebben op het gedrag en karakter van het paard. Dit is reeds een reden om enige terughoudendheid toe te passen in de bewoordingen van een verkoopadvertentie. Daarnaast moet uit de brief van 11 mei 2023 van [gedaagde] (productie 5 bij dagvaarding) opgemaakt worden dat [gedaagde] (voor het sluiten van de koopovereenkomst) er wel mee bekend was dat het paard het niet fijn vond om alleen op pad te gaan of in ieder geval daartoe aangespoord moest worden. Ook hiervan had [gedaagde] melding moeten maken in haar advertentie in plaats van het paard louter positief aan te prijzen zoals [gedaagde] heeft gedaan. Voorts had [gedaagde] dit aan [eiseres] moeten meedelen en niet is gebleken dat [gedaagde] dit heeft gedaan. Dat [gedaagde] hier geen noodzaak toe zag omdat van [eiseres] een ervaren ruiter is en een bange ruiter zonder enige problemen op het paard heeft kunnen rijden, welke stelling overigens niet nader is onderbouwd, ontslaat haar niet van haar mededelingsplicht op dit punt. [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de koopovereenkomst niet had gesloten als zij had geweten dat het paard het lastig vindt alleen op pad te gaan. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de koopovereenkomst is gesloten onder invloed van dwaling, die te wijten is aan onjuiste of onvolkomen inlichtingen van de kant van [gedaagde] en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Het beroep van [eiseres] op dwaling slaagt als gevolg waarvan vernietiging van de koopovereenkomst zal worden uitgesproken.
4.6.
De vernietiging van de koopovereenkomst heeft terugwerkende kracht, zodat hetgeen op basis daarvan is gepresteerd onverschuldigd is (artikel 6:203 BW).
[gedaagde] dient daarom het paard bij [eiseres] op te halen en de betaalde koopprijs aan haar terug te betalen. De gemachtigden van [gedaagde] hebben tijdens de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat het paard in de tussentijd minder waard is geworden, omdat deze niet meer door [eiseres] is bereden. Nog daargelaten dat aan deze stelling geen rechtsgevolg is verbonden, overweegt de kantonrechter dat niet is gebleken dat het paard niet in de staat waarin het is ontvangen kan worden teruggegeven, laat staan dat er sprake is van waardevermindering. Daar komt bij dat [eiseres] kort na de aankoop al heeft geopperd dat [gedaagde] het paard kon terugnemen maar [gedaagde] dat om haar moverende redenen heeft geweigerd terwijl zij wist dat [eiseres] niet meer op het paard ging rijden. Zo hieruit nadelige gevolgen zijn voortgevloeid kan niet worden gezegd dat dit is toe te rekenen aan [eiseres] , zodat deze nadelige gevolgen voor rekening en risico van [gedaagde] moeten blijven. [gedaagde] moet de volledige koopsom van
€ 12.500,00 terugbetalen aan [eiseres] .
4.7.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen, waaronder de nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt de koopovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] betreffende het paard [naam paard] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na datum uitspraak aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 12.500,-, zijnde de restitutie van de koopsom, en beveelt [gedaagde] het paard bij [eiseres] op te halen en weer in haar bezit te nemen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiseres] vastgesteld op €130,48 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht, € 812,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 132,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024.