ECLI:NL:RBGEL:2024:5634

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
C/05/438565 / JE RK 24-732
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met instemming van ouders

Op 19 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland een mondelinge uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] te verlengen voor zes maanden en die van [de minderjarige 2] voor een jaar. De ouders hebben ingestemd met deze verlenging, wat tijdens de mondelinge behandeling is bevestigd. De moeder heeft aangegeven dat zij de verlenging noodzakelijk acht, terwijl de vader, die telefonisch is gehoord, ook zijn steun heeft uitgesproken voor het verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] eerder was verlengd tot 20 augustus 2024 en dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging onderbouwd met de ontwikkeling van de kinderen en de behoefte aan ondersteuning vanuit de GI. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] verlengd tot 20 februari 2025 en die van [de minderjarige 2] tot 20 augustus 2025, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/438565 / JE RK 24-732
Datum mondelinge uitspraak: 19 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling (met instemming)
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland,
hierna te noemen de GI,
wonende in Nijmegen,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de verzoekschriften met bijlagen, ontvangen op 9 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
19 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • de moeder (vergezeld door haar zus aan wie bijzondere toegang is verleend);
  • de vader (telefonisch en apart gehoord van de moeder).

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Dit blijkt uit de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 22 september 2021 (zaaknummer C/16/507605 / FO RK 20-893). Laatstgenoemde beschikking was niet verwerkt in het gezagsregister. De rechtbank Gelderland heeft dit daarom ambtshalve alsnog gedaan.
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 augustus 2023 de ondertoezichtstelling van (onder andere) [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengd tot 20 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] te verlengen voor de duur van zes maanden en voor [de minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Uit het verzoekschrift blijkt dat de ouders kunnen instemmen met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Daarom is de zaak gepland op een MI-zitting.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder toegelicht dat zij de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk vindt. Zij ervaart er veel positieve effecten van.
4.3.
Omdat de vader vanwege onduidelijkheid over zijn gezagspositie geen uitnodiging heeft gehad voor de mondelinge behandeling is hij telefonisch gehoord. De vader heeft aangegeven dat hij achter het verzoek staat. Hij vindt het jammer dat er geen contact is met [de minderjarige 1] , maar stelt zich daarin terughoudend op. Het contact met [de minderjarige 2] loopt goed en de vader hoopt dat dit zo blijft. De vader vindt het allerbelangrijkste dat het goed gaat met zijn kinderen. Hij stemt daarom in met de verlenging van de ondertoezichtstelling.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een ambtshalve beoordeling van de rechtsmacht. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht en kan met toepassing van het Nederlandse recht een beslissing nemen over de ondertoezichtstelling, omdat de kinderen in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben. Dit volgt uit artikel 7 Brussel II-ter [1] en artikel 15 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. [2]
5.2.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] verlengen voor de duur van zes maanden en die van [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW)). Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW.
5.2.1.
Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor [de minderjarige 1] wordt door de GI vooral noodzakelijk gevonden in verband met de nog geldende omgangsregeling tussen hem en zijn vader. De GI wil schorsing van die omgang gaan aanvragen, omdat dit rust en ruimte geeft aan [de minderjarige 1] om zelf de regie voor die omgang te nemen. De vader respecteert dit. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor zes maanden is daarvoor noodzakelijk.
5.2.2.
Ten aanzien van [de minderjarige 2] is gebleken dat zij een ontwikkelingsachterstand heeft. De moeder heeft moeite met het inzetten van de juiste hulpverlening. Ook is [de minderjarige 2] op dit moment de enige van de vier kinderen die omgang met de vader heeft. Voor [de minderjarige 2] is het extra belangrijk dat haar ouders haar op dezelfde manier bejegenen, zodat zij zich veilig voelt. Dit is nodig voor een goede ontwikkeling. De ouders zullen daarin ondersteund worden vanuit de GI. Tot nu toe hebben de ouders geen effectieve of constructieve manier van communicatie, terwijl dit voor [de minderjarige 2] wel noodzakelijk is.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling [de minderjarige 1] tot 20 februari 2025;
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] tot 20 augustus 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024 door mr. A.E.M. Overkamp, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. G. Vlemmings als griffier, en op schrift gesteld op 20 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2019/1111 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking), te noemen Brussel II-ter.
2.Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, 's-Gravenhage, 19 oktober 1996, te noemen het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.