In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 juli 2024 een eindvonnis uitgesproken in een erfrechtelijke procedure. De zaak betreft de berekening van de legitieme portie van de eiseres in de nalatenschap van de erflaatster, die op 21 mei 2017 is overleden. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat H.R.M. Vangeel, heeft vorderingen ingediend tegen de gedaagden, waaronder gedaagde 2, die optreedt als executeur van de nalatenschap. De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen gewezen, waarin voorlopige oordelen zijn gegeven over de vorderingen van partijen. In het eindvonnis is vastgesteld dat de legitieme portie van de eiseres € 184.443,37 bedraagt. Dit bedrag is berekend op basis van de activa en passiva van de nalatenschap, waarbij onder andere schulden aan zorggroepen en de belastingdienst zijn meegenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde 2 q.q. executeur verplicht is om binnen veertien dagen na het vonnis een bedrag van € 162.921,37 aan de eiseres te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gemaakt en ondertekend door de rechter.