ECLI:NL:RBGEL:2024:5781

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
438451
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen met aandacht voor emotionele welzijn en zorgregeling

Op 16 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de vader en de moeder, belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen, die momenteel bij de moeder wonen. De ondertoezichtstelling is eerder ingesteld vanwege zorgen over de emotionele en psychologische toestand van de kinderen, die te maken hebben met angst- en stressklachten, vooral in relatie tot hun vader. De kinderrechter heeft de verzoeken van de vader om de ondertoezichtstelling te verlengen en om een andere gezinsvoogd te benoemen, afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat de huidige situatie van de kinderen, die al lange tijd onder toezicht staan, niet verder belast kan worden met gesprekken over hulpverlening en contact met de vader. De kinderrechter heeft besloten dat er gedurende een half jaar geen gesprekken met de kinderen over hulpverlening en de vader zullen plaatsvinden, om hen de nodige rust te geven. Na deze periode zal opnieuw worden beoordeeld of diagnostisch onderzoek naar de angsten van de kinderen kan plaatsvinden. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 augustus 2025, met de nadruk op het emotionele welzijn van de kinderen, dat op dit moment zwaarder weegt dan het belang van de vader om contact met hen te hebben. De kinderrechter heeft ook de verzoeken van de vader om wijziging van de zorgregeling en vervanging van de gezinsvoogd afgewezen, omdat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/438451 / ZJ RK 24-492 en C/05/439104 / ZJ RK 24-539
Datum uitspraak: 16 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van
[naam vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. S.W.F. Rouwette te Apeldoorn
en in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Arnhem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. S. Striekwold te Doetinchem,
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland,gevestigd te Doetinchem, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vader, ontvangen op 8 juli 2024;
  • het bericht van de vader met bijlagen van 8 juli 2024;
  • de brief van de Raad van 24 juli 2024;
  • het verzoekschrift van de Raad, ontvangen op 25 juli 2024;
  • de brief van de GI van 25 juli 2024,
  • de brief van de vader van 13 augustus 2024 met productie 5 t/m 15.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft op 16 augustus 2024 met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter kort samengevat wat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben verteld.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
Bij beschikking van 19 augustus 2021 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd. Voor het laatst bij beschikking van 15 april 2024 tot 19 augustus 2024.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 april 2022 de zorgregeling als volgt gewijzigd:
- dat het contact tussen de vader en de kinderen onder regie van de GI wordt hervat op het moment dat dit naar de inschatting van de GI in het belang is van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ;
- dat de wijze waarop het contact plaatsvindt en de duur, frequentie en verdere opbouw daarvan door de GI worden bepaald.
Het verzoek om de zorgregeling op te schorten is bij beschikking van 18 september 2023 afgewezen.
2.5.
De GI heeft het voorgenomen besluit om de ondertoezichtstelling niet te verlengen laten toetsen door de Raad. De Raad stemt niet in met het beëindigen van de ondertoezichtstelling. De GI heeft geen verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ingediend.

3.De verzoeken

3.1.
De vader verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad:
- de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen,
- een andere gezinsvoogd te benoemen die regie voert met als doel het tot stand brengen van een zorgregeling tussen de kinderen en de vader,
- te bepalen dat de moeder moet meewerken aan een zorgregeling met een opbouwregeling toewerkend naar een weekend per 14 dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader, aanvangend met een (begeleid) contact van een uur per week op zaterdagmiddag van 14.00 uur tot 15.00 uur vanaf 1 september 2024 met vervolgens een uitbreiding van een uur per maand totdat de weekendregeling is bereikt en op straffe van een dwangsom van €250 ten laste van de moeder voor elke dag dat deze te bepalen zorgregeling niet plaatsvindt,
- dan wel een beslissing te nemen als de rechtbank juist acht.
3.2.
De Raad verzoekt de kinderen onder toezicht van de GI te stellen voor de duur van één jaar.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft geen vertrouwen in de koers van de huidige gezinsvoogd. De GI wil het tempo van de kinderen blijven volgen en de kinderen rust bieden, terwijl juist moet worden gewerkt aan contactherstel om het proces van ouderonthechting te doorbreken. Er is volgens de vader al 2,5 jaar rust en de weerstand bij [de minderjarige 1] neemt alleen maar toe. Hij verwijst naar het rapport van mevrouw [naam 1] . De GI lijkt volgens de vader in ‘het kamp’ van de moeder te zitten en is daardoor niet in staat om op een neutrale wijze uitvoering te geven aan de opdracht van de deskundige tot exposure therapie/ exposure in vivo. De vader acht het noodzakelijk dat de kinderen desnoods vanuit een neutrale plek worden blootgesteld aan deze therapie/ contact met de vader. De familieleden van vaders- en moederszijde zijn bereid om de omgang te begeleiden, eventueel in aanwezigheid van twee nichtjes moederszijde om wat spanning weg te nemen. Ook staat de vader open om de contacten bij en onder begeleiding van een professionele organisatie te laten plaatsvinden.
4.2.
De moeder geeft aan dat zij altijd heeft meegewerkt aan iedere vorm van hulpverlening die is geadviseerd, maar inmiddels is voor haar de grens bereikt. [de minderjarige 1] heeft steeds terugkerende nachtmerries waarbij hij schreeuwend en in paniek wakker wordt, om zich heen slaat, haar niet herkent en bang is te worden meegenomen. [de minderjarige 2] raakt hier ook van in paniek en het kost de moeder soms uren om [de minderjarige 1] weer rustig te krijgen. Iedere rechtszaak en ieder afspraak met hulpverlening zorgt ervoor dat [de minderjarige 1] zich zorgen maakt over de mogelijke uitkomst (contact met zijn vader) en deze spanningen komen er in de nacht uit. Het lukt niet meer om de kinderen te motiveren voor hulpverlening. Er is veel hulp ingezet, maar dat heeft geen effect gehad. Het contact tussen de ouders over de kinderen verloopt goed. Het maakt de moeder eigenlijk niet uit of er wel of geen ondertoezichtstelling is, als maar duidelijk wordt waar zij en de kinderen aan toe zijn.
4.3.
De Raad acht een (verlenging van de) ondertoezichtstelling noodzakelijk, omdat geen van de gestelde doelen is behaald. Volgens de Raad zal er juist meer onrust ontstaan als het gedwongen kader wegvalt, omdat de ouders niet op één lijn zitten over wat er moet gebeuren en in welk tempo. Er zijn nog steeds zorgen over de kinderen en die zorgen nemen alleen maar toe. Er is onderzoek en diagnostiek nodig naar emotionele gesteldheid van de kinderen om inzicht te krijgen in hun angsten en trauma’s, zoals geadviseerd door All in the family (AITF). De Raad kan zich voorstellen dat er een andere GI komt vanwege de patstelling tussen de huidige GI en de vader. Aan de andere kant is de huidige gezinsvoogd een vertrouwd gezicht voor de kinderen.
4.4.
De GI wenst geen verlenging van de ondertoezichtstelling. De GI wil het patroon doorbreken waarbij de kinderen steeds opnieuw in gesprek moeten met hulpverleners en steeds het gevoel hebben niet geloofd te worden. De angst van de kinderen dat zij contact met hun vader moeten hebben, neemt hierdoor toe. De GI wil de kinderen rust geven en stress wegnemen. De kinderen hebben de afgelopen jaren met heel veel hulpverleners gesproken (zedenpolitie, PMT, [naam 2] , mevrouw [naam 1] , [naam 3] van AITF en de GI). Zij zijn hulpverleningsmoe en hebben nu behoefte aan rust en duidelijkheid. Het forceren van contactherstel tussen de kinderen en de vader geeft een hoog risico op een volgend trauma. [naam 3] van AITF heeft op 4 juli 2024 aan de noodrem getrokken en het traject gestopt. De kinderen ervaren zulke spanningen dat gevreesd wordt dat het doorzetten van exposure therapie leidt tot schade aan hun ontwikkeling.
Als in de toekomst ruimte ontstaat om de therapie te hervatten, dan hoeft dat wat de GI betreft niet binnen een gedwongen kader. De ouders werken namelijk mee aan hulpverlening en de GI heeft geen zorgen over hoe het onderlinge contact tussen hen verloopt. Indien de ondertoezichtstelling wel wordt verlengd, dan wil de GI geen vervanging, omdat een overdracht extra belasting voor de kinderen zal betekenen.

5.De beoordeling

Achtergrond
5.1.
Er is sprake van een zeer complexe situatie sinds de ouders hun relatie hebben verbroken. In maart 2021 verklaren de kinderen over seksueel grensoverschrijdend gedrag vanuit hun vader. Vanaf dat moment is er geen fysieke omgang meer. Met [de minderjarige 1] was er tot juni 2021 contact via beeldbellen en met [de minderjarige 2] tot december 2021. Eind 2021 is de strafzaak geseponeerd. Het contact tussen de vader en de kinderen is sindsdien niet hersteld. Het lukt niet om de kinderen hiervoor te motiveren. Er is sprake van aanhoudende weerstand.
5.2.
Mevrouw [naam 1] is bij beschikking van 7 februari 2023 benoemd tot deskundige. Zij concludeert dat beide kinderen, vooral [de minderjarige 1] , in ernstige mate gedragingen laten zien die kenmerkend zijn bij het proces van ouderonthechting. Angst speelt een grote rol. Een effectieve behandeling is exposure in vivo. Dat houdt in dat de persoon wordt blootgesteld aan de stimulus waar hij bang voor is. Omdat de kinderen in hoge mate angst rapporteren en dit ook generaliseren, is exposure voor hen een passende interventie.
5.3.
Dit advies is opgevolgd. Mevrouw [naam 3] , GZ-psycholoog, verbonden aan All in the family is gestart met een behandeltraject dat heeft gelopen van november 2023 tot juni 2024. Zij heeft de opdracht teruggegeven, omdat het traject de kinderen op dit moment geen recht doet. Zij worden overspoeld door angst en stress. Mevrouw [naam 3] acht het noodzakelijk dat er eerst goed zicht komt op de emotionele gesteldheid van de kinderen, hun angsten en hun trauma’s voor verder kan worden gegaan met de exposure therapie. Er is behoefte aan goed differentiaal diagnostisch onderzoek waaruit handvaten worden aangereikt voor een beleid dat recht doet aan de kinderen met het uiteindelijke doel om de ouder-kindblokkades op te heffen.
De verlenging van de ondertoezichtstelling
5.4.
De vader en de Raad zijn bevoegd om verlenging van de ondertoezichtstelling te verzoeken, omdat de GI niet tot dit verzoek overgaat. [1] Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW) waarbij:
er een half jaar lang geen gesprekken met de kinderen worden gevoerd over/met hulpverlening en over/met de vader,
er in de tussentijd wordt gezocht naar ondersteuning van de moeder, zodat zij overeind blijft als verzorger van de kinderen,
er na dat eerste half jaar opnieuw wordt beoordeeld of er diagnostiek ingezet kan worden voor de nachtmerries en angsten van met name [de minderjarige 1] , zodat hij op een goede manier richting de puberteit kan.
De kinderrechter zal de overige verzoeken afwijzen.
5.5.
De kinderrechter maakt zich zeer grote zorgen over het emotionele welzijn van de kinderen. Deze zorgen worden door alle volwassenen gedeeld. Zij zijn het alleen niet eens over de oorzaak van de angst en de beste manier om deze weg te nemen en het patroon te doorbreken. Kort gezegd vragen de kinderen, de moeder en de GI om een periode van rust en meent de vader dat rust op de langere termijn de angst en weerstand van de kinderen richting hem enkel vergroot.
5.6.
De kinderrechter is van oordeel dat het emotionele welzijn van de kinderen op dit moment zwaarder weegt dan het belang van de vader om zijn kinderen weer te zien. [de minderjarige 1] loopt volledig vast in zijn hoofd en de moeder is overbelast en staat op het punt van instorten door de zorgen over haar kinderen in combinatie met gebroken nachten. [de minderjarige 2] lijkt zichzelf weg te cijferen om [de minderjarige 1] en haar moeder te ontzien. Zoals zij zelf zegt: ‘als ik ook nog ga beginnen, wordt het niet makkelijker’. [de minderjarige 1] heeft heftige nachtmerries waarbij hij niet echt wakker te krijgen is, angstig is, probeert weg te lopen en zich moeilijk gerust laat stellen of kalmeren. De moeder heeft contact opgenomen met de huisartsenpost en is uiteindelijk naar de SEH geweest, omdat [de minderjarige 1] niet uit zijn paniek raakt. Ook op [de minderjarige 2] heeft dit een behoorlijke impact. Los van haar eigen gevoel, maakt zij zich erg veel zorgen om [de minderjarige 1] en haar moeder.
5.7.
De kinderrechter is van oordeel dat de kinderen zoveel stress en angst ervaren rondom het onderwerp ‘vader’ dat niet van hen gevergd kan worden om door te gaan met de door mevrouw [naam 1] geadviseerde exposure therapie/ exposure in vivo. Daarbij weegt de kinderrechter mee dat de nachtmerries zijn doorgegaan tijdens de zomervakantie en ook op vakantie, wat een punt van rust en ontspanning had moeten zijn. De kinderrechter sluit aan bij de bevindingen van mevrouw [naam 3] die de opdracht heeft teruggegeven, omdat ze het niet verantwoord vindt om door te gaan.
De kinderrechter acht het op dit moment ook te belastend voor de kinderen om diagnostiek uit te voeren, ook als die behandeling alleen gericht is onderzoek naar de herkomst van de angstklachten en de behandeling hiervan en niet op het onderwerp ‘vader’. De kinderen geven aan moe te zijn van alle hulpverlening, steeds opnieuw hun verhaal te moeten doen en niet geloofd te worden. De kinderrechter gaat voorbij aan het standpunt van de vader dat er al 2,5 jaar rust is en deze rust de klachten enkel verergert. De kinderen hebben namelijk heel veel hulpverleners gesproken en zijn op die manier steeds geconfronteerd met de mogelijkheid tot contactherstel. Deze druk kunnen zij niet meer aan. Ook de verschillende zittingen hebben de druk verder opgevoerd. De kinderrechter bepaalt daarom dat het komende half jaar géén gesprekken worden gevoerd met de kinderen over/met hulpverlening en over/met de vader. Hierdoor wordt even niet gewerkt aan het wegnemen van de ouder-kindblokkade. Dat gaat op dit moment namelijk de draagkracht van de kinderen te boven. Na dat half jaar kan voorzichtig bekeken worden of een start kan worden gemaakt met diagnostiek, zoals geadviseerd door mevrouw [naam 3] .
Zorgregeling en dwangsom
5.8.
De kinderrechter kan op verzoek van een ouder de zorgregeling wijzigen, indien de omstandigheden zijn veranderd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens uit is gegaan. [2] De vader is dus ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de zorgregeling.
5.9.
De kinderrechter wijst het verzoek van de vader af. Op dit moment is het niet in het belang van de kinderen om actief toe te werken naar een zorgregeling met de vader. De kinderrechter verwijst naar de hierboven genoemde overwegingen.
Vervanging gezinsvoogd
5.10.
De vader vraagt vervanger van de gezinsvoogd om de regie over de zorgregeling uit te voeren. Dit verzoek wijst de kinderrechter af.
5.11.
Nu de kinderrechter het verzoek over de zorgregeling afwijst, heeft de vader ook geen belang bij het verzoek om de regie over deze regeling bij iemand anders te leggen.
Voor de volledigheid merkt de kinderrechter op dat bovendien enkel verzocht kan worden om vervanging van de GI als organisatie en niet om vervanging van een individuele jeugdbeschermer.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] tot 19 augustus 2024, waarbij:
- er een half jaar lang geen gesprekken met de kinderen worden gevoerd over/met hulpverlening en over/met de vader,
- er in de tussentijd wordt gezocht naar ondersteuning van de moeder, zodat zij overeind blijft als verzorger van de kinderen,
- er na dat eerste half jaar opnieuw wordt beoordeeld of er diagnostiek ingezet kan worden voor de nachtmerries en angsten van met name [de minderjarige 1] , zodat hij op een goede manier richting de puberteit kan;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2024 door mr. dr. E.L. de Jongh, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier, en op schrift gesteld op 27 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, lid 2 BW.
2.Artikel 1:265g lid 2 BW.