ECLI:NL:RBGEL:2024:585

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
10649822
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. Weerkamp - Beens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon en vakantiedagen na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert eiser, [eiser], een bedrag van € 1.477,56 wegens een onterecht uitgevoerde looncorrectie, € 3.961,00 aan niet uitbetaalde vakantiedagen, een aanzegvergoeding van € 5.190,00, en een redelijke transitievergoeding van gedaagde, [gedaagde]. De procedure is gestart na een arbeidsovereenkomst die op 18 oktober 2021 is ingegaan en door [eiser] op 24 mei 2022 is opgezegd. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 januari 2024, waarna het vonnis op 7 februari 2024 is uitgesproken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] geen recht heeft op een aanzegvergoeding en transitievergoeding, omdat hij zelf zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. De vordering tot gefixeerde schadevergoeding is eveneens afgewezen. Echter, de kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] recht heeft op uitbetaling van 17,66 niet-genoten vakantiedagen ter waarde van € 2.641,00, inclusief wettelijke verhoging en rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10649822 \ CV EXPL 23-5519
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
te Hengelo,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Juristu Incassodiensten B.V.
tegen
[gedaagde],
te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 september 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad op 9 januari 2024.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] treedt op 18 oktober 2021 voor de duur van twaalf maanden in dienst bij [gedaagde] in de functie van planningsmanager/werkvoorbereider voor 40 uur per week. In de tussen partijen op 10 september 2021 ondertekende arbeidsovereenkomst is het volgende opgenomen:
Artikel 6 Salaris, vakantietoeslag en andere toeslagen
6.1
Het salaris van werknemer bedraagt € 3.915 bruto per maand (…) inclusief vakantietoeslag, kerstgratificatie en duurzaam inzetbaarheidsbudget.”
2.2.
Op 31 januari 2022 stuurt [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ), werkzaam als controller bij [gedaagde] , een e-mailbericht naar [eiser] met daarin het volgende:
“Geel gemarkeerd = oud  totaal € 3.460,00 bruto
Blauw gemarkeerd = nieuw  totaal € 3.567,69 bruto”
2.3.
In reactie hierop stuurt [eiser] een e-mailbericht naar [betrokkene 1] met daarin het volgende:
“Ja akkoord, eerst het individuele budget eraf en daarvan 3%.”
2.4.
[eiser] en [gedaagde] sluiten een nieuwe arbeidsovereenkomst, ingaande per 1 januari 2022. Hierin is het volgende opgenomen:
Artikel 6 Salaris, vakantietoeslag en andere toeslagen
6.1
Het salaris van Werknemer bedraagt EUR3.460,00bruto per maand (…) inclusief vakantietoeslag, kerstgratificatie en duurzaamheidsbudget (…)
Artikel 8 Bedrijfsauto
(…)
8.2
Indien aan Werknemer geen auto ter beschikking is gesteld, ontvangt werknemer een vergoeding voor woon-werkverkeer ter hoogte van € 0,19 per kilometer.”
2.5.
[eiser] zegt per e-mailbericht van 24 mei 2022 zijn arbeidsovereenkomst op tegen 29 augustus 2022.
2.6.
Op 27 juni 2022 stuurt [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), werkzaam als Managing Director bij [gedaagde] , een e-mailbericht naar [eiser] met daarin het volgende:
2.7.
Op 2 augustus 2022 stuurt [betrokkene 2] een e-mailbericht naar [eiser] met daarin het volgende:
*
Afbeelding *

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om aan hem het te betalen een bedrag van € 1.477,56 wegens een onterecht uitgevoerde looncorrectie, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.961,00 aan niet uitbetaalde vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim;
III. voor recht te verklaren dat de einddatum van het contract 31 oktober 2022 moet zijn, omdat [gedaagde] niet de wettelijke aanzegtermijn heeft aangehouden;
IV. [gedaagde] te veroordelen tot een aanzegvergoeding van € 5.190,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim;
V. een redelijke transitievergoeding vast te stellen;
VI. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten van € 1.000,00, alsmede de nakosten, dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt een bedrag van € 199,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de termijn van voldoening tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiser] heeft – kort samengevat – aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde] zich niet aan de eerste tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst heeft gehouden. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] nimmer het einde van de arbeidsovereenkomst aangezegd en dient zij daarom een aanzegvergoeding te voldoen. Daarnaast heeft hij recht op een transitievergoeding en een gefixeerde schadevergoeding, aldus [eiser] . Hij heeft zijn vordering uit handen moeten geven en maakt daarom ook aanspraak op de proceskosten.
3.3.
[gedaagde] heeft de vorderingen gemotiveerd weersproken. Op dit verweer wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak over de vraag of [eiser] recht heeft op een aanzegvergoeding, transitievergoeding, gefixeerde schadevergoeding en het loon voor niet-genoten vakantiedagen.
Aanzegvergoeding
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:668 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) informeert de werkgever de werknemer schriftelijk, uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, (a) over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en (b) bij voortzetting, over de voorwaarden waaronder hij de arbeidsovereenkomst wil voortzetten.
4.3.
[eiser] heeft zelf op 24 mei 2022 zijn dienstverband tegen 29 augustus 2022 opgezegd. Dit betekent dat [eiser] , in tegenstelling tot wat hij heeft betoogd, geen recht heeft op een aanzegvergoeding. Immers, nu vast dat [eiser] zijn arbeidsovereenkomst zelf schriftelijk voor het einde van het dienstverband heeft opgezegd, is [gedaagde] overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:668 lid 1 BW geen vergoeding verschuldigd. De vordering onder IV is daarom niet toewijsbaar.
Transitievergoeding
4.4.
In artikel 7:673 lid 1 BW is bepaald dat een werknemer enkel recht op een transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd of de werknemer als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Dit is gesteld noch gebleken. Dit betekent dat [eiser] geen recht heeft op een transitievergoeding. De vordering onder V wordt derhalve afgewezen.
Gefixeerde schadevergoeding
4.5.
Volgens [eiser] heeft [gedaagde] zich ten onrechte niet aan de opzegtermijn gehouden. Naar het oordeel van de kantonrechter is daar geen sprake van, nu de arbeidsovereenkomst door [eiser] zelf is opgezegd. Dit betekent dat [eiser] , in tegenstelling tot wat hij heeft betoogd, geen recht heeft op gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 lid 11 BW. De vordering onder III is derhalve niet toewijsbaar.
Ten onrechte uitgevoerde looncorrectie
4.6.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen eind 2021 gesproken hebben over de verloning en de reiskostenvergoeding. Dit volgt uit de tussen partijen gestuurde e-mailberichten (r.ov. 2.2. en 2.3.). [eiser] is daarbij akkoord gegaan met een andere verloning en een aangepast contract (r.ov. 2.4.). Vervolgens is [gedaagde] overgegaan tot het opnieuw verlonen van [eiser] in de maanden oktober tot en met november 2021. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] hiertegen bezwaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter kan, gelet op al het voorgaande, niet geconcludeerd worden dat [gedaagde] voornoemde looncorrectie ten onrechte heeft uitgevoerd. Daarbij merkt de kantonrechter op dat [eiser] er daardoor financieel op vooruit is gegaan. Immers, bij de eerste arbeidsovereenkomst zaten in het salaris de reiskosten verdisconteerd. Dat partijen naast het salaris van € 3.915,00 bruto nog een reiskostenvergoeding zijn overeengekomen, is op geen enkele wijze nader onderbouwd en is gemotiveerd door [gedaagde] weersproken.
Bezien in het licht van het voorgaande heeft [eiser] zijn stelling dat [gedaagde] ten onrechte een looncorrectie heeft uitgevoerd naar het oordeel van de kantonrechter te weinig onderbouwd om tot (nadere) bewijslevering toegelaten te worden. Dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat de vordering onder I moet worden afgewezen.
Niet-genoten vakantiedagen
4.7.
Vervolgens ligt in deze procedure ter beoordeling voor of [eiser] nog recht heeft op uitbetaling van 17,66 niet-genoten vakantiedagen ten bedrage van € 2.641,00. De kantonrechter gaat er, nu sprake is van een looncomponent, vanuit dat sprake is van een brutobedrag.
4.8.
Volgens [gedaagde] heeft [eiser] deze dagen wel vakantie genoten. Dit is gemotiveerd door [eiser] weersproken. Volgens [eiser] was hij op dat moment ziek. Voorts wijst hij daarbij ook op het feit dat hij zijn laptop tijdens zijn ziekte in heeft moeten leveren en zijn verlofaanvraag daardoor niet heeft kunnen intrekken.
Bezien in het licht van het voorgaande heeft [gedaagde] haar verweer, dat [eiser] vakantie heeft genoten, naar het oordeel van de kantonrechter te weinig onderbouwd om tot (nadere) bewijslevering toegelaten te worden. Dit betekent dat, nu niet vast staat dat [eiser] vakantie heeft genoten en [gedaagde] de hoogte van het door [eiser] gevorderde bedrag niet (gemotiveerd) heeft weersproken, een bedrag van € 2.641,00 bruto aan niet-genoten vakantiedagen wordt toegewezen. Op grond van het bepaalde in de artikelen 7:625 en 7:641 lid 1 BW is [gedaagde] , nu vast staat dat zij heeft nagelaten de niet-genoten vakantiedagen uit te betalen, ook de wettelijke verhoging verschuldigd. De kantonrechter wijst deze dan ook toe zoals hierna bepaald.
Wettelijke rente
4.9.
Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente wordt deze toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf het moment dat dit bedrag verschuldigd is tot aan de dag van volledige voldoening.
Tot slot over Juristu
4.10.
De kantonrechter merkt tot slot ten overvloede nog het volgende op. [eiser] heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat hij Juristu heeft verzocht om op de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. Juristu heeft vervolgens geweigerd te komen, maar zij heeft dit niet aan de rechtbank gecommuniceerd. Dat vindt de kantonrechter onfatsoenlijk. Van een correct handelende incassogemachtigde mag verwacht worden dat hij zijn cliënt desgevraagd bijstaat ter zitting en zo niet, dat hij zowel zijn cliënt als de rechtbank informeert.
4.11.
De door partijen aangevoerde argumenten die in het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen, behoeven geen bespreking, nu deze, in het licht van hetgeen is overwogen, niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
4.12.
Beide partijen worden voor een deel in het ongelijk gesteld. De proceskosten in worden daarom gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt[gedaagde] om aan [eiser] te betalen:
a. een bedrag van € 2.641,00 bruto aan niet-genoten vakantiedagen
b. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van maximaal 50% over het hiervoor genoemde bedrag;
c. de wettelijke rente over alle hiervoor genoemde bedragen vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige voldoening.
5.2.
compenseertde kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaartdit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijsthet meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Weerkamp - Beens en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.