ECLI:NL:RBGEL:2024:5939

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
55736.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor meervoudige diefstal van verzorgingsproducten in Nederland

Op 26 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die beschuldigd werden van het meermalen stelen van huidverzorgingsproducten bij verschillende filialen van een winkelketen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten tussen 8 en 15 februari 2024 in verschillende plaatsen in Nederland, waaronder Apeldoorn, Ugchelen, Harderwijk, Twello, Barneveld, Almere, Haarlem en Velserbroek, in vereniging hebben gehandeld. De totale waarde van de gestolen producten bedraagt 13.169 euro. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op meerdere aangiftes en verklaringen van de verdachten, die zich hebben bekend als bekennende verdachten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en heeft de strafmaat bepaald aan de hand van de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal in vereniging, meermalen gepleegd, en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachten uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.055736.24
Datum uitspraak : 26 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste- woon of verblijfplaats,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. A. Petrescu, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 te Apeldoorn, Ugchelen, Harderwijk, Twello, Barneveld, Almere, Haarlem en/of Velserbroek, althans in Nederland, tezamen en in verenging met een of meer anderen, althans alleen, meermaals, althans eenmaal huidverzorgingsproducten (Biodermal en/of Olay) ter waarde van 13.169 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Opmerking vooraf
Het dossier bevat tien aangiftes van verschillende filialen van [bedrijf] . Per aangifte is een zaak opgebouwd. Het dossier bevat zaken 1 t/m 10.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle tien ten laste gelegde diefstallen, gebaseerd op de herkenningen van verdachten door de verbalisanten en de modus operandi die in elke zaak hetzelfde is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van de diefstal in Twello (zaak 4) moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van medeplegen, nu een significante bijdrage van de andere persoon ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Zaken 1 t/m 3 en 5 t/m 10
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij meerdere [bedrijf] -winkels goederen heeft gestolen. Hij weet echter niet meer welke [bedrijf] -winkels dat precies waren, omdat ze allemaal op elkaar lijken. Hij heeft het dossier met zijn raadsvrouw doorgenomen en heeft ter zitting verklaard dat hij zich wel herkent in elke zaak op de screenshots van de camerabeelden. De rechtbank merkt verdachte daarom aan als een bekennende verdachte. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Zaak 1 ( [adres 1] in Apeldoorn)
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 75 en 76;
- het proces-verbaal van bevindingen p. 79 t/m 85;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2024.
Zaak 2 ( [adres 2] in Ugchelen)
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 86 en 87;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 89 t/m 104;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2024.
Zaak 3 ( [adres 3] in Harderwijk)
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 105 en 106;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 111 t/m 117;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2024.
Zaak 5 ( [adres 4] in Barneveld)
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 136;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 139 t/m 145;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2024.
Zaak 6 ( [adres 5] in Almere)
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 157 en 158;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 162 t/m 170;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2024.
Zaak 7 ( [adres 6] in Almere)
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 171 en 172;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 174 t/m 181;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2024.
Zaak 8 ( [adres 7] in Haarlem)
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 182 en 183;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 185 t/m 195;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2024.
Zaak 9 ( [adres 8] in Haarlem)
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 196 en 197;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 200 t/m 215;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2024.
Zaak 10 ( [adres 9] in Velserbroek)
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, p. 216 en 217;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 219 t/m 233;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 mei 2024.
De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen deze negen diefstallen in vereniging bewezen.
Zaak 4 ( [adres 10] in Twello)
Er is aangifte gedaan van diefstal van huidverzorgingsproducten in een winkel van [bedrijf] aan het [adres 10] in Twello op 13 februari 2024. [2]
Op de camerabeelden is te zien dat man 1 om 12:16:58 uur en 28 seconden later man 2 met een lichtkleurige tas om zijn schouder de winkel binnenlopen. Man 1 loopt met een winkelmandje en kijkt wat rond. Man 2 loopt rechtstreeks naar het schap met Biodermal-producten en pakt meerdere goederen uit het schap. Man 1 staat vanaf de camera gezien achter de stelling aan de rechterkant van man 2. Vervolgens verlaat man 2 de winkel met de tas om zijn linkerschouder. De tas ziet er gevuld uit. 25 seconden later verlaat man 1 de winkel zonder iets in zijn handen te hebben. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf herkent als man 2 op de screenshots van de camerabeelden. [4]
Gelet op de hierboven bewezenverklaarde diefstallen in vereniging heeft verdachte in een kort tijdsbestek, namelijk van 8 februari 2024 tot en met 15 februari 2024, negen winkeldiefstallen gepleegd bij verschillende filialen van [bedrijf] , telkens samen met een ander. Het betrof iedere keer diefstal van Biodermal- en/of Olay-producten. Steeds is op de camerabeelden te zien dat de mannen vlak na elkaar de winkel binnenkomen, één van de mannen een lichtkleurige schoudertas draagt en dat daar vervolgens de producten in worden gestopt, om vervolgens één voor één de winkel te verlaten. Hieruit blijkt duidelijk een gezamenlijk plan en een zekere rolverdeling.
De werkwijze van verdachte en de andere man in onderhavige zaak komt op essentiële punten overeen met de eerder bewezenverklaarde diefstallen in vereniging. Hiermee is de rechtbank van oordeel dat ook in deze zaak sprake is van een gezamenlijk plan en een duidelijke rolverdeling. De rechtbank acht dan ook het medeplegen van de diefstal bewezen.
Totale schadebedragen
De officier van justitie heeft gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte alle zaken bij elkaar in totaal 13.169 euro aan Biodermal- en Olay-producten heeft gestolen.
De rechtbank stelt vast dat de opgaven van de bedragen in de aangiftes vrij summier zijn. Het is onduidelijk hoe de aangever in alle zaken heeft vastgesteld dat deze aantallen goederen op het moment van de diefstallen zijn gestolen. De rechtbank komt daarom niet tot een bewezenverklaring van dit totaalbedrag.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 8 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 te Apeldoorn, Ugchelen, Harderwijk, Twello, Barneveld, Almere, Haarlem en
/ofVelserbroek,
althans in Nederland,tezamen en in verenging met een
of meerander
en, althans alleen,meermaals,
althans eenmaalhuidverzorgingsproducten (Biodermal en/of Olay)
ter waarde van 13.169 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan
de[bedrijf] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal in vereniging, meermalen gepleegd
5. De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de tien diefstallen in vereniging zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit niet aan te sluiten bij de Richtlijn voor strafvordering mobiel banditisme van het Openbaar Ministerie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in acht dagen, verspreid door Nederland, schuldig gemaakt aan tien diefstallen bij verschillende filialen van [bedrijf] . Weliswaar kan de rechtbank het exacte bedrag niet vaststellen, maar het gaat in ieder geval om duizenden euro’s aan producten. Hij pleegde deze diefstallen telkens met een andere man. Zij bezochten soms zelfs meerdere filialen op één dag en stalen grote hoeveelheden gezichtsverzorgingsproducten, waarbij zij gebruikmaakten van een (geprepareerde) tas. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven en/of personen. Verdachte heeft enkel gedacht aan zijn eigen winstbejag. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Hoewel uit de justitiële documentatie van 24 april 2024 blijkt dat verdachte voorafgaand aan de bewezen verklaarde winkeldiefstallen niet eerder in Nederland is veroordeeld voor een strafbaar feit, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend, gelet op de hoeveelheid feiten. Daarbij neemt de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten tot uitgangspunt, waarbij zij het ‘strooptocht’ karakter van de diefstallen strafverzwarend heeft laten meewegen.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie op zich een redelijke. De rechtbank zal echter een gevangenisstraf van kortere duur opleggen. In positieve zin voor verdachte laat de rechtbank meewegen dat verdachte een zogenaamde “first offender” is en hij daarnaast ter zitting alle feiten heeft bekend. Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder
‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 maanden;
 bepaalt dat
een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
3 maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. L.J. Saarloos en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juni 2024.
Mr. Saarloos en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024081754, gesloten op 21 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 118.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 122 en 123.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 mei 2024.