ECLI:NL:RBGEL:2024:6029

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
C/05/433555 / FA RK 24-988
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) met betrekking tot een betrokkene met een psychische stoornis en middelengebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 april 2024 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen, toegewezen. De betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van recidiverende psychotische episoden en een verslavingsstoornis, heeft een zorgmachtiging gekregen die geldig is tot en met 24 april 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij de betrokkene sprake is van ernstig nadeel en een risico op herhaling van gevaarlijk gedrag, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder een psychiater en een SPV, die de ernst van de situatie bevestigden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene zorg nodig heeft om zijn geestelijke gezondheid te herstellen en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met specifieke maatregelen die getroffen kunnen worden om de betrokkene te ondersteunen in zijn herstel.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/433555 / FA RK 24-988
Datum mondelinge uitspraak: 4 april 2024
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
met een zorgmachtiging, geldend tot en met 24 april 2024,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.A.H. Kool te Doetinchem.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
20 maart 2024.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 april 2024, in de accommodatie van [de instelling] .
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
dhr. [naam 1] , als psychiater verbonden aan [de instelling] ;
dhr. [naam 2] , als SPV verbonden aan [de instelling] ;
mw. [naam 3] , als mentor;
mw. [naam 4] , als begeleider.
Omdat de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig vindt, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de toelichting van de psychiater tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis, in de vorm van recidiverende psychotische episoden die gepaard gaan met achterdocht en stemmen horen en een stoornis in gebruik van cannabis en amfetamine. Verder is er bij betrokkene sprake van een lichte verstandelijke beperking.
2.2.
Anders dan door de advocaat bepleit, is naar het oordeel van de rechtbank bij betrokkene mede sprake van middelgerelateerde en verslavingsstoornis in de zin van de wet. Juist is dat een verslaving aan middelen op zichzelf niet tot toepassing van de Wvggz kan leiden. Daarvoor moet sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. De rechtbank is van oordeel dat daaraan is voldaan. Betrokkene heeft een geschiedenis van problematisch middelengebruik, met name cannabis, speed, en XTC. Onder invloed van middelengebruik was er sprake van verwaarlozing en nachten wakker blijven. Aan de onafhankelijk psychater heeft betrokkene verteld dat hij tien jaar geleden opgenomen is geweest in de psychiatrie omdat hij na middelengebruik (amfetamine) dingen zag die er niet waren (mensen die onthoofd werden). Betrokkene blowt nog steeds meerdere keren per week (cannabis), omdat hij er rustig van wordt, aldus betrokkene. Dit is tegen nadrukkelijk advies in. Het advies van de behandelaren is namelijk om geen middelen te gebruiken, omdat dit voor de psychotische kwetsbaarheid van betrokkene ongunstig is. De afgelopen periode is betrokkene voorts enkele malen teruggevallen in amfetaminegebruik. Volgens de onafhankelijk psychiater zijn de recidiverende psychotische episoden, die gepaard gaan met achterdocht en stemmen horen, mogelijk mede het gevolg van middelengebruik. De terugvallen in middelengebruik leidden tijdens eerdere opname ook tot toename van achterdocht. Het feit dat de middelgerelateerde en verslavingsstoornis niet voorliggend is, en zich bij betrokkene dus mogelijk niet steeds als een alles beheersende verslaving openbaart, maakt op zichzelf niet dat de middelgerelateerde en verslavingsstoornis in de zin van de wet bij betrokkene afwezig is. De rechtbank gaat daarom uit van de gestelde diagnoses zoals die in de stukken naar voren komen en tijdens de mondelinge behandeling zijn toegelicht.
2.3.
Ten aanzien van het ernstig nadeel overweegt de rechtbank als volgt. Namens betrokkene is gesteld dat er geen sprake is van het ernstig nadeel voortvloeiend uit de stoornis gelegen in ernstig lichamelijk letsel en ernstige materiele schade. De advocaat brengt daartoe naar voren dat het een heel oud feit betreft en er daarom sprake is van een kleine kans op herhaling. Het is volgens de advocaat dan ook niet proportioneel om daar vanuit te gaan. Ook ten aanzien van de overige gevaren is er onvoldoende risico gezien de stabiliteit en het zorgkader dat aanwezig is. De advocaat verzoekt subsidiair het bestaan van het ernstig nadeel gelegen in ernstig lichamelijk letsel en ernstige materiele schade niet op te nemen in de beschikking. Volgens de advocaat vat betrokkene het opnemen van de gevaren op als een motie van wantrouwen.
De psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling hierop toegelicht dat herhaling van oude gedragingen uit een psychotische episode tijdens een nieuwe psychotische episode groter zijn.
Hoewel de rechtbank het gevoel van betrokkene begrijpt, omdat het een incident uit 2019 betreft is de rechtbank van oordeel dat bij ontregeling het risico op herhaling groot is. De rechtbank oordeelt daarom dat het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel, gelegen in:
ernstig lichamelijk letsel;
ernstige psychische schade;
ernstige materiële schade;
ernstige verwaarlozing;
maatschappelijke teloorgang;
het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
2.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig. De behandelaars van betrokkene hebben tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de anti-psychotische depotmedicatie waar betrokkene thans op is ingesteld de reden is van het stabiele beeld van betrokkene het afgelopen jaar. Voordat betrokkene was ingesteld op de medicatie ging het niet goed en was er sprake van ernstig nadeel. Zonder inname van de noodzakelijk geachte medicatie is de kans op psychotische decompensatie, zoals zich deze in het verleden heeft voorgedaan, weer aanwezig.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene is van mening dat er niets met hem aan de hand is. Betrokkene wil ook zo snel mogelijk van zijn medicatie af, omdat hij last heeft van de bijwerkingen. Betrokkene geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij de medicatie ‘gif’ vindt en dat hij zo snel mogelijk weer een gezonde man wil zijn. De behandelaars van betrokkene hebben tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat betrokkene zich vanwege de lopende zorgmachtiging aan de voorwaarden houdt, maar dat zodra de zorgmachtiging stopt betrokkene direct stopt met de noodzakelijk geachte medicatie. Ook is het niet mogelijk om betrokkene over te zetten op orale medicatie, omdat betrokkene in het verleden niet inname trouw is geweest en er dus een grote kans op ontregeling bestaat. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de hierna genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting van de behandelaars tijdens de mondelinge behandeling. Deze vormen van zorg bestaan uit:
het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
het beperken van de bewegingsvrijheid;
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
het opnemen in een accommodatie;
alle voor de duur van twaalf maanden. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De rechtbank wijst de vorm van verplichte zorg ‘het toedienen van vocht en voeding’ en het ‘controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen’ af, omdat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat hiertoe geen noodzaak bestaat. Verder voegt de rechtbank toe dat het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen ter behandeling van een somatische aandoening alleen van toepassing zijn in klinische setting, omdat betrokkene tot nu mee heeft gewerkt.
2.6.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.5. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
4 april 2025;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024 door mr. G. Hilberink, rechter, in tegenwoordigheid van I. Hodzic, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 april 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.