ECLI:NL:RBGEL:2024:6054

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
10509038 CV EXPL 23-1610
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bewijsopdracht garagebedrijf over opdracht voor autoreparatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft Auto Rima B.V. een vordering ingesteld tegen H.O.D.N. betreffende een geschil over de reparatie van een Volvo V70. Auto Rima vordert betaling van een bedrag van € 8.457,74, inclusief stallingskosten en wettelijke rente, omdat H.O.D.N. in gebreke zou blijven met het betalen van de facturen. H.O.D.N. betwist de vordering en stelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, en vordert op zijn beurt dat Auto Rima de auto kosteloos terugbrengt. De rechtbank heeft in een tussenvonnis op 24 januari 2024 overwogen dat Auto Rima bewijs moet leveren van haar stelling dat de opdracht voor de reparatie door of namens H.O.D.N. is verstrekt. De zaak is verwezen naar een rolzitting op 21 februari 2024 voor het leveren van bewijs en het indienen van verhinderdata door beide partijen. De rechtbank heeft ook overwogen dat het beroep op ongerechtvaardigde verrijking door Auto Rima niet kan slagen, omdat niet is aangetoond dat er sprake is van verarming aan de zijde van Auto Rima.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 10509038 \ CV EXPL 23-1610
Vonnis van 24 januari 2024
in de zaak van
AUTO RIMA B.V.,
te Druten,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Auto Rima,
gemachtigde: mr. drs. J.J.F.M. Konings (Invorderingsbedrijf B.V.),
tegen
[gedaagde in conv/eiser in reconv],
H.O.D.N. [bedrijf 1] ,
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conv/eiser in reconv] ,
gemachtigde: M.T.M. Fluitman LLB.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conv/eiser in reconv] is sinds 2021 eigenaar van een Volvo V70 met kenteken [kenteken] (hierna: de auto).
2.2.
Auto Rima heeft werkzaamheden verricht aan de auto. Bij factuur van 6 mei 2022 heeft Auto Rima daarvoor een bedrag van € 4.200,00 in rekening gebracht bij (de onderneming van) [gedaagde in conv/eiser in reconv] .
2.3.
Bij aangetekend verstuurde brief van 29 augustus 2022 heeft Auto Rima het volgende geschreven aan [gedaagde in conv/eiser in reconv] :
“Afgelopen 6 mei zou u de Volvo met kenteken: [kenteken] bij ons ophalen nadat wij deze voor u hebben gerepareerd.
Afgelopen maanden/weken hebben wij verschillende keren geprobeerd u te bellen maar er werd niet opgenomen. Vorige week hebben wij met een ander telefoonnummer contact met u kunnen leggen waarin u wederom beloofde de auto op te halen. Tot op heden hebben wij niks meer van u vernomen. Vorige week hebben wij aangegeven vanaf nu stallingskosten te rekenen a € 15,- excl. BTW per dag.”
2.4.
In de periode van 29 augustus 2022 tot en met 18 januari 2023 heeft Auto Rima via een vijftal facturen stallingskosten van € 15,00 per dag (€ 105,00 per week) voor de weken 35 tot en met 52 van 2022 en 1 en 2 van 2023 bij [gedaagde in conv/eiser in reconv] in rekening gebracht.

3.Het geschil

3.1.
Auto Rima vordert - samengevat - dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conv/eiser in reconv] zal worden veroordeeld om aan haar te betalen een bedrag van € 8.457,74, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 18 april 2023 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde in conv/eiser in reconv] in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.
3.2.
Auto Rima legt tegen de achtergrond van genoemde feiten aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] ondanks aanmaning in gebreke blijft haar factuur ter hoogte van
€ 4.200,00 voor de reparatie aan de auto en haar facturen van in totaal € 2.557,18 voor stallingskosten te voldoen. [naam 1] maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente vanaf veertien dagen na factuurdatum tot 18 april 2023 berekend op € 474,13. Auto Rima maakt voorts aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten, primair ter hoogte van
€ 1.226,43 (inclusief btw) zijnde 15% van de hoofdsom zoals in de branche gebruikelijk is, subsidiair op grond van artikel 6:96 BW.
3.3.
[gedaagde in conv/eiser in reconv] vordert een verklaring voor recht dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen hem en Auto Rima en dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] aldus geen geld verschuldigd is aan Auto Rima. [gedaagde in conv/eiser in reconv] vordert voorts veroordeling van Auto Rima om de auto binnen één dag na betekening van het vonnis kosteloos terug te brengen naar het adres van [gedaagde in conv/eiser in reconv] te [adres ged in conv] op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat Auto Rima in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van
€ 10.000,00.
3.4.
Beide partijen hebben verweer gevoerd tegen de onderscheiden vorderingen en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de wederpartij dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de wederpartij, al dan niet uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure en de wettelijke rente daarover, waarbij [gedaagde in conv/eiser in reconv] tevens de nakosten vermeerderd met rente vordert.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
[gedaagde in conv/eiser in reconv] heeft aangevoerd dat hij Auto Rima niet kent. De auto is alleen op zijn naam gezet als vriendendienst om de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) te helpen aan een auto. [naam 2] kon namelijk geen auto op zijn naam zetten. [naam 2] heeft de auto wel zelf gekocht en maakt gebruik van de auto. [gedaagde in conv/eiser in reconv] betwist dat hij Auto Rima de opdracht heeft gegeven om werk aan de auto uit te voeren. Voorts betwist [gedaagde in conv/eiser in reconv] dat hij [naam 2] heeft gevolmachtigd om een dergelijke opdracht te verstrekken dan wel dat de schijn van volmachtverlening is gewekt. Auto Rima moet zich volgens [gedaagde in conv/eiser in reconv] tot [naam 2] te wenden om haar kosten te verhalen.
4.2.
Gelet op deze betwisting ligt het op de weg van Auto Rima (nader) bewijs te leveren van haar stelling dat de opdracht voor de reparatie van de auto door of namens [gedaagde in conv/eiser in reconv] is verstrekt. Uit hetgeen Auto Rima tot zover heeft aangevoerd volgt dit niet. De stelling van Auto Rima dat het contact over de uit te voeren reparatie is gevoerd met het telefoonnummer van de onderneming van [gedaagde in conv/eiser in reconv] ( [telefoonnummer] ) blijkt niet uit de door Auto Rima zelf opgestelde telefoonnotitie (eerste foto van productie 1 bij de conclusie van repliek in conventie). Daarop staat alleen dat met dit nummer is gebeld op 26 april 2022. Of dit daadwerkelijk is gebeurd en of daadwerkelijk contact is gelegd en met wie blijkt daaruit niet. Op een andere telefoonnotitie van Auto Rima (tweede foto bij voormelde productie 1) staat het 06-telefoonnummer van [naam 2] . Auto Rima onderbouwt aldus dat zij met [naam 2] contact heeft gehad over onderhavige reparatie, zoals [gedaagde in conv/eiser in reconv] heeft betoogd. Uit deze telefoonnotitie blijkt niet dat [naam 2] namens [gedaagde in conv/eiser in reconv] handelde. Dat de auto door de heer [naam 3] van Auto Rima is opgehaald, dat aan hem de sleutels zijn afgegeven en dat daarbij is verzocht de facturen op de bedrijfsnaam van [gedaagde in conv/eiser in reconv] te stellen onderbouwt ook niet dat [gedaagde in conv/eiser in reconv] opdrachtgever is. Niet gesteld of gebleken is bij wie [naam 3] de auto heeft opgehaald en wie hij daarbij heeft gesproken. Aldus is niet gebleken dat dit [gedaagde in conv/eiser in reconv] zelf is geweest en een mededeling van een derde ( [naam 2] ?) dat de factuur op de bedrijfsnaam van [gedaagde in conv/eiser in reconv] gesteld moet worden is onvoldoende voor de conclusie dat Auto Rima mocht aannemen dat er een volmacht was. Op grond van artikel 3:61 BW is vereist dat Auto Rima het bestaan van die volmacht op grond van een verklaring of gedraging van [gedaagde in conv/eiser in reconv] zelf heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen. Van een dergelijke handeling van [gedaagde in conv/eiser in reconv] zelf is niet gebleken.
4.3.
Auto Rima heeft bewijs aangeboden van haar stelling dat de opdracht voor de reparatie van de auto door of namens [gedaagde in conv/eiser in reconv] is verstrekt en zal in de gelegenheid worden gesteld het bewijs te leveren door overlegging van nadere producties dan wel door middel van het horen van getuigen. De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van woensdag
21 februari 2024, op welke zitting Auto Rima bij akte zal kunnen aangeven of zij haar bewijsaanbod handhaaft en zo ja, hoe zij haar bewijslevering wil inrichten en welke getuigen eventueel dienen te worden gehoord. Daarnaast kunnen beide partijen op deze zitting hun verhinderdata tot en met juni 2024 indienen, zodat desgewenst een datum voor een getuigenverhoor kan worden bepaald.
4.4.
Vooruitlopend op de uitkomst van de bewijslevering wordt ten aanzien van de subsidiair door Auto Rima aangevoerde grondslag van haar vordering voor zover het de reparatie van de auto betreft, ongerechtvaardigde verrijking, reeds nu als volgt overwogen.
Artikel 6:212 lid 1 BW bepaalt dat degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Dit betekent dat vereist is dat tegenover de verrijking van in dit geval [gedaagde in conv/eiser in reconv] een verarming van Auto Rima staat en dat tussen de verrijking en de verarming een voldoende verband bestaat.
Auto Rima heeft niet onderbouwd voor welk bedrag zij is verarmd of schade heeft geleden. Zowel de omvang van de factuur voor de reparatie als de gestelde waardevermeerdering van de auto zijn, zonder nadere toelichting die niet is gegeven, niet te beschouwen als verarming of schade aan de zijde van Auto Rima. Het beroep op ongerechtvaardigde verrijking kan dan ook niet slagen.
in conventie en in reconventie
4.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
laat Auto Rima toe tot het leveren van bewijs – door alle middelen rechtens – van haar stelling dat de opdracht voor de reparatie van de auto door of namens [gedaagde in conv/eiser in reconv] is verstrekt;
5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 21 februari 2024, voor akte aan de zijde van Auto Rima ten aanzien van hetgeen hiervoor is bepaald en voor overlegging verhinderdata door beide partijen;
in conventie en in reconventie
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.
ds