In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 12 juli 2024 uitspraak gedaan over de toelaatbaarheid van een uitleveringsverzoek van de Zwitserse autoriteiten. De opgeëiste persoon wordt verdacht van drugssmokkel, specifiek van het onrechtmatig voorhanden hebben, verzenden, vervoeren, invoeren, uitvoeren of doorvoeren van verdovende middelen, waaronder cocaïne, amfetamine, MDMA en crystal meth. De feiten zouden zich hebben voorgedaan tussen begin december 2022 en half juli 2023 in Zwitserland. De officier van justitie heeft op 11 juni 2024 een verzoek tot uitlevering ingediend, waarbij de rechtbank kennis heeft genomen van verschillende overgelegde stukken, waaronder een uitleveringsverzoek en een arrestatiebevel van de Zwitserse autoriteiten.
De verdediging heeft aangevoerd dat de uitlevering ontoelaatbaar is vanwege ongenoegzaamheid van de stukken, met name het ontbreken van een authentiek afschrift van het aanhoudingsbevel. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het digitale dossier, dat een kopie van het aanhoudingsbevel bevatte, voldoende is en dat er geen belang is bij de aanwezigheid van een papieren dossier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stukken genoegzaam zijn en dat er geen reden is om te twijfelen aan de authenticiteit van het aanhoudingsbevel.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de verdediging over de onschuld van de opgeëiste persoon en de dubbele strafbaarheid beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de feiten waarvoor uitlevering wordt verzocht ook onder de Nederlandse wetgeving strafbaar zijn en dat er geen beletselen zijn voor de uitlevering. De rechtbank heeft de uitlevering aan Zwitserland toelaatbaar verklaard, met inachtneming van de gezondheidsproblemen van de opgeëiste persoon, waarvan de rechtbank verwacht dat de Zwitserse autoriteiten hiermee rekening zullen houden.