ECLI:NL:RBGEL:2024:6197

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
05.216376.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een groot aantal zedenfeiten tijdens proeftijd van eerdere zedenfeiten. Toepassing jeugdstrafrecht. Oplegging PIJ-maatregel.

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere zedenfeiten, gepleegd tijdens de proeftijd van eerdere zedenfeiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2006, zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks ernstige zedendelicten, waaronder aanranding van minderjarigen en schennis van de eerbaarheid. De feiten vonden plaats tussen augustus 2023 en juli 2024, waarbij de verdachte op verschillende momenten in het bijzijn van minderjarige vrouwen heeft gemasturbeerd en hen heeft bedreigd of geweld heeft gebruikt om zijn daden te kunnen uitvoeren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een PIJ-maatregel, waarbij de veiligheid van de maatschappij en de bescherming van toekomstige slachtoffers voorop staan. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages die wijzen op een ernstige gedragsstoornis en een hoge kans op recidive. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten en heeft geen blijk gegeven van inzicht in zijn problematiek. De rechtbank heeft geoordeeld dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet voldoende zou zijn om de verdachte te rehabiliteren en de maatschappij te beschermen. De rechtbank heeft daarnaast schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/216376-24; 05/253224-23, 05/007605-24, 05/039366-24, 05/149602-24, 05/122047-23 (gev. ttz.); 05/330671-22 (tul)
Datum uitspraak : 10 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2006 in [geboorteplaats] (Nigeria),
wonende aan [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] , [adres 2] , [postcode 2] in [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer 05/216376-24 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Arnhem
met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer 1]
(geboren op [geboortedag 2] 2009)
een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het ontbloten en/of het aftrekken, althans het betasten van zijn penis ten
overstaan van die [slachtoffer 1] en/of
- het duwen/brengen van zijn (ontblote) penis tegen de billen, althans het
onderlichaam van die [slachtoffer 1] ,
welke aanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door
dwang, geweld en/of bedreiging,
door
- de telefoon van die [slachtoffer 1] uit haar handen te pakken en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij zich van hem af moest omdraaien en/of dat
zij stil moest blijven, omdat zij anders haar telefoon niet terug zou krijgen, althans
woorden van soortgelijke dreigende/dwingende aard of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij zich naar hem toe moest omdraaien en/of dat
hij op haar buik wilde klaarkomen, althans woorden van soortgelijke
dreigende/dwingende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] bij haar schouders vast te pakken en/of haar omlaag te duwen en/of
(hierbij) tegen haar te zeggen dat zij moest bukken, althans woorden van
soortgelijke dreigende/dwingende aard of strekking en/of
- (toen die [slachtoffer 1] weg liep) aan haar jas te trekken en/of haar vast te pakken bij
haar keel en/of zijn hand op haar mond te leggen en/of
- voornoemde seksuele handelingen onverhoeds te verrichten en/of die [slachtoffer 1]
hiermee te overrompelen en/of
- (hierbij) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Arnhem
twee Airpods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 17 juni 2024 te Arnhem
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
[slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen,
te weten
- het ontbloten van zijn penis ten overstaan van die [slachtoffer 2] en/of
- het duwen/brengen van zijn (ontblote) penis tegen de billen, althans het
onderlichaam van die [slachtoffer 2] ,
waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld
en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- de telefoon van die [slachtoffer 2] uit haar handen heeft gepakt en/of
- die [slachtoffer 2] bij haar schouders/bovenarmen heeft vastgepakt en/of haar van zich
af heeft omgedraaid en/of haar tegen een muur heeft gedrukt en/of
- de broek van die [slachtoffer 2] strak omhoog heeft getrokken en/of
- zijn vuist heeft gebald en/of (hierbij) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij haar
kankerhard zou slaan wanneer zij zou huilen of schreeuwen, althans woorden van
soortgelijke dreigende/dwingende aard of strekking en/of
- voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht en/of die [slachtoffer 2]
hiermee heeft overrompeld en/of
- (hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] ;
4.
hij op of omstreeks 3 juni 2024 te Arnhem
de eerbaarheid heeft geschonden
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op/aan de
[adres 5] ,
door zijn penis te ontbloten en/of af te trekken, althans te betasten ten overstaan
van [slachtoffer 3] .
Aan verdachte is onder parketnummer 05/253224-23 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te Dieren,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
[slachtoffer 4]
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen,
te weten het (meermaals) betasten van de billen van die [slachtoffer 4] en/of het brengen
van zijn hand in de broek van die [slachtoffer 4] ,
waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld
en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat zij haar ogen dicht moest doen en/of zich
om/rond moest draaien, althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- ( vervolgens) voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht en/of
die [slachtoffer 4] hiermee heeft overrompeld en/of
- ( hierbij) misbruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 4] onder invloed was
van drugs, aangezien zij had geblowd en/of
- ( hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer 4] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te Dieren,
met [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 3] 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten het (meermaals) betasten van de billen van die [slachtoffer 4] en/of het brengen
van zijn hand in de broek van die [slachtoffer 4] ;
2.
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te Dieren,
een persoon, te weten [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 3] 2010,
van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt,
met ontuchtig oogmerk
ertoe heeft bewogen om getuige te zijn van seksuele handelingen
door zijn penis te ontbloten en/of af te trekken, althans te betasten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2023 te Dieren,
de eerbaarheid heeft geschonden
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in de
parkeergarage van het NS-treinstation Dieren,
door, in het zicht van en/of ten overstaan van [slachtoffer 4] ,
zijn penis te ontbloten en/of af te trekken, althans te betasten.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/007605-24 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2023 te [plaats 1] ,
de eerbaarheid heeft geschonden
op een niet openbare plaats, althans op een niet voor het openbaar verkeer
bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van
zestien jaar, althans op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd,
te weten in de aula van het [school] , gelegen aan de [adres 3] ,
terwijl een ander, te weten [slachtoffer 5] , daarbij haars ondanks tegenwoordig was,
door ten overstaan, althans in de nabijheid van [slachtoffer 5]
zijn penis te ontbloten en/of af te trekken, althans te betasten;
2.
hij op of omstreeks 1 december 2023 te Arnhem,
de eerbaarheid heeft geschonden
op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in de speeltuin
De Leuke Linde , gelegen aan Onder de Linden 2 ,
door ten overstaan, althans in de nabijheid van [slachtoffer 6]
zijn penis te ontbloten en/of af te trekken, althans te betasten;
3.
hij op of omstreeks 1 december 2023 te Arnhem,
[slachtoffer 6]
heeft mishandeld door
haar vast te houden/pakken en/of aan haar arm te trekken, waardoor zij op de
grond viel en/of terwijl zij op de grond lagen, geweldshandelingen op haar uit te
oefenen, althans een worsteling met haar aan te gaan, waarbij hij haar wondjes op
haar lip en/of vinger en/of knieën heeft toegebracht.
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, onder parketnummer 05/039366-24 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Duiven
een ander, te weten [slachtoffer 7]
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander,
wederrechtelijk
heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden,
te weten
- het dulden van het feit dat hij, verdachte, de afgesloten zonnebankruimte, waarin die [slachtoffer 7] zich bevond en/of onder een zonnebank lag, opende en/of betrad en/of
- het dulden van het feit dat hij, verdachte, door een kier in die zonnebank naar die [slachtoffer 7] , die geheel ontkleed onder die zonnebank lag, keek,
door
- zonder legitieme reden en/of in strijd met de gemaakte werkafspraken die
(privacygevoelige) zonnebankruimte te betreden en/of
- die zonnebankruimte te betreden, ondanks dat die [slachtoffer 7] zei dat hij niet binnen
mocht komen (aangezien zij geheel ontkleed was) en/of
- ( meermaals) onverhoeds door die kier in die zonnebank te kijken naar die [slachtoffer 7]
en/of
- ( hierbij) misbruik te maken van het feit dat die [slachtoffer 7] geheel ontkleed onder die
zonnebank lag, waardoor zij zich niet, althans met moeite aan de situatie en/of die
zonnebankruimte kon onttrekken.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/149602-24 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 april 2024 te [plaats 2]
een pakje Mascotte vloei, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/122047-23 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2023 te [plaats 1]
een pakje stroopwafels (ter waarde van euro 2,44), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan winkelbedrijf [slachtoffer 9] (locatie [adres 4] ), in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Verdachte heeft meerdere dagvaardingen ontvangen. De rechtbank behandelt alle feiten op deze dagvaardingen gevoegd.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Algemeen
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken (zoals in verschillende feiten zoals ten laste gelegd in onderstaande parketnummers) bij de beoordeling van het bewijs zich regelmatig de situatie voordoet dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Als de verdachte ontkent, is het het woord van de één (aangeefster) tegen het woord van de ander (verdachte). Dat is bij veel van onderstaande feiten ook het geval. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, kan, volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Uit de rechtspraak kan worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Parketnummer 05/216376-24: [1]
Feit 1 en feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen over deze feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft deze feiten bekend, met uitzondering van omlaag duwen van aangeefster [slachtoffer 1] en (hierbij) zeggen dat zij moest bukken, het vastpakken van haar keel en het leggen van zijn hand op haar mond. Ook heeft verdachte ontkend dat hij tegen haar heeft gezegd dat hij op haar buik wilde klaarkomen. De rechtbank overweegt over deze ontkenningen het volgende.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft onder andere verklaard dat verdachte met haar telefoon in zijn hand naar de achterkant van de flat liep. Daar gaf hij de telefoon terug aan aangeefster maar bleef haar arm vasthouden zodat zij de telefoon niet kon gebruiken. Aangeefster moest zich omdraaien en verdachte deed zijn broek omlaag. Daarna zei hij dat aangeefster weer moest omdraaien omdat verdachte op haar buik wilde klaarkomen. Aangeefster zag toen dat verdachte zich aan het aftrekken was. Verdachte pakte aangeefster bij haar schouders en duwde haar naar beneden richting zijn kruis. Hij zei daarbij: “Doe”. Op dat moment liep een vrouw langs. Verdachte stopte en deed zijn broek weer omhoog. Aangeefster schreeuwde dat zij wegging maar voelde dat verdachte aan haar jas trok. Verdachte liep weer naar haar toe. Hij greep haar bij haar keel zodat zij niet weg kon komen. Aangeefster kreeg zichzelf los. De langslopende vrouw vroeg toen of alles goed ging. Daarna fietste verdachte weg.
Aangeefster voelde nog pijn aan haar keel. [2]
In een aanvullende verklaring heeft aangeefster verklaard dat toen verdachte met zijn handen haar schouders pakte en haar omlaag duwde richting zijn kruis, zij hierdoor met haar billen tegen het geslachtsdeel van verdachte aankwam. Toen aangeefster weg wilde, pakte verdachte haar bij haar keel met één hand. De andere hand legde hij op haar mond. Ook verklaarde aangeefster nogmaals dat verdachte heeft gezegd op haar buik te willen klaarkomen. [3]
De vrouw die (een deel van) het incident heeft gezien, mw. [getuige 1] , is gehoord als getuige. Zij heeft verklaard dat aangeefster direct na het incident tegen haar heeft gezegd dat verdachte haar bij de keel pakte en zijn hand voor haar mond hield. [4]
Tot slot bevat het dossier ook DNA-bewijs dat verdachte aangeefster daadwerkelijk aangeraakt heeft. Zo is op de broekspijp ter hoogte van de rechterbil van aangeefster DNA van verdachte aangetroffen (in de vorm van spermavloeistof) met een bewijskracht meer dan 1 op 1 miljard. [5]
Concluderend ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. Zij verklaart gedetailleerd en consequent over de handelingen die verdachte -naast het in haar bijzijn masturberen- bij haar heeft verricht en haar verklaring vindt op onderdelen steun in andere bewijsmiddelen zoals hierboven weergegeven. De rechtbank vindt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte haar omlaag heeft geduwd, hierbij heeft gezegd: “Doe”, haar keel heeft vastgepakt en zijn hand op haar mond heeft gelegd.
Gelet op de bekentenis van verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het overige volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 34 – 35;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het strafverzwarende bestanddeel betreffende het geweld, een andere feitelijkheid of bedreiging daarmee, moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft bekend te hebben gemasturbeerd in het bijzijn van aangeefster [slachtoffer 2] . Hij ontkent dat hij haar heeft aangeraakt. De verklaring van [slachtoffer 2] op dat punt wordt niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Het dossier bevat juist een contra-indicatie voor de aanrakingen, nu geen DNA van verdachte op [slachtoffer 2] is aangetroffen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend, met uitzondering van het aanraken van aangeefster. De rechtbank overweegt over deze ontkenning het volgende.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft in een informatief gesprek verklaard dat verdachte haar telefoon uit haar handen pakte en haar vroeg om te draaien. Verdachte hield haar aan haar arm vast en trok haar broek omhoog. Hij deed zijn broek open en haalde zijn geslachtsdeel eruit. Verdachte zei dat als aangeefster zou gaan huilen, hij haar zou slaan. Hij had daarbij zijn vuist gebald voor haar. Verdachte kwam met zijn geslachtsdeel tegen haar linker bil. Aangeefster is toen hard gaan schreeuwen. Verdachte zei dat zij stil moest zijn. Aangeefster kon loskomen van verdachte. Verdachte stopte zijn geslachtsdeel terug in zijn broek en ging ervan door. [6]
In haar aangifte heeft aangeefster verklaard dat verdachte nadat hij de telefoon uit haar handen pakte, haar bij haar schouders en bovenkant van de armen pakte. Aangeefster moest tegen de muur gaan staan maar wilde dat niet en stribbelde tegen. Verdachte drukte haar met haar gezicht naar de muur. Toen pakte hij haar broek en trok deze heel strak omhoog. Dat deed hij door aan de lusjes te trekken met twee handen. Verdachte haalde zijn geslachtsdeel uit zijn broek en drukte die tegen haar aan. Aangeefster voelde dat er iets tegen haar linker bil zat.
Aangeefster trok aan de jas van verdachte. Verdachte gaf aan dat dat niet mocht en balde zijn vuisten. Toen schreeuwde aangeefster heel hard om haar vader. De stiefmoeder van aangeefster en haar vader kwamen toen naar buiten. Verdachte schrok daarvan en fietste weg. [7]
De stiefmoeder van aangeefster, mw. [aangever 1] , heeft verklaard dat zij aangeefster hoorde schreeuwen. Toen zij naar buiten liep zag zij aangeefster en verdachte die aan het bakkeleien waren over een telefoon die verdachte niet wilde teruggeven. De stiefmoeder rende erop af. Toen verdachte haar zag, fietste hij hard weg. Aangeefster was helemaal overstuur, zo zag haar stiefmoeder. [8]
De vader van aangeefster heeft verklaard binnen te zijn geweest en toen hoorde dat zijn dochter: ‘Papa!’ gilde. Toen hij aankwam zag de vader dat verdachte met zijn broek naar beneden dichtbij aangeefster stond. Hij zag dat verdachte zijn broek omhoog trok en op de fiets sprong. [9]
Concluderend ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. Zij verklaart gedetailleerd en consequent over de handelingen die verdachte -naast het in haar bijzijn masturberen- bij haar heeft verricht. Bovendien wordt haar verklaring op diverse punten ondersteund door de verklaringen van haar (stief)ouder(s). De rechtbank vindt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster door geweld en door bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het dulden van de ontuchtige handelingen. Verdachte heeft haar bij haar schouders gepakt, haar omgedraaid en haar tegen de muur gedrukt. Ook heeft verdachte haar broek omhoog getrokken en gedreigd haar te slaan als zij zou gaan schreeuwen. Ook heeft hij haar aangeraakt met zijn ontblote geslachtsdeel.
Dat geen DNA van verdachte op aangeefster is aangetroffen, doet naar het oordeel van de rechtbank aan het bovenstaande niets af. Het niet aantreffen van DNA betekent niet dat de beschreven handelingen niet hebben kunnen plaatsvinden.
Gelet op de bekentenis van verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het overige volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 85 – 90.
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024.
Feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen over dit feit.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 117 - 124.
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024.
Parketnummer 05/253224-23: [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft over feit 2 geen opmerkingen. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman bepleit dat verdachte van zowel het primair tenlastegelegde als het subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft bekend te hebben gemasturbeerd in het bijzijn van aangeefster [slachtoffer 4] . Dit zou vrijwillig zijn gebeurd. Hij ontkent dat hij aan haar heeft gezeten. De verklaring van [slachtoffer 4] dat verdachte haar zou hebben aangeraakt wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte dient daarom daarvan te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft deze feiten bekend, met uitzondering van het aanraken van aangeefster [slachtoffer 4] . De rechtbank overweegt over deze ontkenning het volgende.
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat verdachte aangaf bij haar een goocheltruc te willen doen. Dit gebeurde nadat zij een joint had gerookt en daardoor nog moeilijk op haar benen kon staan. Aangeefster moest met haar ogen dicht een rondje draaien. Verdachte raakte toen haar billen aan. Aangeefster gaf aan dat hij dit niet moest doen, maar verdachte deed het nogmaals. Toen ging hij met zijn hand via de achterkant in haar broek en trok hij haar string omhoog. Ook raakte hij haar beide billen aan.
Aangeefster gilde en gaf aan dat verdachte haar niet mocht aanraken. Aangeefster probeerde de handen van verdachte weg te duwen. Hij gaf aan dat zij haar broek omhoog moest trekken. Vanaf dat moment ging aangeefster filmen. [11]
Er zijn twee filmpjes bekeken door de politie. Op het eerste filmpje is te zien dat een man zijn geslachtsdeel vast heeft en aftrekkende bewegingen maakt. Daarbij wordt gezegd: “Draai je naar mij om” en “Ogen dicht” of iets soortgelijks. Ook zegt de man: “Trek je broek strak” en “Houd hem strak, houd hem zelf gewoon strak omhoog”. Te zien is dat een vrouw met haar vingers door de lussen van de spijkerbroek gaat en deze omhoog trekt. Even later zegt de man: "Op mijn teken, op mijn teken. Houd hem zo hoog, op mijn teken, hij gaat bijna". De vrouw zegt: "Kanker, kap" en draait naar links weg.
Op het tweede filmpje is wederom een man te zien die met zijn linkerhand bewegingen maakt. Hij zegt daarbij: “ [slachtoffer 4] sure”. De vrouw zegt: “Nee”. Even later zegt de man "Nu, nu nu
nu". De man blijft bewegingen maken met zijn hand. De vrouw zegt wederom: “Nee”. [12]
Verdachte is de man die te zien is op de filmpjes. [13]
Tot slot bevat het dossier Snapchat gesprekken tussen ‘ Nonchalant ’ en aangeefster van na het incident. Verdachte heeft verklaard een account met deze naam te hebben gebruikt, ook in contact met aangeefster. [14] Aangeefster heeft in het gesprek aangegeven dat dit niet de afspraak was en dat verdachte haar heeft aangerand. Verdachte geeft aan dat aangeefster blij moet zijn want hij had ook in haar string kunnen komen. Verdachte zet haar gewoon zo dat zij niets kan en zal haar broek uittrekken. Ook zal hij zijn ’dick’ tussen haar string zetten. Er is niet eens ‘geneukt’ volgens verdachte. Dat had hij ook gewoon kunnen doen geeft hij aan. [15]
Concluderend ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. Zij verklaart gedetailleerd en consequent over de handelingen die verdachte -naast het in haar bijzijn masturberen- bij haar heeft verricht. Bovendien wordt haar verklaring dat dit alles onvrijwillig was ondersteund door haar uitlatingen op de filmpjes en in het Snapchatgesprek. De rechtbank vindt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster door een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen waarbij verdachte haar heeft aangeraakt. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde onder feit 1.
Gelet op de bekentenis van verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het overige van feit 1 en feit 2 primair volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 31 – 37.
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024.
Parketnummer 05/007605-24: [16]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Verdachte ontkent te hebben gemasturbeerd in de aula van de school. Verdachte heeft in die aula gezeten en maakte bewegingen omdat hij zenuwachtig was. Deze bewegingen zijn door aangeefster [slachtoffer 5] verkeerd geïnterpreteerd. De verklaringen van de conciërge en de docent die een hevige gemoedsbeweging bij [slachtoffer 5] hebben waargenomen, kunnen niet dienen als steunbewijs. Ook als [slachtoffer 5] de bewegingen van verdachte verkeerd heeft geïnterpreteerd, konden deze immers de hevige gemoedsbeweging veroorzaken. Bovendien wordt de verklaring van verdachte ondersteund door de verklaring van de conciërge die ook zenuwachtige bewegingen bij verdachte heeft waargenomen die niets te maken hadden met masturberen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende. Aangeefster [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij op 27 oktober 2023 in de aula van het [school] in [plaats 1] zat. Een jongen kwam, terwijl veel plekken in de aula leeg waren, bij haar zitten. Er zat één stoel tussen aangeefster en de jongen. Aangeefster hoorde na ongeveer een kwartier de jas van de jongen ‘ruisen’. Aangeefster keek naar de jongen en zag dat zijn hand in zijn kruis heen en weer ging. Zijn hand maakte een aftrekbeweging. Aangeefster schrok hiervan en keek nog een keer naar de jongen of zij het goed had gezien. Toen zag zij de hand van de jongen om zijn geslachtsdeel. Daarna had zij even oogcontact met de jongen. De jongen keek haar aan maar ging door. Hij had zijn joggingbroek een stuk naar beneden getrokken en zijn stijve geslachtsdeel stak in zijn geheel boven zijn joggingbroek uit. De jongen bleef naar haar kijken terwijl hij zich aftrok. Aangeefster twijfelde niet over wat zij heeft gezien. Zij is daarna weggelopen en direct naar de conciërge gegaan. Aangeefster was overstuur en moest huilen. Zij vertelde in paniek tegen de conciërge wat zij zojuist had gezien. De conciërge heeft op aanwijzing van aangeefster de jongen apart gezet. Aangeefster ging toen naar een docent. [17]
De conciërge is gehoord al getuige. Hij heeft verklaard dat aangeefster zichtbaar overstuur, trillend en huilend naar hem toe kwam. Zij vertelde dat een jongen in haar bijzijn had gemasturbeerd. [18]
De docent is ook gehoord. Zij verklaarde dat aangeefster nog zeker een half uur lang echt overstuur was. Aangeefster verklaarde duidelijk wat zij had gezien en dat dit geen nerveuze bewegingen van alleen de handen van de jongen konden zijn geweest. [19]
Verdachte heeft verklaard de jongen in de verklaring van aangeefster te zijn. [20]
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. Zij verklaart gedetailleerd over wat zij heeft zien, namelijk het zien van het geslachtsdeel uit de broek en de hand van verdachte om zijn geslachtsdeel en de aftrekkende bewegingen die hij daarbij maakte. Bovendien zat er slechts één stoel tussen haar en verdachte en had zij dus goed zicht op hetgeen verdachte aan het doen was. De verklaringen van de conciërge en de docent, die beiden een hevige gemoedstoestand bij aangeefster hebben gezien, sluiten bij haar verklaring aan. Dat sprake is geweest van een verkeerde interpretatie van door verdachte verrichte onschuldige handelingen, zoals het klikken met een pen, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk.
Overigens merkt de rechtbank op dat deze ‘handelswijze’ geheel aansluit met het delictpatroon van verdachte bij eerder bewezenverklaarde feiten (en feit 2 dat hierna bewezenverklaard zal worden). Verdachte confronteert zijn slachtoffers keer op keer onverwachts met zijn geslachtsdeel en publiekelijke masturbatie.
De rechtbank vindt dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gemasturbeerd in het bijzijn van aangeefster.
Feit 2 en feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen over deze feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft deze feiten bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] p. 53 - 55.
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024.
Parketnummer 05/039366-24: [21]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen over dit feit.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft deze feiten bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , p. 5 – 7;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 22-23;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024.
Parketnummer 05/149602-24: [22]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen over dit feit.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 7 – 10.
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024.
Parketnummer 05/122047-23: [23]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen over dit feit.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 7 en 8.
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 augustus 2024.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/216376-24:
1.
hij op
of omstreeks4 juli 2024 te Arnhem
met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer 1]
(geboren op [geboortedag 2] 2009)
een of meerseksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het ontbloten en
/ofhet aftrekken, althans het betasten van zijn penis ten
overstaan van die [slachtoffer 1] en
/of- het duwen
/brengenvan zijn (ontblote) penis tegen de billen
, althans hetonderlichaamvan die [slachtoffer 1] ,
welke aanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van en
/ofgevolgd door
dwang,geweld en
/ofbedreiging,
door
- de telefoon van die [slachtoffer 1] uit haar handen te pakken en
/of- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij zich van hem af moest omdraaien en
/ofdat
zij stil moest blijven, omdat zij anders haar telefoon niet terug zou krijgen
, althanswoorden van soortgelijke dreigende/dwingende aard of strekkingen
/of- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij zich naar hem toe moest omdraaien en
/ofdat
hij op haar buik wilde klaarkomen
, althans woorden van soortgelijkedreigende/dwingende aard of strekkingen
/of- die [slachtoffer 1] bij haar schouders vast te pakken en
/ofhaar omlaag te duwen en
/of(hierbij) tegen haar te zeggen dat zij moest bukken, althans woorden van
soortgelijke dreigende/dwingende aard of strekking en
/of- (toen die [slachtoffer 1] weg liep) aan haar jas te trekken en
/ofhaar vast te pakken bij
haar keel en
/ofzijn hand op haar mond te leggen en
/of- voornoemde seksuele handelingen onverhoeds te verrichten en
/ofdie [slachtoffer 1]
hiermee te overrompelen en
/of- (hierbij) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op
of omstreeks4 juli 2024 te Arnhem
twee Airpods
, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op
of omstreeks17 juni 2024 te Arnhem
door geweld
of een andere feitelijkheiden
/ofbedreiging met geweld
of een anderefeitelijkheid[slachtoffer 2]
heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige
handelingen,
te weten
- het ontbloten van zijn penis ten overstaan van die [slachtoffer 2] en
/of- het duwen/brengen van zijn (ontblote) penis tegen de billen
, althans hetonderlichaamvan die [slachtoffer 2] ,
waarbij dat geweld en
/of die andere feitelijkheid en/ofdie bedreiging met geweld
en/of met die andere feitelijkheider in
heeft/hebben bestaan dat verdachte
- de telefoon van die [slachtoffer 2] uit haar handen heeft gepakt en
/of- die [slachtoffer 2] bij haar schouders/bovenarmen heeft vastgepakt en
/ofhaar van zich
af heeft omgedraaid en
/ofhaar tegen een muur heeft gedrukt en
/of- de broek van die [slachtoffer 2] strak omhoog heeft getrokken en
/of- zijn vuist heeft gebald en
/of(hierbij) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij haar
kankerhard zou slaan wanneer zij zou huilen of schreeuwen,
althans woorden vansoortgelijke dreigende/dwingende aard of strekkingen
/of- voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht en
/ofdie [slachtoffer 2]
hiermee heeft overrompeld en
/of- (hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] ;
4.
hij op
of omstreeks3 juni 2024 te Arnhem
de eerbaarheid heeft geschonden
op
of aaneen plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op
/aande
[adres 5] ,
door zijn penis te ontbloten en
/ofaf te trekken,
althans te betastenten overstaan
van [slachtoffer 3] .
Parketnummer 05/253224-23:
1. primair:
hij op
of omstreeks11 augustus 2023 te Dieren,
door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
[slachtoffer 4]
heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige
handelingen,
te weten het (meermaals) betasten van de billen van die [slachtoffer 4] en
/ofhet brengen
van zijn hand in de broek van die [slachtoffer 4] ,
waarbij
dat geweld en/ofdie andere feitelijkheid
en/of die bedreiging met geweld
en/of met die andere feitelijkheider in heeft
/hebbenbestaan dat verdachte
- tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat zij haar ogen dicht moest doen en
/ofzich
om/rond moest draaien
, althans woorden van soortgelijke aard of strekkingen
/of
- ( vervolgens) voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht en
/of
die [slachtoffer 4] hiermee heeft overrompeld en
/of
- ( hierbij) misbruik heeft gemaakt van het feit dat die [slachtoffer 4] onder invloed was
van drugs, aangezien zij had geblowd en
/of
- ( hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer 4] ;
2. primair:
hij op
of omstreeks11 augustus 2023 te Dieren,
een persoon, te weten [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 3] 2010,
van wie hij
wist ofredelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt,
met ontuchtig oogmerk
ertoe heeft bewogen om getuige te zijn van seksuele handelingen
door zijn penis te ontbloten en
/ofaf te trekken
, althans te betasten;
Parketnummer 05/007605-24:
1.
hij op
of omstreeks27 oktober 2023 te [plaats 1] ,
de eerbaarheid heeft geschonden
op een niet openbare plaats,
althans op een niet voor het openbaar verkeer
bestemde openbare plaats,toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van
zestien jaar,
althans op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd,
te weten in de aula van het [school] , gelegen aan de [adres 3] ,
terwijl een ander, te weten [slachtoffer 5] , daarbij haars ondanks tegenwoordig was,
door
ten overstaan, althansin de nabijheid van [slachtoffer 5]
zijn penis te ontbloten en
/ofaf te trekken
, althans te betasten;
2.
hij op
of omstreeks1 december 2023 te Arnhem,
de eerbaarheid heeft geschonden
op
of aaneen plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in de speeltuin
De Leuke Linde , gelegen aan Onder de Linden 2 ,
door ten overstaan,
althans in de nabijheidvan [slachtoffer 6]
zijn penis te ontbloten en
/ofaf te trekken
, althans te betasten;
3.
hij op of omstreeks 1 december 2023 te Arnhem,
[slachtoffer 6]
heeft mishandeld door
haar vast te houden/pakken en
/ofaan haar arm te trekken, waardoor zij op de
grond viel en
/ofterwijl zij op de grond lagen,
geweldshandelingen op haar uit te
oefenen, althanseen worsteling met haar aan te gaan, waarbij hij haar wondjes op
haar lip en
/ofvinger en
/ofknieën heeft toegebracht.
Parketnummer 05/039366-24:
hij op
of omstreeks8 januari 2024 te Duiven
een ander, te weten [slachtoffer 7]
door
geweld ofenige andere feitelijkheid
en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander,
wederrechtelijk
heeft gedwongen iets
te doen, niet te doen en/ofte dulden,
te weten
- het dulden van het feit dat hij, verdachte, de afgesloten zonnebankruimte, waarin die [slachtoffer 7] zich bevond en
/ofonder een zonnebank lag, opende en
/ofbetrad en
/of
- het dulden van het feit dat hij, verdachte, door een kier in die zonnebank naar die [slachtoffer 7] , die geheel ontkleed onder die zonnebank lag, keek,
door
- zonder legitieme reden en
/ofin strijd met de gemaakte werkafspraken die
(privacygevoelige) zonnebankruimte te betreden en
/of
- die zonnebankruimte te betreden, ondanks dat die [slachtoffer 7] zei dat hij niet binnen
mocht komen (aangezien zij geheel ontkleed was) en
/of
- ( meermaals) onverhoeds door die kier in die zonnebank te kijken naar die [slachtoffer 7]
en
/of
- ( hierbij) misbruik te maken van het feit dat die [slachtoffer 7] geheel ontkleed onder die
zonnebank lag, waardoor zij zich niet
, althans met moeiteaan de situatie en
/ofdie
zonnebankruimte kon onttrekken.
Parketnummer 05/149602-24:
hij op
of omstreeks5 april 2024 te [plaats 2]
een pakje Mascotte vloei
, in elk geval enig goed,dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 05/122047-23:
hij op
of omstreeks14 mei 2023 te [plaats 1]
een pakje stroopwafels (ter waarde van euro 2,44)
, in elk geval enig goed,dat
/diegeheel of ten dele aan winkelbedrijf [slachtoffer 9] (locatie [adres 4] )
, inelk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/216376-24:
feit 1:
Aanranding in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren, voorafgegaan door, vergezeld van of gevolgd door geweld en bedreiging
feit 2:
Diefstal
feit 3:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid
feit 4:
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd
Parketnummer 05/253224-23:
feit 1 primair
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid
feit 2 primair
Een persoon, van wie hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen
Parketnummer 05/007605-24:
feit 1:
Schennis van de eerbaarheid op een andere dan de in artikel 239 onder 1 van het Werkboek van Strafrecht bedoelde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar
feit 2:
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd
feit 3:
Mishandeling
Parketnummer 05/039366-24:
Een ander door een feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te dulden
Parketnummer 05/149602-24:
Diefstal
Parketnummer 05/330671-22:
Diefstal

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld volgens het jeugdstrafrecht tot een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geformuleerd met aanvullend een locatieverbod voor de [adres 5] in [plaats 1] . De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden verzocht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 200 dagen waarvan 129 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank primair verzocht om geen voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen maar het te houden bij een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geformuleerd. Verdachte en zijn ouders staan nu open voor een vrijwillige plaatsing bij de Catamaran. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden en niet over te gaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel Justitiële Documentatie van 29 juli 2024 (het strafblad),
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 13 augustus 2024;
  • het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 10 juni 2024, opgesteld door dr. S.J. Roza, psychiater;
  • het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 14 juni 2024, opgesteld door drs. M. van Engers, GZ-psycholoog.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Verdachte is vaker voor zedenfeiten veroordeeld. Zo is verdachte op 24 oktober 2023 door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld voor in totaal vijf zedendelicten, artikel 248d (meermalen gepleegd) en artikel 240a Wetboek van Strafrecht tot een jeugddetentie voor de duur van 193 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden en een werkstraf voor de duur van 120 uren. Een deel van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten 20 dagen, is door de kinderrechter van deze rechtbank op 22 december 2023 ten uitvoer gelegd omdat verdachte de voorwaarden had overtreden. Een groot deel van de bij dit vonnis bewezen verklaarde feiten is lopende de proeftijd gepleegd.
Artikel 63 Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht zedenfeiten in de periode van augustus 2023 tot en met juli 2024. Verdachte heeft op meerdere momenten in het bijzijn van (minderjarige) vrouwen gemasturbeerd. Daarbij hanteerde hij steeds een soortgelijke werkwijze waarbij hij nietsvermoedende vrouwen ineens overrompelde en confronteerde met zijn ontblote geslachtdeel, veelal op openbare plekken. Bij enkele van deze incidenten heeft verdachte geweld gebruikt of de vrouwen bedreigd met geweld om zijn handelingen te kunnen uitvoeren. Verdachte heeft zich volledig laten leiden door zijn eigen seksuele gevoelens en geen rekening gehouden met de impact van zijn handelen op deze vrouwen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Ook heeft verdachte zich driemaal schuldig gemaakt aan diefstal. Eénmaal stal hij de airpods van een van zijn zedenslachtoffers. Tweemaal nam hij goederen weg bij een supermarkt, waarvan één keer terwijl hij met zijn vader boodschappen aan het doen was. Diefstallen zorgen voor financiële schade en overlast (voor de supermarkten). Ook dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Het advies van de deskundigen
Verdachte is door een psycholoog en psychiater onderzocht. Deze deskundigen hebben het volgende gerapporteerd.
De deskundigen rapporteren over het opgroeien van verdachte - sterk samengevat - dat hij door zijn ouders op 2-jarige leeftijd ondervoed geadopteerd is uit het buitenland. Verdachte lijdt aan sikkelcelziekte waardoor hij regelmatig in het ziekenhuis is opgenomen geweest. In Nederland heeft verdachte van jongs af aan opvallende sociaal-communicatieve en gedragsproblemen die ervoor zorgden dat hij buiten zijn kerngezin in de problemen kwam met leraren en leeftijdsgenootjes en werd gepest. Zijn schoolgang is mede daardoor en door zijn eigen problematiek, zeer wisselend verlopen. Ouders proberen verdachte met veel liefde tegen de buitenwereld te beschermen, maar steunen daarmee ook het externaliseren en ontkennen van probleemgedrag door verdachte, waardoor behandelingen tot op heden nauwelijks van de grond komen.
Bij verdachte is volgens de psychiater sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis en exhibitionisme, gesupponeerd op een neurobiologische ontwikkelingsstoornis en psychotrauma. Ook heeft verdachte een (ook voor zijn leeftijd) bovenmatige seksuele drang. De psycholoog heeft bij verdachte daarnaast ook een ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis en PTSS geconstateerd. Er is bij verdachte sprake van een dreigende scheefgroei in de persoonsontwikkeling met narcistische en antisociale trekken. Op de voorgrond staat een parafilie in de vorm van een exhibitionismestoornis. De frequente seksuele drang leidt tot een herhalend bijna dwangmatig uitvoeren van deze
interne impulsen, voornamelijk in de vorm van ‘hands-off’ grensoverschrijdende
zedenfeiten. Verdachte lijkt nu over te gaan tot ‘hands-on’ zedenfeiten. Cognitief beseft hij wel de wederrechtelijkheid van zijn gedrag en hij heeft er achteraf spijt van. Dit weerhoudt hem echter niet.
De stoornissen waren ook ten tijde van de feiten aanwezig. Het risico op recidive schatten de deskundigen in als (zeer) hoog, zeker als de huidige begeleiding, toezicht en structuur zullen wegvallen. Beide deskundigen adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen voor de feiten die gepleegd zijn nadat verdachte achttien jaar is geworden. Verdachte functioneert sociaal-emotioneel jonger dan leeftijdsgenoten en zijn persoonlijkheid is nog volop in ontwikkeling.
Op dit moment wordt verdachte poliklinisch behandeld. De huidige behandelaren schatten in dat dit niet toereikend is en stellen dat een opname in een forensische kliniek noodzakelijk is. Verdachte heeft veel externe structuur nodig en hulp met zijn zelfredzaamheid. De deskundigen adviseren daarom behandeling en begeleiding in een residentiële specialistische instelling. Vermoedelijk is het maximale perspectief wonen in een beschermde omgeving met veel begeleiding. De huidige begeleiding en behandeling opleggen in het kader van bijzondere voorwaarden lijkt onvoldoende om recidive te voorkomen. De deskundigen komen daarom tot het advies voor de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Verdachte heeft ernstige gedrags- en seksuele problematiek door diverse oorzaken, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, met disfunctioneren op verschillende levensterreinen en (deels) uit de pathologie voortvloeiend delictgedrag. De maatregel is nodig ter (positieve) beïnvloeding van zowel de bedreigde persoonlijkheidsstoornis als ter vermindering van zijn (seksueel) norm- en grensoverschrijdend gedrag. Eén van de voorwaarden daarbij moet zijn behandeling bij De Catamaran in Eindhoven of bij de afdeling Kortdurende Klinische Behandeling bij De Hoevenkliniek. Blijkt het voor verdachte toch niet mogelijk zich aan voorwaarden te houden, dan rest nog slechts de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel om zijn ontwikkeling in positieve zin te kunnen beïnvloeden.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft het volgende over verdachte gerapporteerd. De Raad kan zich vinden in de adviezen van de psychiater en psycholoog.
Het recidiverisico wordt door de Raad hoog ingeschat, gezien de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte en het feit dat eerdere strafrechtelijke kaders en voorwaarden niet hebben kunnen voorkomen dat hij opnieuw zedenfeiten pleegt. Verdachte en zijn ouders lijken nu open te staan voor de noodzakelijke behandeling bij de Catamaran. Wel twijfelt de Raad of daadwerkelijk sprake is van intrinsieke motivatie of dat de druk van een PIJ-maatregel ervoor zorgt dat zij nu willen gaan meewerken.
Ook is de Raad het met de deskundigen eens dat verdachte tegen zichzelf en de maatschappij tegen hem in bescherming moet worden genomen. Verdachte moet binnen een residentieel kader intensieve en langdurige behandeling ondergaan. De Catamaran wordt daarvoor als meest geschikte instelling gezien. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is volgens de Raad de enige manier om plaatsing binnen de Catamaran en intensieve behandeling te bewerkstelligen, ook wanneer verdachte opnieuw zou recidiveren en omzetting naar een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zou plaatsvinden. Verder adviseert de Raad bijzondere voorwaarden die zien op het hebben van dagbesteding in de vorm van school en/of werk, het hebben van een positieve vrijetijdsbesteding, een verbod op het gebruik van een mobiele telefoon en social media, het meewerken aan het vinden van en verblijven bij een passende vervolgplek na het traject bij de Catamaran en een contactverbod met alle slachtoffers. Gezien de noodzakelijkheid van de behandeling adviseert de Raad de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. In afwachting van de plaatsing bij de Catamaran moet verdachte volgens de Raad vast blijven zitten. Thuis wonen of een plaatsing op een woongroep is gezien het hoge recidiverisico niet passend.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het volgende. Verdachte heeft een deel van de feiten gepleegd nadat hij achttien jaar is geworden. De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de psycholoog en psychiater om het jeugdstrafrecht voor alle feiten toe te passen en zal dit dan ook doen. Ook neemt de rechtbank de door de deskundigen geconcludeerde verminderde toerekeningsvatbaarheid over.
Anders dan de deskundigen en de Raad, vindt de rechtbank in dit geval de enige passende straf een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank weegt daarbij mee dat de psycholoog en psychiater de meest recente zedenfeiten van juni en juli 2024 (parketnummer 05/216376-24) niet hebben meegenomen in hun beoordeling.
Daarnaast overweegt de rechtbank het volgende. De behandeling bij de Catamaran zal naar verwachting ongeveer één jaar in beslag nemen. De rechtbank heeft niet het vertrouwen dat de behandeling binnen dat jaar, indien deze al daadwerkelijk van de grond komt, voldoende zal zijn om de ernstige en hardnekkige problematiek van verdachte die mede ten grondslag ligt aan de gepleegde feiten en de opportunistische keuzes die verdachte maakt dermate te beïnvloeden, dat de kans op recidive binnen die tijd tot een aanvaardbaar niveau wordt teruggedrongen.
Verdachte is elf maanden geleden ook veroordeeld voor meerdere zedenfeiten. Toen is een fors pakket aan bijzondere voorwaarden opgelegd waaraan verdachte zich moest houden. Daaronder viel ook behandeling. De ambulante behandeling is echter niet van de grond gekomen en is inmiddels ook door de deskundigen als onvoldoende passend bij de problematiek van verdachte beoordeeld. In maart 2024 is een (vrijwillige) behandeling bij De Catamaran door verdachte (die toen nog minderjarig was) en zijn ouders nog afgewezen omdat verdachte daar ‘niet thuis zou horen’. De motivatie van verdachte om behandeling te ondergaan, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende en lijkt niet intrinsiek te zijn. De houding van verdachte op zitting laat zien dat hij wel wil maar niet kan inzien waarvoor exact hij behandeling nodig heeft. Verdachte blijft zijn eigen gedrag bagatelliseren en het aandeel van de strafbare feiten deels bij de slachtoffers neerleggen. Tot (kort) voor de zitting steunden zijn ouders hem in deze afwerende en bagatelliserende houding ter zake zijn problematiek, getuige de rapportage van de deskundigen en het commentaar van ouders op hun bevindingen.
Dat het risico op recidive enorm hoog is, blijkt uit het feit dat ondanks het forse pakket aan bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd het afgelopen half jaar nieuwe (minderjarige) slachtoffers zijn gevallen. Zelfs in de periode dat verdachte alleen door zijn ouders begeleid buiten de woning kon komen om naar school en/of sport te gaan, hebben strafbare feiten plaatsgevonden (in ieder geval het feit tenlastegelegd onder parketnummer 05/039366-24). Bovendien worden de zedenfeiten steeds ernstiger. Waar het bij de eerdere veroordeling vorig jaar ging om ‘hands-off’ zedenfeiten, heeft verdachte zich nu ook schuldig gemaakt aan ‘hands-on’ feiten en heeft hij bovendien geweld gebruikt of gedreigd met geweld. Ook nadat de gesprekken met de psycholoog en de psychiater waren geweest en zij hun adviezen met hem hadden besproken, is verdachte nog gerecidiveerd. Verdachte vond de adviezen en rapportages begin juni 2024 nog overdreven en behandeling (zoals bij de Catamaran) niet nodig. De vraag is dan ook of de door verdachte op zitting uitgesproken behandelbereidheid voortkomt uit daadwerkelijk probleeminzicht en hulpbehoefte of hoofdzakelijk is ingegeven om zwaardere straf of maatregel te voorkomen. De rechtbank hecht op dat punt niet al te veel waarde aan de woorden van verdachte en zijn gestelde behandelbereidheid.
Naast het pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht en in dat kader de noodzaak voor en het recht van verdachte op behandeling voor zijn problematiek, weegt voor de rechtbank bij deze stand van zaken zwaar mee dat de maatschappij bescherming verdient tegen het handelen van verdachte en dat nieuwe slachtoffers moeten worden voorkomen. Met andere woorden: de veiligheid van anderen vereisen in dit geval het opleggen van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel met wederom een fors pakket aan bijzondere voorwaarden volstaat naar het oordeel van de rechtbank niet. De rechtbank heeft daarbij niet alleen gelet op de ernst, maar ook op de veelvuldigheid van de nu (en in het vonnis van oktober 2023) bewezenverklaarde veroordelingen zoals bedoeld in artikel 77s lid 4 Sr.
De rechtbank is aldus van oordeel dat aan de vereisten voor het opleggen van een PIJ-maatregel is voldaan zoals bedoeld in artikel 77s lid 1 Sr en zal de PIJ-maatregel opleggen. Ten tijde van het plegen van de strafbare feiten bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Verdachte heeft meerdere misdrijven gepleegd waarop vier jaren gevangenisstraf of meer is gesteld dan wel een misdrijf dat apart is benoemd in artikel 77s lid 1 sub a Sr. Zoals gezegd, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen vereisen het opleggen van de maatregel. Tot slot is de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, nu de behandelnoodzaak van verdachte hoog is. De rechtbank overweegt daarbij dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
De rechtbank overweegt daarbij dat het van belang is dat verdachte in het kader van de tenuitvoerlegging van de maatregel en het starten van de nodige behandeling, zo spoedig mogelijk naar een justitiële jeugdinrichting (JJI) wordt overgebracht vanuit de huidige (volwassen) detentiesetting. Ook geeft de rechtbank in overweging mee dat, indien binnen het kader van de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel zou blijken dat voor verdachte een deel van de behandeling binnen de Catamaran het meest passend zou zijn, een plaatsing binnen de PIJ-maatregel op grond van artikel 48 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen kan worden overwogen.
Naast de PIJ-maatregel legt de rechtbank aan verdachte op jeugddetentie gelijk aan zijn voorarrest, te weten 69 dagen tot aan deze uitspraak. Verdere jeugddetentie vindt de rechtbank niet noodzakelijk.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de raadsman van verdachte na het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting bij brief (mede) heeft verzocht om heropening daarvan, met als doel om op zijn verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte te kunnen beslissen. Op dit verzoek is door de raadkamer van deze rechtbank al beslist, zodat de rechtbank op deze grondslag niet aan heropening toekomt. Ook voor het overige is de rechtbank voldoende geïnformeerd om te kunnen beslissen, zodat de rechtbank ook ambtshalve het onderzoek niet zal heropenen.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

Parketnummer 05/216376-24
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 en feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 17.334,02 aan materiële schade en €3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met uitzondering van de gevorderde toekomstige materiële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor de gevorderde materiële schade van de jumpsuit, jas en schoenen niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Deze kosten zijn niet gemaakt door de benadeelde partij zelf maar door haar moeder en zijn niet gevorderd als verplaatste schade. Ook voor de gevorderde materiële schade voor het verlies aan verdienvermogen en de toekomstige schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard. Het verlies van verdienvermogen is onvoldoende onderbouwd. De gevorderde immateriële schade dient, gelet op soortgelijke gevallen in jurisprudentie, te worden gematigd tot € 750,-.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van alle gevorderde toekomstige schade (verlies aan verdienvermogen en studievertraging) verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk, zoals verzocht.
Ten aanzien van de gevorderde schade voor de jumpsuit, Airpods, jas, schoenen en het OV-busabonnement overweegt de rechtbank dat voldoende is komen vast te staan dat aangeefster door het handelen van verdachte schade aan deze goederen heeft geleden. Dat de moeder van de benadeelde partij deze goederen op een eerder moment (mogelijk) heeft aangeschaft of daarvoor heeft betaald, doet niet af aan het feit dat deze spullen op het moment van de bewezenverklaarde feiten, van de benadeelde partij waren en dat zij ook degene is die nu schade heeft geleden. De rechtbank wijst deze materiële schade van in totaal € 343,46 toe.
Ten aanzien van de gevorderde schade voor het verlies van verdienvermogen (niet toekomstig) overweegt de rechtbank dat deze na betwisting als voldoende onderbouwd vast is komen te staan. De rechtbank wijst het gevorderde bedrag van € 291,84 toe.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden en dat gelet op de aard en ernst van de normschending sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank weegt daarbij vooral mee dat verdachte geweld heeft gebruikt. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 3.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 4 juli 2024 (datum feiten) wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding verschuldigd en vanaf 4 juli 2024 (datum feiten) over de immateriële schade.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
In verband met de (net meerderjarige) leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.
De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul.
Parketnummer 05/216376-24
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert onbepaalde toekomstige schade als aan materiële schade en € 350,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met uitzondering van de gevorderde toekomstige materiële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor de gevorderde toekomstige schade niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De gevorderde immateriële schade dient, gelet op soortgelijke gevallen in jurisprudentie, te worden gematigd tot € 150,-.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade (eigen risico) verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk, zoals verzocht.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden en dat gelet op de aard en ernst van de normschending sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 350,- vaststellen, zoals is verzocht.
Verdachte is vanaf 3 juni 2024 (datum feit) wettelijke rente verschuldigd over de immateriële schade.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
In verband met de (net meerderjarige) leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.
De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul.
Parketnummer 05/007605-24
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met feit 2 en feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard nu de vordering niet is onderbouwd.
De beoordeling door de rechtbank
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden, dat de vordering voldoende is onderbouwd en niet gemotiveerd is betwist, dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat zij gelet op de aard en ernst van de normschending op andere wijze in haar persoon is aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 500,- vaststellen, zoals verzocht.
Verdachte is vanaf 1 december 2023 (datum feiten) wettelijke rente verschuldigd over de immateriële schade.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
In verband met de (net meerderjarige) leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.
De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul.

10.Het beslag

Er ligt beslag op een telefoon van verdachte (omschrijving:PL0600-2023403892-G3064492, Zwart, merk: Apple). Dit is een voorwerpen met behulp waarvan een deel van de strafbare feiten zijn begaan (filmen en gesprekken via social media). De rechtbank zal dit voorwerp daarom verbeurd verklaren.

11.De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling

De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft verdachte op 24 oktober 2023 (onder parketnummer 05/330671-22 veroordeeld voor:
  • een persoon, van wie hij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen;
  • een afbeelding, bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk
  • een persoon, van wie hij wist dat deze de leeftijd van zestien
tot een jeugddetentie voor de duur van 193 dagen met aftrek waarvan 180 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren met daarbij bijzondere voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
Een deel van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten 20 dagen, is door de kinderrechter van deze rechtbank op 22 december 2023 ten uitvoer gelegd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling met één jaar te verlengen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat het restant van de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

12.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 63, 77a, 77c, 77g, 77i, 77s, 239, 246, 247, 248d, 284, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

13.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigenvoor de duur van
3 (drie) jaren;
en
een jeugddetentievoor de duur
van 69 (negenenzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
Parketnummer 05/216376-24 - [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 291,84 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en € 3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 291,84 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en € 3.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 (nul) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Parketnummer 05/216376-24 - S. [slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 350,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 350,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 (nul) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Parketnummer 05/007605-24 - [slachtoffer 6]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 6] , een bedrag te betalen van € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 (nul) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;

verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een telefoon (omschrijving: PL0600-2023403892-G3064492, Zwart, merk: Apple);

gelast de tenuitvoerleggingvan de resterende straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd door de meervoudige kamer van deze rechtbank van 24 oktober 2023 (parketnummer 05/330671-22), te weten van:
160 (honderdzestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Rietveld (voorzitter), mr. C.L. Pas en mr. G. M.L. Tomassen, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Duis – van Grol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2024.
mrs. Pas, Tomassen en Duis – van Grol zijn
buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling thematische opsporing, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024309483, gesloten op 25 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 34 – 35.
3.Proces-verbaal aanvullend verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 38 – 41.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 67.
5.Rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 9 augustus 2024, p. 4 – 7 (aanvullend proces-verbaal).
6.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 81.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 87 – 89.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 1] , p. 96.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 102.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023403892, gesloten op 19 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 31 – 37.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 42 – 43.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 augustus 2024.
14.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 augustus 2024.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25 – 30.
16.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023576325, gesloten op 2 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
17.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 25 – 26.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 36 – 37.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 40 – 41.
20.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 augustus 2024.
21.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024012730, gesloten op 2 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
22.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024162795, gesloten op 6 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
23.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023212951, gesloten op 15 juni 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.