ECLI:NL:RBGEL:2024:6687

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
100210-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het opzettelijk binnenbrengen en aanwezig hebben van hennep in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk binnenbrengen, telen, en aanwezig hebben van 633 kilogram hennep in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er veel onduidelijkheden in het dossier zijn, met name over de bestelling van de container waarin de hennep was aangetroffen. Beide verdachten waren betrokken bij de levering van de container, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte wetenschap had van de illegale inhoud. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/100210-22
Datum uitspraak : 20 juni 2024
Tegenspraak (artikel 279 Wetboek van Strafvordering)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] .
Raadsman: mr. G.F. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 april 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 633 kilogram, in elk geval grote een hoeveelheid hennep(toppen), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 19 april 2022 te [plaats 1] ,
althans in Nederland, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht en/of heeft/hebben en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in totaal) ongeveer 633 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid hennep(toppen), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot welk plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 april 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (met bovenomschreven feite(en) als doel) een (bedrijfs)pand (aan de [adres 3] ) ter
beschikking te stellen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Op 19 april 2022 werd er een container afgeleverd aan de [adres 3] in [plaats 1] . Deze container was bestemd voor de firma [bedrijf 1] De afzender was [bedrijf 2] , [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2] , United States. Verbalisant [verbalisant] , ambtenaar van de Douane, was aanwezig om de inhoud van deze container te controleren. Verdachte is de eigenaar van het bedrijf [bedrijf 1] en hij was ook aanwezig tijdens de controle. De verzegeling werd na controle verbroken en de inhoud werd door twee onbekend gebleven personen uitgeladen. De inhoud bestond uit grote bruine kartonnen dozen met daarop stickers met het opschrift “Planting rock wool”. Nadat er een aantal dozen waren gelost zag [verbalisant] dat er andere dozen werden gelost. Het ging om verhuisdozen waarop stond “U-HAUL”. Na onderzoek ter plaatse bleek dat in deze dozen vacuümgetrokken plastic zakken zaten met daarin gedroogd plantmateriaal. Na onderzoek bleek het te gaan om 633,570 kilogram hennep.
Uit het dossier blijkt dat de container waarin de hennep is aangetroffen op 15 februari 2022 is besteld. Bij de bestelling stond dat het ging om Rockwool. De bestelling is gedaan op naam van [naam] met telefoonnummer [telefoonnummer] . Verdachte noemt zichzelf [naam] . Het telefoonnummer is in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte] . Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 8 maart 2022 een “Bill of Lading” ontvangen, het verschepingsdocument van de betreffende container. In het document stond onder andere de informatie dat de inhoud van de container 160 dozen Grodan Rockwool betreft en dat de container op 17 maart 2022 aan boord was geplaatst. Daarnaast blijkt dat verdachte op 7 en 8 april 2022 heeft gecommuniceerd over de levering van de container met [bedrijf 3] . De invoerkosten zijn betaald door medeverdachte [medeverdachte] . Op 15 april 2022 werd er door medeverdachte [medeverdachte] een filmpje naar verdachte verstuurd. In dit filmpje is de geopende achterkant van de container te zien, met daarin diverse opgestapelde gesloten dozen. Verdachte heeft stellig ontkend dat hij wist dat er drugs werden ingevoerd.
De rechtbank overweegt dat het dossier veel onduidelijkheden bevat, waaronder over de bestelling van de container. Vaststaat dat beide verdachten betrokkenheid hebben bij de levering van de container. De rechtbank kan echter op basis van de bewijsmiddelen in het dossier niet vaststellen dat verdachte wetenschap, ook niet in voorwaardelijke zin, van de illegale inhoud heeft gehad. Dat zijn naam bij de bestelling stond en dat hij op 7 en 8 april 2022 met medeverdachte en [bedrijf 3] en op 15 april 2022 met getuige [getuige] contact heeft gehad over de levering van de container, is van onvoldoende gewicht om tot een andersluidend oordeel te komen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het dossier geen aanknopingspunten bevat dat verdachte de inhoud van de container heeft gezien, anders dan de voorste gesloten dozen op voornoemd filmpje. Ook kan niet worden vastgesteld dat er op zijn telefoon, of op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] , gesprekken zijn aangetroffen die duiden op de invoer van drugs.
Zoals door de officier van justitie ter zitting is aangevoerd, roepen de transacties die verdachte heeft verricht (uitvoer van airco’s naar de Verenigde Staten) voorafgaand aan onderhavig transport naar Nederland vragen op, met name naar de winstgevendheid daarvan. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank echter nog niet dat deze transacties dus wijzen op een drugstransport, laat staan dat die transacties een onderbouwing zijn voor de wetenschap daarvan aan de zijde van verdachte. Zeker niet bij gebreke van andere aanknopingspunten voor die wetenschap. Het vaststellen van genoemde wetenschap is evenwel een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen komen tot enige bewezenverklaring in deze zaak. Gelet op het voorgaande is daartoe echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het ten laste gelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. Arts (voorzitter), mr. L.J. Saarloos en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.