ECLI:NL:RBGEL:2024:6988

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
307354-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1985, heeft de rechtbank Gelderland op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging, gepleegd op of omstreeks 1 april 2023 in [plaats]. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en 150 uur taakstraf. De verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte enige bijdrage aan het geweld had geleverd. De verklaringen van de aangever werden als onbetrouwbaar beschouwd en de getuige kon de verdachte niet identificeren. Hierdoor werd de verdachte integraal vrijgesproken van de tenlastelegging. Tevens werd de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen bewezenverklaring was. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. F.E. Venema als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/307354-23
Datum uitspraak : 14 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
raadsman: mr. F.H.B. Budde, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 30 september 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 april 2023 te [plaats] , in ieder geval in Nederland,
openlijk, te weten, op de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] ,
door voornoemde [slachtoffer] naar de grond te brengen en/of die [slachtoffer] vervolgens meermalen, althans eenmaal, met de vuist in/tegen diens gezicht te slaan en/of te schoppen/trappen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten
Aangever ging op 1 april 2023 naar de [adres 2] in [plaats] . Deze straat is één straat verwijderd van het adres waar de nieuwe partner (de vader van medeverdachte [medeverdachte] ) van de ex-vriendin van aangever woonde. Op het moment dat aangever door de straat liep, zag medeverdachte [medeverdachte] aangever lopen en is hij naar aangever toe gegaan. Verdachte (de buurman van de vader van medeverdachte [medeverdachte] ) stond in zijn woning en zag aangever met een andere voor hem onbekende man, die later medeverdachte [medeverdachte] bleek te zijn, en is naar hen toe gegaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en 150 uur taakstraf.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de (mede)verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Daargelaten de vraag of de verklaringen van aangever als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte enige bijdrage aan geweld heeft geleverd. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] alleen aangever naar de grond heeft gebracht en getuige [getuige] , die een man een trappende beweging zag maken, heeft een signalement van deze man gegeven dat niet past bij verdachte. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat verdachte geweld zou hebben gebruikt of enige bijdrage aan geweld heeft geleverd. Verdachte wordt integraal vrijgesproken.

3.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 410,- aan materiële schade en € 8.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2024.