ECLI:NL:RBGEL:2024:7043

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
013965-24, 02/275707-22 (tul), 03/242607-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop, vervoer en bezit van harddrugs met uitvoerende rol van verdachte

Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het verkopen, vervoeren, afleveren, verstrekken en aanwezig hebben van harddrugs. De verdachte, geboren in 2004, vervulde een uitvoerende rol en handelde in opdracht van derden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en bijzondere voorwaarden met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het verrichten van 160 uren taakstraf, subsidiair 80 dagen hechtenis. De rechtbank verklaarde de onder verdachte in beslag genomen telefoon verbeurd en wees de vorderingen tot tenuitvoerlegging van twee eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraffen toe.

De tenlastelegging omvatte het opzettelijk verkopen, afleveren en aanwezig hebben van cocaïne en MDMA in de periode van 6 november 2023 tot en met 12 januari 2024 in verschillende plaatsen in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, met uitzondering van de pleegplaats Beuningen, een bekennende verdachte was en dat de bewijsvoering voldoende was om de tenlastelegging te ondersteunen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel, die aanzienlijke maatschappelijke gevolgen heeft.

De reclassering adviseerde een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, gezien de instabiliteit van de verdachte op meerdere leefgebieden. De rechtbank volgde dit advies en legde de verdachte een combinatie van gevangenisstraf en taakstraf op, met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/013965-24, 02/275707-22 (tul) en 03/242607-22 (tul)
Datum uitspraak : 16 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman: mr. M.G. Eckhardt, advocaat in ‘s- Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 06 november 2023 tot en met 12 januari 2024 te Arnhem en/of Huissen en/of Beuningen en/of Elst en/of Zevenaar en/of Driel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne;
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC), zijnde MDMA;
(telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te Heerde en/of Arnhem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 102,68 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne;
- ongeveer 14,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA, zijnde MDMA;
(telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 partiële vrijspraak voor de pleegplaats Beuningen bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is (met uitzondering van de tenlastegelegde pleegplaats Beuningen) sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 62 t/m 71;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2024.
Verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd, met dien verstande dat hij heeft verklaard dat hij niet bekend is met de ten laste gelegde pleegplaats Beuningen. De rechtbank is van oordeel dat ook dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen kan worden verklaard gelet op het volgende.
Tijdens het voorbereidend onderzoek is de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] onderzocht. In de veiliggestelde data zijn diverse gesprekken aangetroffen tussen verdachte en [medeverdachte] die duiden op de handel in verdovende middelen. [medeverdachte] heeft tijdens het politieverhoor verklaard dat deze gesprekken zagen op de bestellingen en de adressen, waar de bestellingen moesten worden afgeleverd. [2]
In het chatbericht van 9 november 2023 deelde verdachte aan [medeverdachte] het volgende mee:
“Parkeerplaats
2x pakket met kruis 50
Lopend rode trui
-karwei zevenaar
l0miauw vierkante zakje groene rand 100
Zwarte Toyota
- [adres 2] [plaats]
10 pb pakket met hoofd tikkie”. [3]
Uit het bericht blijkt dat op 9 november 2023 op het adres [adres 2] in [plaats] drugs afgeleverd moesten worden. Daarmee acht de rechtbank ook de ten laste gelegde pleegplaats [plaats] bewezen.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 21 t/m 24;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 26 en 27;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen met bijlagen (rapporten van het NFiDENT), p. 419 t/m 456;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 06 november 2023 tot en met 12 januari 2024 te Arnhem en
/ofHuissen en
/ofBeuningen en
/ofElst en
/ofZevenaar en
/ofDriel,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en
/of afgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd
, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
, zijnde cocaïne;
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC)
, zijnde MDMA;
(telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks13 januari 2024 te Heerde en
/ofArnhem
, althans, althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad:
-
ongeveer102,68 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne
, zijnde cocaïne;
-
ongeveer14,6 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA
, zijnde MDMA;
(telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en met de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 160 uren werkstraf, subsidiair 80 dagen hechtenis, zal worden opgelegd.
De officier van justitie heeft ten slotte verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat hij de strafeis van de officier van justitie passend vindt, maar dat kan worden volstaan met een proeftijd van 2 jaren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen, vervoeren, afleveren, verstrekken en aanwezig hebben van harddrugs. Hij vervulde een uitvoerende rol en handelde in opdracht van derden. Hij heeft medeverdachte [medeverdachte] hierbij betrokken.
De handel in verdovende middelen is een ernstig strafbaar feit en kent nadelige maatschappelijke gevolgen. Het gebruik van verdovende middelen vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Verder gaat de drugshandel veelal gepaard met andere vormen van criminaliteit. Om die reden dient tegen drugscriminaliteit streng te worden opgetreden. Verdachte heeft ruim twee maanden een bijdrage geleverd aan het in stand houden van die drugshandel en dat rekent de rechtbank hem aan. De rechtbank houdt desalniettemin rekening met de uitvoerende (en dus niet-initiërende) rol die verdachte heeft vervuld bij het plegen van de strafbare feiten.
Reclasseringsadvies
De reclassering heeft in haar rapport van 27 september 2024 aangegeven dat bij verdachte sprake was van instabiliteit op meerdere leefgebieden. Hij had geen vaste huisvesting, geen inkomen, schulden, geen zinvolle dagbesteding en een belaste jeugdgeschiedenis. Tijdens de schorsing van de preventieve hechtenis is hij opgenomen op de Forensische Psychiatrische
Afdeling (FPA) van Fivoor in Den Dolder. Zijn opname bij Fivoor heeft voor stabiliteit ten aanzien van zijn financiën, het middelengebruik en de dagbesteding gezorgd. De reclassering is in samenwerking met Fivoor bezig om een ambulant traject op te starten.
De reclassering heeft geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen en aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet meerwaarde in het aanbieden van interventies gericht op het versterken van de beschermende factoren en het verkleinen van de criminogene factoren middels een justitieel traject waarbij een ambulante behandeling en begeleiding, middelencontrole en meewerken aan begeleid wonen nodig zullen zijn.
Beslissing ten aanzien van de straf
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank aan verdachte een straf conform de eis van de officier van justitie op te leggen. Detentie zou het begeleidings- en behandeltraject van verdachte doorkruisen, terwijl in de geadviseerde bijzondere voorwaarden door de rechtbank een meerwaarde wordt gezien.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen opleggen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zal op het onvoorwaardelijke deel in mindering worden gebracht. De rechtbank legt aan verdachte naast de algemene voorwaarden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot het verrichten van 160 uren taakstraf subsidiair 80 dagen hechtenis.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van het beslag

Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen Apple iPhone geëist.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen Apple iPhone, met behulp waarvan het strafbare feit is begaan, verbeurd verklaren.

9.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

(parketnummers 02-275707-22 en 03-242607-22)

Parketnummer 02-275707-22
De kinderrechter te Zeeland-West-Brabant heeft verdachte op 12 januari 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 25 uren, subsidiair 12 dagen jeugddetentie.
Parketnummer 03-242607-22
De kinderrechter te Limburg heeft verdachte op 21 november 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van beide straffen.
De raadsman heeft geen standpunt ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging ingenomen.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijden opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straffen daarom ten uitvoer moeten worden gelegd.

10. De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 78 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich meldt bij zijn toezichthouder van Tactus Reclassering te Zutphen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Huisbezoeken kunnen onderdeel zijn van het reclasseringstoezicht;
- zich laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt aan de reeds ingezette ambulante woonbegeleiding van ZorgPlus of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de begeleiding. De begeleiding richt zich op het ondersteunen van verdachte bij praktische zaken en er zullen huisbezoeken plaatsvinden;
- indien geïndiceerd door de reclassering, bij een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een taakstraf van 160 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslissing over het beslag
 verklaart verbeurd de Apple iPhone;
Beslissing over de vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 02-275707-22)
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 12 januari 2023 door de kinderrechter te Zeeland-West-Brabant voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf van 25 uren, subsidiair 12 dagen jeugddetentie;
Beslissing over de vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 03-242607-22)
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 21 november 2022 door de kinderrechter te Limburg voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en
mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken
ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Eenheid Landelijke Expertise En Operaties opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024019320, gesloten op 24 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] , p. 89 t/m 91.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63.