ECLI:NL:RBGEL:2024:7763

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
C/05/437261 / KG ZA 24-200
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over tenuitvoerlegging onherroepelijk eindarrest van Hof van Beroep te Brussel met betrekking tot aansprakelijkheid en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een kort geding waarin Unica Installatietechniek B.V. en RSA Luxembourg S.A. (hierna: Unica c.s.) vorderingen hebben ingesteld tegen Xenics N.V. en KBC Verzekeringen N.V. (hierna: Xenics c.s.) met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk eindarrest van het Hof van Beroep te Brussel. Dit arrest, gewezen op 4 december 2023, veroordeelt Unica c.s. tot betaling van aanzienlijke schadevergoedingen aan Xenics c.s. naar aanleiding van een brand in een door Xenics gehuurd pand, waarvoor Unica c.s. aansprakelijk wordt gehouden. Unica c.s. stelt dat de tenuitvoerlegging van het arrest moet worden geweigerd of geschorst, omdat er nog een arbitrale procedure loopt bij de Raad van Arbitrage, waarin een eindvonnis wordt verwacht. De voorzieningenrechter oordeelt dat de erkenning en tenuitvoerlegging van het Belgische arrest niet kan worden geweigerd op basis van de lopende arbitrale procedure, aangezien het arrest onherroepelijk is en de rechtskracht daarvan moet worden erkend. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Unica c.s. af en veroordeelt hen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/437261 / KG ZA 24-200
Vonnis in kort geding van 12 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap
1.
UNICA INSTALLATIETECHNIEK B.V.,
statutair gevestigd te Hoevelaken,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
RSA LUXEMBOURG S.A.,
statutair gevestigd te Luxemburg (Luxemburg) en kantoorhoudend te Rotterdam,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Unica c.s., en afzonderlijk: Unica en RSA,
advocaten: mr. P.E. Bloemendal en mr. H.M. Kruitwagen.
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
XENICS N.V.,
statutair gevestigd te Leuven (België),
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
KBC VERZEKERINGEN N.V.,
statutair gevestigd te Leuven (België),
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Xenics c.s., en afzonderlijk: Xenics en KBC,
advocaten: mr. N. Vloemans en mr. I.S. ’t Mannetje.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 32
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 7
- de aanvullende productie 33 van Unica c.s.
- de mondelinge behandeling van 8 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van Unica c.s.
- de pleitnota van Xenics c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Unica is producent van, onder meer, elektrotechnische installaties. RSA is haar aansprakelijkheidsverzekeraar. Xenics is producent van, onder meer, infraroodsensoren en -camera’s. KBC is haar brandverzekeraar.
2.2.
In maart 2009 heeft Unica een zogenaamde cleanroom met aanverwante technische installaties aan Xenics geleverd en deze gemonteerd in een door Xenics gehuurd bedrijfspand te Leuven (België). Eén van de onderdelen van deze cleanroom was een luchtbehandelingskast.
2.3.
Op 6 juli 2018 is brand ontstaan in het door Xenics gehuurde bedrijfspand. Tussen Unica en RSA enerzijds en Xenics en KBC anderzijds is een geschil ontstaan over onder andere de oorzaak van de brand en de aansprakelijkheid voor de schade. Kort gezegd hebben Unica en RSA zich op het standpunt gesteld dat sprake was van brandstichting, terwijl Xenics en KBC Unica verwijten dat de oorzaak van de brand is gelegen in (gebreken in) de door Unica geleverde luchtbehandelingskast, op grond waarvan Unica en RSA schadeplichtig zijn.
2.4.
Op 31 maart 2020 heeft de heer E. de Buck, een door partijen gezamenlijk aangezochte deskundige, een bindende derdenbeslissing (vergelijkbaar met een Nederlands bindend advies) gegeven over de oorzaak van de brand. Volgens De Buck was deze, kort gezegd, gelegen in verschillende mankementen van de door Unica geleverde cleanroom. De Buck heeft brandstichting als oorzaak uitgesloten.
2.5.
Bij dagvaarding van 16 november 2020 heeft KBC Unica betrokken in een procedure bij de Ondernemingsrechtbank Leuven. Xenics heeft een verzoekschrift ingediend tot vrijwillige tussenkomst, hetgeen haar is toegestaan.
2.6.
Bij memorie van eis van 18 november 2020 heeft Unica c.s. Xenics c.s. betrokken in een procedure bij de Raad van Arbitrage voor Metaalnijverheid en -Handel te Den Haag (hierna: de Raad van Arbitrage). In die procedure heeft Unica c.s. zich op het standpunt gesteld dat tussen partijen de Algemene Leveringsvoorwaarden Installerende Bedrijven 2007 (hierna: de ALIB-voorwaarden) van toepassing zijn, op grond waarvan eventuele aansprakelijkheid van Unica fors beperkt wordt en waarin partijen een arbitraal beding zijn overeengekomen, inhoudend dat elk geschil met uitsluiting van de gewone rechter zal worden beslecht door de Raad van Arbitrage.
2.7.
Bij vonnis van 23 februari 2021 heeft de Ondernemingsrechtbank Leuven zich bevoegd verklaard kennis te nemen van het geschil en voor recht verklaard dat het Belgisch recht van toepassing is.
2.8.
Tegen voornoemd vonnis heeft Unica hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 28 maart 2022 heeft het Hof van Beroep te Brussel het hoger beroep van Unica ongegrond verklaard voor zover het strekt tot betwisting van de rechtsmacht van het hof. Vervolgens is het debat ten gronde vervolgd bij het hof.
2.9.
Bij arbitraal tussenvonnis van 31 mei 2022 heeft de Raad van Arbitrage de door Xenics c.s. ingestelde incidentele vordering tot onbevoegdheid afgewezen en zich bevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen. Vervolgens heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden. De Raad van Arbitrage heeft in eerste instantie het streven uitgesproken om in oktober 2023 vonnis te wijzen. Deze verwachting is daarna bijgesteld naar december 2023.
2.10.
Bij arrest van 4 december 2023 van het Hof van Beroep te Brussel (hierna: het arrest) is Unica veroordeeld tot betaling aan KBC van € 5.162.404,28 en tot betaling aan Xenics van € 1.528.358,69, vermeerderd met rente en kosten. In het arrest heeft het hof, kort samengevat, overwogen dat geen bewijs voorligt van de stelling van Unica c.s. dat de ALIB-voorwaarden van toepassing zijn tussen partijen, dat op grond van het deskundigenoordeel van De Buck kan worden vastgesteld dat Unica is tekortgeschoten, dat geen fundamentele gebreken in het onderzoek en de besluitvorming van De Buck kunnen worden vastgesteld in die zin dat zijn bindende derdenbeslissing buiten toepassing moet worden gelaten en dat er geen aanleiding bestaat om een deel van de schade voor rekening van Xenics te brengen. Het arrest is ‘gemeen verklaard’, wat vergelijkbaar is met de Nederlandse uitvoerbaarheid bij voorraad.
2.11.
Begin december 2023 heeft Xenics c.s. de Raad van Arbitrage verzocht het debat te heropenen, waarna haar is toegestaan het arrest met een toelichting in het geding te brengen. Unica c.s. heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Vervolgens is de arbitrale procedure opnieuw voor vonnis komen te staan, waarbij het streven in eerste instantie april 2024 was. Deze verwachting is voor het laatst bijgesteld naar medio juni 2024.
2.12.
Tegen het arrest heeft Unica c.s. geen cassatie ingesteld.
2.13.
Op 27 en 29 februari 2024 heeft Xenics c.s. het arrest door een deurwaarder aan Unica c.s. laten betekenen.
2.14.
Op 12 juni 2024 heeft Xenics c.s. het arrest nogmaals aan Unica c.s. laten betekenen, vergezeld van het certificaat in de zin van artikel 53 van de Brussel I-herschikt verordening (EU/1215/2012, hierna: Brussel I bis-Vo of de Verordening), en aangezegd dat bij gebreke van voldoening binnen twee dagen de tenuitvoerlegging zal plaatsvinden.

3.Het geschil

3.1.
Unica c.s. vordert - zakelijk weergegeven - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A.
primair:de erkenning en tenuitvoerlegging van het arrest weigert;
subsidiair:de tenuitvoerlegging van het arrest schorst, in ieder geval totdat (i) in de arbitrale procedure bij de Raad van Arbitrage eindvonnis is gewezen, (ii) dat arbitraal eindvonnis onherroepelijk is geworden dan wel onherroepelijk is vernietigd en (iii) in een Nederlandse bodemprocedure onherroepelijk is geoordeeld over de (weigering van) de erkenning en tenuitvoerlegging van het arrest;
meer subsidiair: bepaalt dat de tenuitvoerlegging van het arrest slechts mag plaatsvinden c.q. worden voortgezet tegen zekerheidsstelling door Xenics en KBC ten gunste van Unica c.s. in de vorm van een bankgarantie overeenkomstig het Rotterdams Garantieformulier 2008, ter hoogte van het volledige te executeren bedrag;
Xenics c.s. per direct verbiedt over te (laten) gaan tot tenuitvoerlegging van het arrest, op straffe van een door Xenics en KBC ieder voor zich te verbeuren dwangsom van € 1.000.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod;
Xenics c.s. gebiedt de tenuitvoerlegging van het arrest per direct te staken en gestaakt te houden, op straffe van een door Xenics en KBC ieder voor zich te verbeuren dwangsom van € 1.000.000,00 voor iedere dag dat zij zich niet aan dit gebod houden;
Xenics c.s. veroordeelt om eventueel door hen gelegde beslagen direct, doch uiterlijk binnen 24 uur na dit vonnis, op te heffen, op straffe van een door Xenics en KBC ieder voor zich te verbeuren dwangsom van € 1.000.000,00 voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen;
Xenics c.s. veroordeelt om binnen 48 uur na dit vonnis aan Unica (en RSA) terug te betalen al hetgeen zij op grond van het arrest op Unica en/of RSA hebben verhaald, te vermeerderen met wettelijke rente,
Xenics c.s. veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Unica c.s. legt aan haar vorderingen, kort samengevat, ten grondslag dat het arrest op grond van de Brussel I bis-Vo niet vatbaar is voor erkenning en tenuitvoerlegging, omdat de uitspraak van de Raad van Arbitrage dient te prevaleren boven het arrest. Xenics c.s. maakt volgens haar misbruik van recht door tot executie over te gaan.
3.3.
Xenics c.s. voert verweer. Kort samengevat stelt zij zich op het standpunt dat het arrest onherroepelijk is, zodat partijen en ook de Raad van Arbitrage aan de inhoud daarvan gebonden zijn. Het arrest is vatbaar voor tenuitvoerlegging en het feit dat er nog een arbitraal eindvonnis volgt staat daaraan niet in de weg, aldus Xenics c.s. Van voorrang van arbitrale vonnissen boven uitspraken van de overheidsrechter is volgens Xenics c.s. geen sprake. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Unica c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Unica c.s. in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van Unica c.s. bij haar vorderingen is voldoende gegeven, nu zij heeft gesteld dat Xenics c.s. op grond van de Brussel I bis-Vo vanaf 12 juli 2024 met de tenuitvoerlegging van het arrest mag aanvangen.
4.2.
In dit kort geding is in geschil of Xenics c.s. mag overgaan tot de tenuitvoerlegging van het door het Hof van Beroep te Brussel op 4 december 2023 gewezen eindarrest in de procedure tussen partijen aldaar. Partijen hebben in Nederland ook een arbitrale procedure gevoerd en zijn nog in afwachting van het eindvonnis van de Raad van Arbitrage. De vraag die in dit kort geding centraal staat is of, bij die stand van zaken, de tenuitvoerlegging van het arrest moet worden geweigerd, geschorst, gestaakt of verboden, al dan niet tijdelijk en onder voorwaarden, zoals Unica c.s. vordert.
4.3.
De erkenning en tenuitvoerlegging van gerechtelijke beslissingen uit Europese lidstaten is geregeld in de Brussel I bis-Vo. Op grond van artikel 36 lid 1 van de Verordening is, zo heeft ook Unica c.s. erkend, uitgangspunt dat in een lidstaat van de Europese Unie gegeven beslissingen zonder vorm van proces worden erkend in de overige lidstaten. Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie betekent dit dat aan de rechterlijke beslissing in beginsel dezelfde werking moet worden toegekend als haar in de lidstaat van herkomst toekomt. In de onderhavige procedure is sprake van een onherroepelijk eindarrest van het Hof van Beroep te Brussel. Niet in geschil is immers dat het arrest ‘gemeen is verklaard’, hetgeen vergelijkbaar is met de Nederlandse uitvoerbaar bij voorraadverklaring, dat de termijn om cassatieberoep in te stellen is verstreken en dat Unica c.s. daartoe niet is overgegaan. In het arrest heeft het Hof van Beroep beslist over – onder meer – haar bevoegdheid om over het geschil tussen partijen te oordelen, het buiten toepassing laten van de ALIB-voorwaarden, de tekortkomingen aan de zijde van Unica c.s. en (de omvang van) diens schadevergoedingsplicht. Dat betekent dat het niet aan de voorzieningenrechter in deze procedure is om een (voorlopig) oordeel te geven over al hetgeen partijen hebben aangevoerd omtrent de bevoegdheid van de Belgische overheidsrechter, de toepasselijkheid van de ALIB-voorwaarden en het daarin opgenomen arbitragebeding. Daarover is immers in het arrest beslist en die beslissing moet, zoals hiervoor is overwogen, zonder vorm van proces worden erkend.
4.4.
In beginsel is daarmee de bevoegdheid van Xenics c.s. om over te gaan tot tenuitvoerlegging van het arrest gegeven. De vraag is of dat anders wordt nu partijen nog in afwachting zijn van het eindvonnis van de Raad van Arbitrage. Unica c.s. stelt dat dit het geval is en dat, op grond van de Brussel I bis-Vo, een procedure bij de overheidsrechter te allen tijde moet wijken voor een arbitrale procedure in een ander land. Volgens haar prevaleert in het geval van tegenstrijdige uitspraken de arbitrale uitspraak.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat van een arbitraal eindvonnis nog geen sprake is. Partijen zijn nog in afwachting van dat vonnis, hetgeen meermaals is uitgesteld, voor het laatst tot medio juni 2024. Ten tijde van de mondelinge behandeling van deze procedure, op 9 juli 2024, was het eindvonnis nog niet gewezen. Bij die omstandigheden kan dus niet worden voorzien wat het oordeel zal zijn in de arbitrale procedure. Niet duidelijk is of de Raad van Arbitrage, ook na kennis te hebben genomen van het arrest, zich alsnog bevoegd zal verklaren om van het geschil kennis te nemen. Ook kan nog geenszins worden vastgesteld dat de Raad van Arbitrage, in het geval zij zich bevoegd acht, tot een ander oordeel zal komen ter zake van de brandoorzaak, de aansprakelijkheid, de eigen schuld en de schadeomvang. Op het arbitrale vonnis kan niet vooruit worden gelopen en de enkele stelling van Unica c.s. dat het vonnis “hoogstwaarschijnlijk contrair” aan het arrest zal zijn omdat de Raad van Arbitrage zich in een eerder tussenvonnis bevoegd heeft geacht, is niet voldoende om daarvan uit te gaan. De vraag die in dit kort geding overblijft is of de enkele mogelijkheid dat de Raad van Arbitrage tot een (geheel) ander oordeel zal komen dan het Hof van Beroep in haar arrest, voldoende grond oplevert om de tenuitvoerlegging van het arrest te weigeren, te schorsen of te doen staken. In dat verband is het volgende van belang.
4.6.
In artikel 1 lid 2 van de Brussel I-bis Vo is bepaald dat de Verordening niet van toepassing is op arbitrage. In de considerans onder 12 is, kort samengevat, verder opgenomen dat de Verordening een gerecht van een lidstaat niet belet om een zaak te verwijzen voor arbitrage (in het geval dat gerecht is aangezocht in een zaak waarin partijen een arbitragebeding zijn overeengekomen), dat de beslissing over de toepasselijkheid van een arbitragebeding niet aan de regels van de Verordening is onderworpen en dat geschillen over de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis moeten worden beslist volgens het Verdrag van New York, “dat voorrang heeft boven deze verordening”. Unica c.s. heeft in het bijzonder gewezen op deze laatste zin. Volgens haar moet daaruit worden afgeleid dat arbitrale vonnissen altijd prevaleren boven vonnissen van overheidsrechters. De voorzieningenrechter kan dat standpunt niet volgen. Uit het enkele feit dat beslissingen over de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis niet overeenkomstig de regels van de Verordening, maar overeenkomstig het Verdrag van New York dienen te worden genomen, welk verdrag in dat geval voor gaat, blijkt niet zonder meer dat de rechtskracht en inhoud van een arbitraal vonnis prevaleert boven een vonnis van een overheidsrechter.
4.7.
Bovendien is er in het geval van partijen nog geen arbitraal vonnis om ten uitvoer te leggen, en wel een onherroepelijk eindarrest van de Belgische overheidsrechter. In dat verband heeft Xenics c.s., naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook terecht, gewezen op een zinsnede onder het zelfde punt 12 van de considerans, waarin is bepaald dat indien een op grond van de Verordening of van het nationale recht bevoegde rechter van een lidstaat heeft beslist dat een arbitrageovereenkomst niet van kracht is, dit er niet aan in de weg mag staan dat de ten gronde gegeven beslissing wordt erkend of ten uitvoer wordt gelegd. Gerechten van lidstaten hebben, volgens de considerans, onverminderd de bevoegdheid om over de erkenning en tenuitvoerlegging van arbitrale uitspraken te beslissen. Dat arbitrale vonnissen zonder meer prevaleren boven vonnissen van de overheidsrechter, zodat reeds vanwege de omstandigheid dat er nog een arbitraal vonnis komt Xenics c.s. niet mag overgaan tot tenuitvoerlegging van het arrest, is dus onvoldoende gebleken.
4.8.
De stelling dat er toch redenen bestaan om tot schorsing van de tenuitvoerlegging over te gaan zolang er nog geen arbitraal vonnis is, ontleent Unica c.s. aan een artikel van mr. dr. N. Peters (hierna: Peters). [1] Hij merkt op dat de situatie waarin vooruitlopend op een arbitraal vonnis reeds een gerechtelijke beslissing ten gronde is verkregen, geen onderwerp van debat is geweest bij de totstandkoming van de Verordening. Peters werpt daarom de vraag op of schorsing van de tenuitvoerlegging hangende de arbitrage in dat geval voor de hand ligt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vormt die vraag, zonder nadere onderbouwing met rechtspraak of literatuur, echter onvoldoende reden om tot schorsing van de tenuitvoerlegging over te gaan. Niet alleen merkt Peters in dezelfde alinea van zijn artikel op dat voorshands verdedigbaar lijkt dat de gerechtelijke beslissing in een dergelijke situatie simpelweg voor tenuitvoerlegging in aanmerking komt, maar hij noemt als redenen voor een schorsing dat zo wordt voorkomen dat de arbitrage wordt ondermijnd en dat executie mogelijk tot onomkeerbare rechtsgevolgen leidt. Dat daarvan sprake zou zijn, heeft Unica c.s., ook desgevraagd ter zitting, onvoldoende duidelijk toegelicht. De arbitrageprocedure is immers al doorlopen en het staat de Raad van Arbitrage, ongeacht de tenuitvoerlegging van het arrest, vrij om eindvonnis te wijzen. Van onomkeerbare rechtsgevolgen is evenmin gebleken. Unica c.s. heeft verklaard dat zij financieel gezien in staat is aan de veroordelingen in het arrest te voldoen. Dat er een restitutierisico zou zijn aan de zijde van Xenics c.s. heeft laatstgenoemde uitvoerig betwist. Bovendien heeft Xenics c.s. ter zitting verklaard dat het door Unica c.s. te betalen bedrag grotendeels zal toekomen aan KBC, die reeds verzekeringsuitkeringen aan Xenics heeft gedaan. Het enkele feit dat, bij een voor Unica c.s. gunstig arbitraal vonnis, in een Belgische procedure mogelijk het betaalde bedrag weer moet worden teruggevorderd, vormt geen onomkeerbaar rechtsgevolg.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Unica c.s. haar stelling, dat het arbitrale vonnis prevaleert boven het arrest zodat op die grond de tenuitvoerlegging van het arrest moet worden geweigerd of geschorst, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het beroep van Unica c.s. op de in artikel 45 en 46 van de Verordening opgenomen weigeringsgronden voor tenuitvoerlegging kan evenmin slagen. Van een gerechtelijke beslissing die onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing, de eerste weigeringsgrond, is reeds geen sprake nu er nog geen arbitraal eindvonnis is. De enkele stelling dat arbitrage een fundamenteel onderdeel is van de Nederlandse rechtsorde maakt, zonder nadere toelichting, niet dat het arrest strijdig is met de Nederlandse openbare orde. Ook het beroep op deze tweede weigeringsgrond kan niet slagen.
4.10.
Gelet op het voorgaande valt ook niet in te zien waarom Xenics c.s. met het overgaan tot de tenuitvoerlegging misbruik van recht zou maken, zoals Unica c.s. als aanvullende grondslag heeft aangevoerd. Zoals hiervoor is overwogen, is het enkele feit dat het arbitrale eindvonnis, al dan niet op korte termijn, wordt verwacht, niet voldoende om aan tenuitvoerlegging van een onherroepelijk eindarrest in de weg te staan. Dat geldt te meer nu niet met zekerheid kan worden gezegd dat dit oordeel afwijkend zal zijn van het arrest. Van het door Unica c.s. gestelde restitutierisico is, zoals hiervoor is overwogen, onvoldoende gebleken.
4.11.
De conclusie is dat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet om de tenuitvoerlegging van het arrest te weigeren, te verbieden, te schorsen of te doen staken. Aan deze afzonderlijke vorderingen, onder A. tot en met C., heeft Unica c.s. dezelfde (hiervoor besproken) stellingen ten grondslag gelegd, zodat deze vorderingen geen van alle toewijsbaar zijn. Dat sprake zou zijn van door Xenics c.s. gelegde beslagen, is niet gebleken. Opheffing daarvan, zoals Unica c.s. onder D. vordert, is reeds op die grond niet aan de orde. De vorderingen van Unica c.s. zullen dan ook integraal worden afgewezen.
4.12.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Het belang van Xenics c.s. bij tenuitvoerlegging van het arrest vormt, volgens vaste rechtspraak, een zwaarwegend belang. Het enkele feit dat na een voor Unica c.s. gunstig arbitraal eindvonnis het geld in België mogelijk weer moet worden teruggehaald, betekent niet dat het belang van Xenics c.s. bij tenuitvoerlegging daarvoor moet wijken. Van Xenics c.s. kan niet worden verwacht dat zij niet alleen het arbitrale eindvonnis, maar ook een vernietigingsprocedure en een bodemprocedure bij de Nederlandse overheidsrechter, moet afwachten.
4.13.
Unica c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Xenics c.s. worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.15.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Unica c.s. af,
5.2.
veroordeelt Unica c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Unica c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Unica c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2024.

Voetnoten

1.N. Peters, ‘De toepasselijkheid van de Herschikte Brussel I-Verordening bij mediation, bindend advies en arbitrage’,