ECLI:NL:RBGEL:2024:7878

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
ARN 23_2979
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd wegens schending inlichtingenverplichting door pensioengerechtigde met zelfstandige partner

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de aan hem opgelegde boete van € 4.459,23 door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) wegens schending van de inlichtingenverplichting. Eiser, geboren in 1948, had op zijn aanvraag voor ouderdomspensioen opgegeven dat zijn partner geen inkomsten uit arbeid had, terwijl zij sinds 2007 een zelfstandige onderneming had. De SVB ontdekte via een bestandsvergelijking met de Belastingdienst dat de partner van eiser wel degelijk inkomen had, wat leidde tot een herziening van de toeslag en de oplegging van de boete.

Eiser betoogde dat hij niet op de hoogte was van de verplichting om het inkomen van zijn partner te melden en dat hij onjuist was geïnformeerd door zijn accountant. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het naleven van de inlichtingenverplichting en dat hij niet kon volhouden dat hij niet wist dat hij het inkomen van zijn partner moest doorgeven. De rechtbank wees ook de argumenten van eiser af dat de SVB nalatig was geweest in het onderzoek naar zijn recht op toeslag.

De rechtbank concludeert dat de SVB terecht de boete heeft opgelegd, aangezien eiser de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De opgelegde boete is evenredig, passend en geboden, en het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats: Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2979

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SVB.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan hem opgelegde boete van € 4.459,23.
1.1.
Met het bestreden besluit van 17 april 2023 op het bezwaar van eiser is de SVB bij dat besluit tot oplegging van de boete gebleven.
1.2.
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1948. Zijn partner heeft sinds 1 januari 2007 een zelfstandige onderneming die is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Eiser heeft op [datum] 2013 zijn pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Op zijn aanvraag heeft de SVB hem met ingang van [datum] 2013 ouderdomspensioen naar de norm van een gehuwde toegekend. Omdat zijn partner – zoals eiser in zijn aanvraag had opgegeven – geen inkomsten uit arbeid ontving, heeft de SVB eiser eveneens een toeslag toegekend. [1] In het toekenningsbesluit is opgenomen dat wanneer eisers partner toch inkomsten krijgt, hij dat binnen vier weken na de verandering aan de SVB moet doorgeven.
2.1.
Naar aanleiding van een bestandsvergelijking met de Belastingdienst is de SVB erachter gekomen dat eisers partner inkomen uit eigen bedrijf heeft. Bij brief van 4 mei 2022 heeft de SVB eiser om inkomensgegevens van zijn partner gevraagd over de periode van 2013 tot en met 2021. [2] Eiser moest deze gegevens uiterlijk op 7 juni 2022 hebben ingeleverd. Bij besluit van 27 juni 2022 heeft de SVB (de toeslag op) eisers ouderdomspensioen met ingang van de maand juli 2022 verlaagd. Voor de berekening van de hoogte van de toeslag op eisers ouderdomspensioen houdt de SVB sindsdien rekening met een maandinkomen van eisers partner van € 900,- bruto. Verder heeft de SVB het recht op toeslag op eisers ouderdomspensioen over de periode van april 2013 tot en met november 2020 herzien.
2.2.
Bij besluit van 7 december 2022 heeft de SVB besloten om de teveel betaalde toeslag op eisers ouderdomspensioen ten bedrage van € 39.569,98 bruto terug te vorderen. Daarnaast heeft de SVB eiser een boete opgelegd van € 4.459,23. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd.

Wat is het geschil?

3. Bij het bestreden besluit heeft de SVB zijn beslissing om een bedrag van € 39.569,98 bruto aan betaalde toeslag op eisers ouderdomspensioen terug te vorderen en hem een boete van € 4.459,23 op te leggen, gehandhaafd. Gezien de inhoud van de beroepsgronden van eiser ziet het geschil tussen eiser en de SVB in deze zaak slechts op de vraag of de SVB eiser terecht een boete heeft opgelegd. [3] De rechtbank beoordeelt deze vraag hieronder aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Op grond van artikel 17c, eerste lid, van de AOW en het Boetebesluit socialezekerheidswetten legt de SVB – samengevat en voor zover relevant – een bestuurlijke boete op als de pensioengerechtigde de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Als de inlichtingenplicht wordt geschonden is de SVB dus verplicht een boete op te leggen. De SVB kan daar alleen van afzien als er dringende redenen zijn. De SVB legt een boete op van 50% van het te veel ontvangen AOW-pensioen in het geval informatie niet tijdig is gemeld.
5.1.
In zijn beroepsgronden heeft eiser niet bestreden dat hij de inlichtingenverplichting heeft geschonden door op het aanvraagformulier niet in te vullen dat zijn partner inkomen uit arbeid had, dan wel - indien zij dat op dat moment niet had – dat wel te melden op het moment dat zijn partner wel inkomen uit arbeid is gaan ontvangen.
5.2.
Eiser stelt zich primair op het standpunt dat hem de schending van de inlichtingenverplichting niet kan worden verweten. Op zijn daartoe aangevoerde argumenten gaat de rechtbank hieronder in.
5.3.
De rechtbank begrijpt dat eiser in 2012 een verkeersongeval heeft gehad waardoor hij lichamelijke en psychische klachten en beperkingen heeft gekregen. Dat hij daardoor besloten heeft gebruik te maken van de AOW-toeslag en hun financiële administratie uit handen te geven aan een accountant, maakt niet dat hem niet of verminderd kan worden verweten dat hij het inkomen uit arbeid van zijn partner niet heeft gemeld. Het is immers eiser zelf die rechthebbende is op het ouderdomspensioen en de daaraan gekoppelde toeslag en op grond daarvan heeft hij een inlichtingenverplichting. Eiser is daarover ook geïnformeerd in de toekenningsbeslissing van 8 oktober 2012. Eiser blijft dus te allen tijde zelf verantwoordelijk voor het nakomen van zijn verplichtingen op grond van de AOW. De rechtbank is ook van oordeel dat hierover ook geen onduidelijkheid kon bestaan. In de toekenningsbeslissing staat duidelijk dat wanneer zijn partner inkomen uit arbeid krijgt, eiser dat binnen vier weken na de verandering bij de SVB moet melden. De rechtbank kan eiser dan ook niet volgen in zijn standpunt dat hij niet wist dan wel kon weten of dat het hem niet duidelijk was dat hij het inkomen van zijn partner moest melden.
5.4.
Dat eiser onjuist is geïnformeerd over de grondslagen waarop het inkomen van zijn partner uit eigen bedrijf/beroep wordt berekend is evenmin een omstandigheid die maakt dat hem de schending van de inlichtingenverplichting niet of verminderd kan worden verweten. Het is namelijk de SVB die beoordeelt welke gevolgen (de hoogte van) het inkomen van zijn partner heeft voor zijn recht op en de hoogte van de toeslag en niet zijn accountant. Bovendien had eiser uit de toekenningsbeslissing kunnen afleiden dat het hebben van een inkomen door zijn partner en de hoogte daarvan relevant zijn voor de vraag of hij recht heeft op toeslag. Eiser heeft in zijn aanvraag opgegeven dat zijn partner geen inkomen heeft en hij heeft – toen dat later in 2013 in ieder geval was veranderd – daar niet alsnog melding van gemaakt. Dit staat los van de vraag wat de gevolgen zouden zijn voor zijn recht op toeslag. Dat hij onjuist zou zijn geïnformeerd over de grondslagen waarop het inkomen van zijn partner zou worden berekend, doet dus niet af aan het feit dat hij het hebben van dat inkomen überhaupt niet heeft gemeld. Dat hij in de veronderstelling was, na advies van zijn accountant, dat het inkomen van zijn partner niet relevant zou zijn voor zijn recht op toeslag en hij daarom dat inkomen niet heeft gemeld, komt dus voor rekening en risico van eiser. Het had op de weg van eiser gelegen om dat inkomen wel te melden en de beoordeling van de SVB wat dat inkomen voor gevolgen zou hebben voor zijn recht op toeslag af te wachten.
5.5.
Ook volgt de rechtbank eiser niet in zijn argument dat hij nu wordt gestraft voor het handelen/nalaten dat uitsluitend is ontstaan omdat een derde (professional) een fout heeft gemaakt. Eiser wordt immers gestraft voor het feit dat hij het inkomen van zijn partner niet heeft doorgegeven, terwijl hij in de toekenningsbeslissing had kunnen en moeten lezen dat hij dat wel had moeten doen.
6. Tot slot wordt eiser niet gevolgd in zijn subsidiaire betoog dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Dat eiser, toen de schending van de inlichtingenverplichting begon, in onvoorziene omstandigheden verkeerde die niet tot het normale levenspatroon behoorden en die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet zijn verstrekt, wat daar ook van zij, heeft hij niet aannemelijk gemaakt. Ook kan eisers beroepsgrond, dat de hoogte van het benadelingsbedrag mede te wijten is aan het nalaten van de SVB door niet eerder dan in 2022 onderzoek te doen naar zijn recht op toeslag, niet slagen. Eiser miskent daarmee dat het op zijn weg ligt om de SVB te informeren over voor zijn recht op toeslag relevante feiten en omstandigheden. Door de SVB al die jaren – onbetwist – in onwetendheid te laten heeft eiser de terugvordering laten oplopen. Uit de sinds de toekenningsbeslissing ontvangen bedragen aan ouderdomspensioen en toeslag had eiser kunnen en moeten afleiden dat de SVB niet op de hoogte was van het inkomen van eisers partner; eiser had in zijn aanvraag namelijk opgegeven dat zijn partner geen inkomsten had uit werk en daar was de toekenningsbeslissing ook op gebaseerd.
7. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de SVB terecht niet heeft aangenomen dat de schending van de inlichtingenverplichting eiser niet dan wel verminderd kan worden verweten. De SVB was dan ook in beginsel gehouden met toepassing van artikel 17c, eerste lid, van de AOW een boete op te leggen.
7.1.
De SVB heeft eiser een boete opgelegd ter hoogte van 50% van het benadelingsbedrag. Het benadelingsbedrag, € 8.918,47 (berekend over de periode van 7 december 2017 tot en met 26 januari 2022), heeft eiser niet bestreden.
8. Eiser doet ten slotte een verzoek tot het matigen van de hoogte van de boete.
8.1.
Bij het toepassen van de bevoegdheid tot het opleggen van een boete moet de SVB, op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de hoogte van de boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Uit artikel 2, tiende lid, van het Boetebesluit socialezekerheidswetten volgt dat de stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven voor verlaging van de bestuurlijke boete op eiser rust.
8.2.
De door eiser naar voren gebrachte omstandigheden maken niet dat de door de SVB opgelegde boete onevenredig is. Dat eiser de terugvordering onmiddellijk heeft voldaan aan de SVB, is niet zo’n bijzondere omstandigheid. Dat de rechtbank Noord-Holland [4] daar wel gevolgen aan verbonden heeft, maakt niet dat dat in het onderhavige geval ook moet gebeuren. In die zaak heeft de rechtbank namelijk meerdere – de persoon van betrokkene – relevante omstandigheden betrokken alvorens tot het oordeel te komen dat de boete niet evenredig was. De door eiser overigens aangevoerde argumenten, die inhoudelijk gelijk zijn aan wat hij heeft aangevoerd over de mate van verwijtbaarheid en die hiervoor door de rechtbank zijn besproken, zijn geen grond om te oordelen dat de boete moet worden gematigd. Eiser heeft niet verwezen naar zijn (beperkte) draagkracht of gesteld dat hij de boete niet kan betalen.
8.3.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de door de SVB opgelegde boete van € 4.459,23 evenredig, passend en geboden is.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Mamedova, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl hetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Toekenningsbesluit van 8 oktober 2012.
2.Gevraagd zijn de volledige aangiftes inkomstenbelasting van eisers partner over 2013 tot en met 2021 en de volledige aanslagen inkomstenbelasting van eisers partner over 2013 tot en met 2020.
3.Verwezen wordt naar pagina 2, punt 2, laatste zin van het beroepschrift.
4.Uitspraak van 12 december 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:11526.