ECLI:NL:RBGEL:2024:7879

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
ARN 22_5611
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag STAP-budget door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een STAP-budget, dat hij had aangevraagd voor de opleiding Autismecoach. De aanvraag werd op 1 september 2022 om 12:14 uur door het UWV ontvangen, maar het beschikbare subsidieplafond was op dat moment al bereikt. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de aanvraag afgewezen met een besluit van 3 september 2022, en dit besluit is in een later bezwaar bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het subsidieplafond rechtvaardigden. Eiser had geen kans om in aanmerking te komen voor het budget, omdat de aanvragen op volgorde van binnenkomst werden behandeld en het plafond al was bereikt. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat de schending van de hoorplicht niet heeft geleid tot schade voor eiser, waardoor deze schending wordt gepasseerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar draagt de minister wel op het griffierecht aan eiser terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
Zittingsplaats: Zutphen
zaaknummer: ARN 22/5611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats 1], eiser

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om een STAP-budget. [1]
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 3 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft in het kader van het vooronderzoek aan eiser een vraag gesteld. Eiser heeft hierop met de brief van 25 juli 2024 gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [2]

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft digitaal een STAP-subsidie (een bedrag van € 1.000) aangevraagd voor de opleiding Autismecoach aan de [school] in [plaats 2]. Deze aanvraag is ontvangen op 1 september 2022 om 12:18:02 uur. De aanvraag die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) namens de minister nog kon toewijzen, voordat het budget op was, betreft een aanvraag die bij het UWV is ontvangen op 1 september 2022, 12:14:48 uur. Hierop is de bestreden besluitvorming gevolgd, zoals genoemd onder 1 en 1.1.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vraag of de minister de aanvraag van eiser om in aanmerking te komen voor het STAP-budget terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1.
Aangezien het UWV de Subsidieregeling STAP-budget (hierna: de Regeling) voor de minister uitvoert, zal de rechtbank hierna het UWV steeds aanduiden als de minister.
6. De rechtbank stelt vast dat in de Regeling is geregeld dat de maximumgrens van het beschikbare bedrag in een aanvraagtijdvak wordt bereikt op het moment dat het totaal aan verleende subsidiebedragen gelijk is aan of hoger wordt dan het in het desbetreffende aanvraagtijdvak beschikbare subsidiebedrag. [3] Dit betekent dat het niet gaat om het aantal ingediende aanvragen, maar om het feit of het subsidieplafond al is bereikt door de verleende subsidies. Dit systeem volgt ook uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [4] Niet in geschil is dat op 1 september 2022 om 12.14:48 uur het maximale subsidiebedrag voor het aanvraagtijdvak september/oktober 2022 was bereikt.
7. Eiser beklaagt zich erover dat hij geen kans heeft gekregen om in aanmerking te komen voor het budget. Zijn vorige aanvraag was ook afgewezen en daarom heeft hij er dit keer voor gekozen om een dag vrij te nemen en op tijd in te loggen. Het is volgens hem totaal niet zichtbaar op de website van de minister (en diens uitvoerder het UWV) dat de kans groot is dan je niet eens een kans krijgt. Hij is hierover ook niet nader voorgelicht.
7.1.
De rechtbank vat deze beroepsgrond van eiser op als een beroep op de hardheidsclausule in de Regeling. Voorop staat dat uit de systematiek van de Regeling volgt dat er een beperkt budget te verdelen is volgens het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. De rechtbank vindt dat de door eiser genoemde omstandigheden geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan de minister had moeten afwijken van het subsidieplafond. Eiser heeft net als alle andere gegadigden moeten inloggen en digitaal zijn aanvraag moeten doen. Voor ieder ander golden dezelfde mogelijkheden om tijdig die aanvraag te doen en al dan niet op de wachtlijst te komen. Dat eiser voor het doen van de aanvraag een dag vrij had genomen om zijn kansen te verhogen maakt dit niet anders. De omstandigheid dat op website(s) niet is vermeld dat de kans groot is dat je niet eens een kans hebt (wat daar overigens van zij) leidt niet tot een ander oordeel.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser heeft verder nog aangegeven waarom de opleiding, waarvoor hij de STAP-subsidie heeft aangevraagd, voor hem van belang is en zijn (arbeidsmarkt)positie kan verbeteren. De rechtbank komt echter niet toe aan een beoordeling hiervan omdat de aanvraag door de minister terecht is afgewezen omdat het budget op dat moment op was.
9. Eiser klaagt tot slot over het telefoongesprek dat een medewerker van het UWV met hem heeft gevoerd en noemt dat een overvalhoorzitting. De rechtbank leidt uit het dossier af dat het telefoongesprek geen hoorzitting was als bedoeld in artikel 7:2 van de Awb. De minister heeft in het verweerschrift aangegeven dat tijdens dit telefoongesprek uitleg is gegeven over de aanvraagprocedure en de wachtrij. Dit wordt ook bevestigd door het – zich onder de gedingstukken bevindende – telefoonrapport. Net als de minister stelt, blijkt echter nergens in het dossier dat eiser afstand gedaan heeft van zijn recht om gehoord te worden, als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder d, van de Awb. De minister heeft dit artikel dan ook geschonden. De rechtbank zal dit gebrek passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb omdat eiser in beroep zijn gronden schriftelijk naar voren heeft gebracht en niet is gebleken dat hij daarbij niet alles naar voren heeft gebracht wat hij wilde. Er kan niet gezegd worden dat eiser in zijn belangen is geschaad.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank wel grond om de minister op te dragen het griffierecht aan eiser terug te betalen. Hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Mamedova, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl hetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:25
1. Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.
2. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:2
1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
2. Het bestuursorgaan stelt daarvan in ieder geval de indiener van het bezwaarschrift op de hoogte alsmede de belanghebbenden die bij de voorbereiding van het besluit hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
Artikel 7:3
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,
het bezwaar kennelijk ongegrond is,
de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,
e belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of
aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
Artikel 8:57
1. De bestuursrechter kan bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft indien geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, binnen een door hem gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht.
Subsidieregeling STAP-budget
Artikel 9. Subsidieplafond en aanvraagtijdvakken
1. De Minister stelt voor elk kalenderjaar een subsidieplafond vast voor subsidies op grond van deze regeling en verdeelt het beschikbare bedrag over zes aanvraagtijdvakken van telkens twee maanden.
2. De maximumgrens van het beschikbare bedrag in een aanvraagtijdvak als bedoeld in het eerste lid wordt bereikt op het moment dat het totaal aan verleende subsidiebedragen als bedoeld in artikel 10, derde lid, in het desbetreffende aanvraagtijdvak gelijk is aan of hoger wordt dan het in het desbetreffende aanvraagtijdvak beschikbare subsidiebedrag.
Artikel 24. Hardheidsclausule
1. De Minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 20, 21, 22 en 23.

Voetnoten

1.STAP staat voor Stimulering van de Arbeidsmarktpositie.
2.Verwezen wordt naar artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 9, tweede lid, van de Subsidieregeling STAP-budget.
4.Artikel 4:25, tweede lid, van de Awb.