1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 november 2022 te De Heurne, in de gemeente Aalten, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Lage Heurnseweg, roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij meerdere passagiers in het door hem bestuurde motorrijtuig had,
- enige tijd en afstand zeer dicht achter een ander motorrijtuig is gaan rijden en/of heeft gereden en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij op korte afstand voornoemd ander motorrijtuig volgde en/of
- terwijl hij een (eerst) naar rechts verlopende bocht naderde (vanuit zijn perspectief) en/of
- terwijl het wegdek van de door hem bereden weg en/of in of ter hoogte van die bocht ongeveer 5, 30 meter breed was en/of
- terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of voorzien was van rode (fietssuggestie)stroken en/of
- terwijl het ter plaatse donker en/of onverlicht was en/of het wegdek ter plaatse nat was,
- op de Caspersstraat met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur voornoemd ander motorrijtuig (gevaarlijk) heeft ingehaald en/of
- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 79,4 en de 87,6 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder b van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij een tegemoetkomend motorrijtuig naderde en/of
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of onvoldoende onder controle heeft gehouden dan wel kunnen houden en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- het verloop van die weg (de Caspersstraat) in of nabij de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of
-geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Caspersstraat) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met, een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (personenauto), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te De Heurne, in de gemeente Aalten, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Lage Heurnseweg,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij meerdere passagiers in het door hem bestuurde voertuig had,
- enige tijd en afstand zeer dicht achter een ander voertuig is gaan rijden en/of heeft gereden en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij op korte afstand voornoemd ander voertuig volgde en/of
- terwijl hij een (eerst) naar rechts verlopende bocht naderde (vanuit zijn perspectief) en/of
- terwijl het wegdek van de door hem bereden weg en/of in of ter hoogte van die bocht ongeveer 5, 30 meter breed was en/of
- terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of voorzien was van rode (fietssuggestie)stroken en/of
- terwijl het ter plaatse donker en/of onverlicht was en/of het wegdek ter plaatse nat was,
- op de Caspersstraat met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur voornoemd ander voertuig (gevaarlijk)
- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 79,4 en de 87,6 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder b van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij een tegemoetkomend voertuig naderde en/of
- het door hem bestuurde voertuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of onvoldoende onder controle heeft gehouden dan wel kunnen houden en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- het verloop van die weg (de Caspersstraat) in of nabij de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of
-geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Caspersstraat) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met, een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto), en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te De Heurne, in de gemeente Aalten, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Lage Heurnseweg,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij meerdere passagiers in het door hem bestuurde voertuig had,
- enige tijd en afstand zeer dicht achter een ander voertuig is gaan rijden en/of heeft gereden en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij op korte afstand voornoemd ander voertuig volgde en/of
- terwijl hij een (eerst) naar rechts verlopende bocht naderde (vanuit zijn perspectief) en/of
- terwijl het wegdek van de door hem bereden weg en/of in of ter hoogte van die bocht ongeveer 5, 30 meter breed was en/of
- terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of voorzien was van rode (fietssuggestie)stroken en/of
- terwijl het ter plaatse donker en/of onverlicht was en/of het wegdek ter plaatse nat was,
- op de Caspersstraat met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur voornoemd ander voertuig (gevaarlijk) heeft ingehaald en/of
- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 79,4 en de 87,6 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder b van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij een tegemoetkomend voertuig naderde en/of
- het door hem bestuurde voertuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of onvoldoende onder controle heeft gehouden dan wel kunnen houden en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- het verloop van die weg (de Caspersstraat) in of nabij de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of
-geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Caspersstraat) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met, een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 november 2022 reed verdachte, een beginnend bestuurder, als bestuurder van een personenauto, Volkswagen Golf, op de Caspersstraat in De Heurne. Verdachte had drie passagiers. [slachtoffer 1] bestuurde een auto met twee passagiers in tegenovergestelde richting op dezelfde weg.Verdachte is met zijn auto, in de voor hem naar rechts verlopende bocht, frontaal op de auto van [slachtoffer 1] gebotst.Ten tijde van het ongeval was het donker, regenachtig en was het wegdek nat. Ter plaatse was geen wegverlichting aanwezig. De rijbaan heeft een breedte van circa 5,30 meter. Op de rijbaan is in de lengterichting een markering in de vorm van een onderbroken streep aangebracht. Deze is bedoeld om de weg visueel te versmallen en fietsers optisch meer ruimte te geven. De ter plaatse geldende maximumsnelheid is 60 km/u.
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft ten gevolge van het ongeval haar linker knie gebroken waarvoor een operatieve behandeling noodzakelijk was.Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft zijn linker schouder gebroken en is hieraan geopereerd. Uit de geneeskundige verklaring volgt dat de genezingsduur wordt geschat op 1 à 1,5 jaar.Slachtoffer [slachtoffer 3] heeft door de schok tijdens de botsing een zware hersenschudding en een whiplash opgelopen. Hierdoor heeft zij klachten als concentratieverlies, slecht slapen en pijn in de nek. De genezingsduur is geschat op 6 weken; eind januari 2023 had zij nog steeds (toenemende) klachten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Volgens de officier van justitie bestaat de schuld van verdachte uit roekeloosheid zoals nader geduid in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het primair en subsidiair ten laste gelegde feit, omdat aan de hand van het dossier niet valt vast te stellen of verdachte op de verkeerde weghelft heeft gereden en/of de tegenliggende auto in het midden van de weg heeft gereden. Daarnaast valt niet vast te stellen of het vermeende bumperkleven of voeren van groot licht dan wel de snelheidsovertreding de oorzaak was van het ongeval, of dat de oorzaak is gelegen in het slippen van verdachte in combinatie met de tegenliggende auto die op het midden van het wegdek reed. Dat dit niet meer valt vast te stellen – aangezien de VOA (VerkeersOngevallenAnalyse) door de werkzaamheden van hulpdiensten niet meer kon worden uitgevoerd – mag niet ten nadele van verdachte worden uitgelegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw ter terechtzitting aangevoerd dat geen sprake is van roekeloosheid. Er kan hooguit sprake zijn van aanmerkelijke schuld.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 22 november 2022 in De Heurne een zwarte Volkswagen Golf achter zich zag rijden. Zij zag dat het voertuig dicht achter haar kwam rijden, aan het bumperkleven was en groot licht voerde. Getuige reed de bebouwde kom uit. De Golf reed nog steeds dicht achter haar. Getuige reed op dat moment 70 kilometer per uur. Ter hoogte van de Veenweg maakte de Golf een inhaalactie. Ze zag dat de auto met een flinke snelheid links voorbij kwam rijden. Toen de auto haar ingehaald had, reed de auto nog steeds bij haar vandaan. Getuige kent de weg en dacht gelijk dat de Golf de bocht niet ging halen met die snelheid. Vervolgens zag ze de auto de bocht in gaan. Ze zag geen remlichten branden. Vervolgens hoorde ze een harde knal.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 juli 2024 verklaard dat hij bekend is ter plekke en de maximum snelheid van 60 km/u. Hij heeft voor de bocht een auto heeft ingehaald. Voor en in de bocht is hij met zijn auto in de berm terechtgekomen. Op dat moment zag hij de tegenligger op zich af komen en heeft hij naar rechts gestuurd. Verdachte reed naar zijn zeggen na het inhalen 70 km/u.De laatste keer dat hij op de teller keek, dit was vlak voor het ongeluk was, reed hij 70 km/u, aldus ook zijn verklaring bij de politie.
Getuige [slachtoffer 4] zat bij verdachte achterin de auto. Hij heeft verklaard dat het een risico is om op deze weg in te halen. Als de auto iets opzij gaat, zit je al snel in de berm. Toen de auto aan het trillen was, keek getuige naar voren en zag hij de koplampen van de andere auto. Getuige dacht gelijk: dit gaat mis. Volgens getuige wilde verdachte de binnenbocht pakken, waardoor hij rechts in de berm raakte en waardoor de auto begon te trillen. Toen verdachte de berm raakte, remde hij. Hij remde in de bocht. De weg was nat. Doordat verdachte remde, schoten ze in de bocht rechtdoor recht op de andere auto af. Het lukte verdachte niet om tegen te sturen.
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze zag dat, terwijl ze op haar eigen weghelft reed, de lichten van de tegemoetkomende auto recht tegenover haar kwamen.
Er is onderzoek gedaan naar het verloop van de geolocaties (geo-coördinaten) uit de telefoon van verdachte. Het gaat daarbij om grove en snel bepaalde locatiegegevens die de iPhone op geregelde momenten registreert. De waarde van de locatiegegevens varieert tussen de 5,0 en 6,3 meter. Plaatsbepaling vindt plaats door een combinatie van vergelijking met geobserveerde WiFi-punten en een positievergelijking met telecom-cellen, soms gecombineerd met GPS.
De melding van het ongeval kwam binnen om 22:11.30 uur; volgens verbalisant ligt het tijdsmoment van het ongeval rond 22:09.55 uur. Vervolgens heeft verbalisant verschillende (in lengte variërende trajecten berekend, waarbij de rechtbank traject 3 voor de beslissing op de tenlastelegging relevant acht. Dit traject betreft de kaart tussen 22:09.39 tot 22:09.50 uur. In 10 seconden heeft de telefoon 232 meter afgelegd. Het beginpunt had een acuuraatheid van circa 6,1 meter en het eindpunt 5.3 meter. Dit levert een gemiddelde snelheid op van 79.4 tot 87.6 km per uur kort voor het ongeval.
Tussenconclusie snelheid
Uit de verklaringen van verdachte zelf (70 km/u) kan al afgeleid worden dat hij harder reed dan toegestaan. De rechtbank gaat er echter vanuit dat hij harder heeft gereden dan die 70 km/u en dat hij richting de 80 km/u reed kort voor het ongeval. Dit volgt, in samenhang bezien, uit de verklaringen van getuige [getuige 2] en het onderzoek naar de geolocaties uit verdachtes telefoon. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaringen van deze getuige, nu zij concreet en specifiek over verdachtes rijgedrag heeft verklaard. Evenmin is er reden om te twijfelen aan het onderzoek naar de geolocaties uit verdachtes telefoon. Dat rapport zet nauwkeurig uiteen hoe tot de berekening van de gemiddelde snelheid is gekomen. Dat daarin enige marge zit, ligt gezien de wijze van berekenen voor de hand.
Verdachtes verklaring ter terechtzitting dat getuige [getuige 2] 40 km/u reed en dat hij haar inhaalde met 50/60 km/u acht de rechtbank niet aannemelijk geworden, gezien voornoemde bewijsmiddelen. Bovendien is het tegenstrijdig met verdachtes eerdere verklaring bij de politie, inhoudende dat [getuige 2] 50 reed.
De mate van schuld
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
Uit het politieonderzoek blijkt dat verdachte niet onder invloed van drank of drugs was en dat zijn telefoon niet werd gebruikt.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval (zie het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:470). Het gedrag van de verdachte wordt in die beoordeling afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Dit toetsingskader brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Van iedere bestuurder mag worden verwacht dat deze anticipeert op komende verkeerssituaties en voortdurend (geestelijk en lichamelijk) in staat is zijn voertuig onder controle te houden om veilig aan het verkeer deel te nemen en om de benodigde verkeershandelingen te verrichten. Deze zorgplicht geldt dus ook voor verdachte.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte onder het voeren van groot licht op een relatief smalle weg harder heeft gereden dan de ter plaatse toegestane snelheid en een andere weggebruiker heeft ingehaald, vervolgens bij het naderen van de bocht de berm raakte, de macht over het stuur kwijtraakte, waarna hij, zich deels of geheel op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer bevindend, frontaal op het voertuig van tegenligger [slachtoffer 1] is gebotst. Verdachte heeft hierbij onvoldoende rekening gehouden met de wegomstandigheden, waaronder het feit dat het een smalle weg betreft en dat het op dat moment donker was en dat er sprake was van een nat wegdek. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte ook in samenhang bezien niet toereikend zijn voor het oordeel dat sprake is geweest van roekeloos dan wel zeer onvoorzichtig rijgedrag en zal verdachte daarvan (partieel) vrijspreken. Wel komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich niet heeft gedragen zoals van een verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Het geheel van de gedragingen van verdachte brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Daarmee is het ongeval aan zijn schuld te wijten.
Het lichamelijk letsel van de slachtoffers
Slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben beiden botbreuken opgelopen ten gevolge van het ongeval, waarvoor zij geopereerd moesten worden. Het hersteltraject betreft een langere periode. Dit letsel kan naar het oordeel van de rechtbank gekwalificeerd worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr. Bij slachtoffer [slachtoffer 3] is een zware hersenschudding en een whiplash geconstateerd. De genezingsduur wordt geschat op 6 weken; eind januari 2023 had zij nog steeds en toenemende klachten. Naar het oordeel van de rechtbank is dit letsel aan te merken als lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering van de normale bezigheden is ontstaan. Bij slachtoffer [slachtoffer 4] is een wond in de rechterhals, op de neusrug en bij de wenkbrauw geconstateerd. Dit letsel valt in juridische zin niet onder één van de ten laste gelegde categorieën.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.