ECLI:NL:RBGEL:2024:8093

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
05/312111-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 2 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beginnend bestuurder die betrokken was bij een verkeersongeval op 22 november 2022 in De Heurne, gemeente Aalten. De verdachte, die met een Volkswagen Golf reed, had drie passagiers in zijn auto. Tijdens het rijden op de Caspersstraat, een smalle en onverlichte weg, heeft hij een andere auto, bestuurd door [slachtoffer 1], frontaal geraakt. Dit gebeurde terwijl het donker was en het wegdek nat. De verdachte reed met een snelheid tussen de 79,4 en 87,6 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 60 km/u was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de andere betrokkenen. De slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], liepen botbreuken op en moesten worden geopereerd. De rechtbank legde een taakstraf van 160 uren op, met een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank benadrukte dat de verdachte onvoldoende rekening had gehouden met de wegomstandigheden en de snelheid van zijn voertuig, wat leidde tot het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/312111-22
Datum uitspraak : 2 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
Raadsvrouw: mr. E.M. Keulen, advocaat in Enschede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 november 2022 te De Heurne, in de gemeente Aalten, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Lage Heurnseweg, roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij meerdere passagiers in het door hem bestuurde motorrijtuig had,
- enige tijd en afstand zeer dicht achter een ander motorrijtuig is gaan rijden en/of heeft gereden en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij op korte afstand voornoemd ander motorrijtuig volgde en/of
- terwijl hij een (eerst) naar rechts verlopende bocht naderde (vanuit zijn perspectief) en/of
- terwijl het wegdek van de door hem bereden weg en/of in of ter hoogte van die bocht ongeveer 5, 30 meter breed was en/of
- terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of voorzien was van rode (fietssuggestie)stroken en/of
- terwijl het ter plaatse donker en/of onverlicht was en/of het wegdek ter plaatse nat was,
- op de Caspersstraat met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur voornoemd ander motorrijtuig (gevaarlijk) heeft ingehaald en/of
- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 79,4 en de 87,6 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder b van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij een tegemoetkomend motorrijtuig naderde en/of
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of onvoldoende onder controle heeft gehouden dan wel kunnen houden en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- het verloop van die weg (de Caspersstraat) in of nabij de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of
-geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Caspersstraat) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met, een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (personenauto), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te De Heurne, in de gemeente Aalten, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Lage Heurnseweg,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij meerdere passagiers in het door hem bestuurde voertuig had,
- enige tijd en afstand zeer dicht achter een ander voertuig is gaan rijden en/of heeft gereden en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij op korte afstand voornoemd ander voertuig volgde en/of
- terwijl hij een (eerst) naar rechts verlopende bocht naderde (vanuit zijn perspectief) en/of
- terwijl het wegdek van de door hem bereden weg en/of in of ter hoogte van die bocht ongeveer 5, 30 meter breed was en/of
- terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of voorzien was van rode (fietssuggestie)stroken en/of
- terwijl het ter plaatse donker en/of onverlicht was en/of het wegdek ter plaatse nat was,
- op de Caspersstraat met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur voornoemd ander voertuig (gevaarlijk)
heeft ingehaald en/of
- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 79,4 en de 87,6 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder b van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij een tegemoetkomend voertuig naderde en/of
- het door hem bestuurde voertuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of onvoldoende onder controle heeft gehouden dan wel kunnen houden en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- het verloop van die weg (de Caspersstraat) in of nabij de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of
-geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Caspersstraat) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met, een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto), en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2022 te De Heurne, in de gemeente Aalten, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Lage Heurnseweg,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij meerdere passagiers in het door hem bestuurde voertuig had,
- enige tijd en afstand zeer dicht achter een ander voertuig is gaan rijden en/of heeft gereden en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij op korte afstand voornoemd ander voertuig volgde en/of
- terwijl hij een (eerst) naar rechts verlopende bocht naderde (vanuit zijn perspectief) en/of
- terwijl het wegdek van de door hem bereden weg en/of in of ter hoogte van die bocht ongeveer 5, 30 meter breed was en/of
- terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of voorzien was van rode (fietssuggestie)stroken en/of
- terwijl het ter plaatse donker en/of onverlicht was en/of het wegdek ter plaatse nat was,
- op de Caspersstraat met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur voornoemd ander voertuig (gevaarlijk) heeft ingehaald en/of
- bij het naderen en/of het inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of voornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 79,4 en de 87,6 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder b van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij een tegemoetkomend voertuig naderde en/of
- het door hem bestuurde voertuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of onvoldoende onder controle heeft gehouden dan wel kunnen houden en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- het verloop van die weg (de Caspersstraat) in of nabij de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en/of
-geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Caspersstraat) is gebotst, in elk geval in aanrijding is gekomen met, een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 november 2022 reed verdachte, een beginnend bestuurder, als bestuurder van een personenauto, Volkswagen Golf, op de Caspersstraat in De Heurne. Verdachte had drie passagiers. [slachtoffer 1] bestuurde een auto met twee passagiers in tegenovergestelde richting op dezelfde weg. [2] Verdachte is met zijn auto, in de voor hem naar rechts verlopende bocht, frontaal op de auto van [slachtoffer 1] gebotst. [3] Ten tijde van het ongeval was het donker, regenachtig en was het wegdek nat. Ter plaatse was geen wegverlichting aanwezig. De rijbaan heeft een breedte van circa 5,30 meter. Op de rijbaan is in de lengterichting een markering in de vorm van een onderbroken streep aangebracht. Deze is bedoeld om de weg visueel te versmallen en fietsers optisch meer ruimte te geven. De ter plaatse geldende maximumsnelheid is 60 km/u. [4]
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft ten gevolge van het ongeval haar linker knie gebroken waarvoor een operatieve behandeling noodzakelijk was. [5] Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft zijn linker schouder gebroken en is hieraan geopereerd. Uit de geneeskundige verklaring volgt dat de genezingsduur wordt geschat op 1 à 1,5 jaar. [6] Slachtoffer [slachtoffer 3] heeft door de schok tijdens de botsing een zware hersenschudding en een whiplash opgelopen. Hierdoor heeft zij klachten als concentratieverlies, slecht slapen en pijn in de nek. De genezingsduur is geschat op 6 weken; eind januari 2023 had zij nog steeds (toenemende) klachten. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Volgens de officier van justitie bestaat de schuld van verdachte uit roekeloosheid zoals nader geduid in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het primair en subsidiair ten laste gelegde feit, omdat aan de hand van het dossier niet valt vast te stellen of verdachte op de verkeerde weghelft heeft gereden en/of de tegenliggende auto in het midden van de weg heeft gereden. Daarnaast valt niet vast te stellen of het vermeende bumperkleven of voeren van groot licht dan wel de snelheidsovertreding de oorzaak was van het ongeval, of dat de oorzaak is gelegen in het slippen van verdachte in combinatie met de tegenliggende auto die op het midden van het wegdek reed. Dat dit niet meer valt vast te stellen – aangezien de VOA (VerkeersOngevallenAnalyse) door de werkzaamheden van hulpdiensten niet meer kon worden uitgevoerd – mag niet ten nadele van verdachte worden uitgelegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw ter terechtzitting aangevoerd dat geen sprake is van roekeloosheid. Er kan hooguit sprake zijn van aanmerkelijke schuld.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 22 november 2022 in De Heurne een zwarte Volkswagen Golf achter zich zag rijden. Zij zag dat het voertuig dicht achter haar kwam rijden, aan het bumperkleven was en groot licht voerde. Getuige reed de bebouwde kom uit. De Golf reed nog steeds dicht achter haar. Getuige reed op dat moment 70 kilometer per uur. Ter hoogte van de Veenweg maakte de Golf een inhaalactie. Ze zag dat de auto met een flinke snelheid links voorbij kwam rijden. Toen de auto haar ingehaald had, reed de auto nog steeds bij haar vandaan. Getuige kent de weg en dacht gelijk dat de Golf de bocht niet ging halen met die snelheid. Vervolgens zag ze de auto de bocht in gaan. Ze zag geen remlichten branden. Vervolgens hoorde ze een harde knal. [8]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 juli 2024 verklaard dat hij bekend is ter plekke en de maximum snelheid van 60 km/u. Hij heeft voor de bocht een auto heeft ingehaald. Voor en in de bocht is hij met zijn auto in de berm terechtgekomen. Op dat moment zag hij de tegenligger op zich af komen en heeft hij naar rechts gestuurd. Verdachte reed naar zijn zeggen na het inhalen 70 km/u. [9] De laatste keer dat hij op de teller keek, dit was vlak voor het ongeluk was, reed hij 70 km/u, aldus ook zijn verklaring bij de politie. [10]
Getuige [slachtoffer 4] zat bij verdachte achterin de auto. Hij heeft verklaard dat het een risico is om op deze weg in te halen. Als de auto iets opzij gaat, zit je al snel in de berm. Toen de auto aan het trillen was, keek getuige naar voren en zag hij de koplampen van de andere auto. Getuige dacht gelijk: dit gaat mis. Volgens getuige wilde verdachte de binnenbocht pakken, waardoor hij rechts in de berm raakte en waardoor de auto begon te trillen. Toen verdachte de berm raakte, remde hij. Hij remde in de bocht. De weg was nat. Doordat verdachte remde, schoten ze in de bocht rechtdoor recht op de andere auto af. Het lukte verdachte niet om tegen te sturen. [11]
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze zag dat, terwijl ze op haar eigen weghelft reed, de lichten van de tegemoetkomende auto recht tegenover haar kwamen. [12]
Er is onderzoek gedaan naar het verloop van de geolocaties (geo-coördinaten) uit de telefoon van verdachte. Het gaat daarbij om grove en snel bepaalde locatiegegevens die de iPhone op geregelde momenten registreert. De waarde van de locatiegegevens varieert tussen de 5,0 en 6,3 meter. Plaatsbepaling vindt plaats door een combinatie van vergelijking met geobserveerde WiFi-punten en een positievergelijking met telecom-cellen, soms gecombineerd met GPS.
De melding van het ongeval kwam binnen om 22:11.30 uur; volgens verbalisant ligt het tijdsmoment van het ongeval rond 22:09.55 uur. Vervolgens heeft verbalisant verschillende (in lengte variërende trajecten berekend, waarbij de rechtbank traject 3 voor de beslissing op de tenlastelegging relevant acht. Dit traject betreft de kaart tussen 22:09.39 tot 22:09.50 uur. In 10 seconden heeft de telefoon 232 meter afgelegd. Het beginpunt had een acuuraatheid van circa 6,1 meter en het eindpunt 5.3 meter. Dit levert een gemiddelde snelheid op van 79.4 tot 87.6 km per uur kort voor het ongeval. [13]
Tussenconclusie snelheid
Uit de verklaringen van verdachte zelf (70 km/u) kan al afgeleid worden dat hij harder reed dan toegestaan. De rechtbank gaat er echter vanuit dat hij harder heeft gereden dan die 70 km/u en dat hij richting de 80 km/u reed kort voor het ongeval. Dit volgt, in samenhang bezien, uit de verklaringen van getuige [getuige 2] en het onderzoek naar de geolocaties uit verdachtes telefoon. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaringen van deze getuige, nu zij concreet en specifiek over verdachtes rijgedrag heeft verklaard. Evenmin is er reden om te twijfelen aan het onderzoek naar de geolocaties uit verdachtes telefoon. Dat rapport zet nauwkeurig uiteen hoe tot de berekening van de gemiddelde snelheid is gekomen. Dat daarin enige marge zit, ligt gezien de wijze van berekenen voor de hand.
Verdachtes verklaring ter terechtzitting dat getuige [getuige 2] 40 km/u reed en dat hij haar inhaalde met 50/60 km/u acht de rechtbank niet aannemelijk geworden, gezien voornoemde bewijsmiddelen. Bovendien is het tegenstrijdig met verdachtes eerdere verklaring bij de politie, inhoudende dat [getuige 2] 50 reed.
De mate van schuld
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
Uit het politieonderzoek blijkt dat verdachte niet onder invloed van drank of drugs was en dat zijn telefoon niet werd gebruikt.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval (zie het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:470). Het gedrag van de verdachte wordt in die beoordeling afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Dit toetsingskader brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Van iedere bestuurder mag worden verwacht dat deze anticipeert op komende verkeerssituaties en voortdurend (geestelijk en lichamelijk) in staat is zijn voertuig onder controle te houden om veilig aan het verkeer deel te nemen en om de benodigde verkeershandelingen te verrichten. Deze zorgplicht geldt dus ook voor verdachte.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte onder het voeren van groot licht op een relatief smalle weg harder heeft gereden dan de ter plaatse toegestane snelheid en een andere weggebruiker heeft ingehaald, vervolgens bij het naderen van de bocht de berm raakte, de macht over het stuur kwijtraakte, waarna hij, zich deels of geheel op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer bevindend, frontaal op het voertuig van tegenligger [slachtoffer 1] is gebotst. Verdachte heeft hierbij onvoldoende rekening gehouden met de wegomstandigheden, waaronder het feit dat het een smalle weg betreft en dat het op dat moment donker was en dat er sprake was van een nat wegdek. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte ook in samenhang bezien niet toereikend zijn voor het oordeel dat sprake is geweest van roekeloos dan wel zeer onvoorzichtig rijgedrag en zal verdachte daarvan (partieel) vrijspreken. Wel komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich niet heeft gedragen zoals van een verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Het geheel van de gedragingen van verdachte brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Daarmee is het ongeval aan zijn schuld te wijten.
Het lichamelijk letsel van de slachtoffers
Slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben beiden botbreuken opgelopen ten gevolge van het ongeval, waarvoor zij geopereerd moesten worden. Het hersteltraject betreft een langere periode. Dit letsel kan naar het oordeel van de rechtbank gekwalificeerd worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr. Bij slachtoffer [slachtoffer 3] is een zware hersenschudding en een whiplash geconstateerd. De genezingsduur wordt geschat op 6 weken; eind januari 2023 had zij nog steeds en toenemende klachten. Naar het oordeel van de rechtbank is dit letsel aan te merken als lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering van de normale bezigheden is ontstaan. Bij slachtoffer [slachtoffer 4] is een wond in de rechterhals, op de neusrug en bij de wenkbrauw geconstateerd. Dit letsel valt in juridische zin niet onder één van de ten laste gelegde categorieën.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks22 november 2022 te De Heurne, in de gemeente Aalten,
in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg,
de Lage Heurnseweg,
roekeloos, althans zeer dan welaanmerkelijk, onvoorzichtig,
onoplettend en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij beginnend bestuurder was en
/of
- terwijl hij meerdere passagiers in het door hem bestuurde motorrijtuig had,
- enige tijd en afstand zeer dicht achter een ander motorrijtuig is gaan rijden en
/ofheeft gereden en
/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder c van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij op korte afstand voornoemd ander motorrijtuig volgde en
/of
- terwijl hij een (eerst) naar rechts verlopende bocht naderde (vanuit zijn perspectief) en
/of
- terwijl het wegdek van de door hem bereden weg en
/ofin
of ter hoogte vandie bocht ongeveer 5, 30 meter breed was en
/of
- terwijl de door hem bereden weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en
/ofvoorzien was van rode (fietssuggestie)stroken en
/of
- terwijl het ter plaatse donker en
/ofonverlicht was en
/ofhet wegdek ter plaatse nat was,
- op de Caspersstraat met een hogere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur voornoemd ander motorrijtuig (gevaarlijk) heeft ingehaald en
/of
- bij het naderen en
/ofhet inrijden van voornoemde bocht in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig zodanig geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en
/ofvoornoemde bocht kon overzien en waarover deze vrij was
/warenen
/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 79,4 en de 87,6 kilometer per uur,
in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en
/of
- in strijd met artikel 32, tweede lid, onder b van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 groot licht heeft gevoerd, terwijl hij een tegemoetkomend motorrijtuig naderde en
/of
- het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en
/ofonvoldoende onder controle heeft gehouden
dan wel kunnen houdenen
/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en
/of
- het verloop van die weg (de Caspersstraat) in of nabij de voornoemde bocht niet heeft gevolgd en
/of
-geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Caspersstraat) is gebotst,
in elk geval in aanrijding is gekomen met, eenop die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (personenauto), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor anderen lichamelijk letsel wordt toegebracht

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt opgelegd een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij het vaststellen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor de uitvoering van zijn werkzaamheden. Daarnaast heeft verdachte zelf ook heftige gevolgen ervaren omdat hij ernstig letsel heeft opgelopen door het ongeval. Ten slotte heeft verdachte geen relevant strafblad en is hij sinds de ten laste gelegde datum niet bij nieuwe verkeersincidenten betrokken geweest. De raadsvrouw heeft verzocht om ten aanzien van de rijontzegging te volstaan met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de drie maanden dat het rijbewijs reeds ingehouden is geweest, en het overige deel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van één jaar.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij meerdere personen (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen. Ook heeft hij zelf meerdere botbreuken opgelopen. Verdachte heeft de toegestane snelheid overschreden op een donkere, niet verlichte en smalle weg, terwijl het wegdek nat was. Hij is een bocht ingereden waar hij de controle over de auto is verloren en op de andere weghelft terecht is gekomen. De auto is vervolgens frontaal op de uit de andere richting komende auto van [slachtoffer 1] gebotst. Verdachte mag van geluk spreken dat er geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen.
De LOVS-oriëntatiepunten hanteren als uitgangspunt voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en waarbij sprake is van een ernstige mate van schuld, een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van één jaar. De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank zal, vanwege de ernst van het feit en de omstandigheid dat sprake is van meerdere ernstig gewonden voor wat betreft de taakstraf het uitgangspunt volgen en verdachte dus een taakstraf van 160 uur, subsidiair 80 uur vervangende hechtenis, opleggen
Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor de uitvoering van zijn werkzaamheden. Het ongeval heeft enige tijd geleden plaatsgevonden. Verdachte heeft – na een tijdelijke invordering van het rijbewijs – in de tussenliggende periode de beschikking gehad over zijn rijbewijs en ook auto gereden, voor zover bekend zonder dat dit tot nieuwe overtredingen van de Wegenverkeerswet heeft geleid. Daarom zal de rechtbank de rijontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden opleggen, waarvan 9 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar. Op de rijontzegging wordt in mindering gebracht de tijd dat het rijbewijs ingehouden is geweest.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op
een taakstraf van 160 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen;

ontzegtverdachte ten aanzien van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk enmet aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest;
 bepaalt dat het voorwaardelijk deel van deze ontzegging
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in geval verdachte zich vóór het einde van de
proeftijd van 3 jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en mr. P.M. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Hut, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 augustus 2024.
Mr. Goossens is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022545384, gesloten 8 december 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf, p. 2-5.
3.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf, p. 2.
4.VOA, p. 23-27.
5.Document van St. Agnes-Hospital Bocholt, p. 80-82.
6.Geneeskundige verklaring [slachtoffer 2] 11 januari 2023, p. 85.
7.Geneeskundige verklaring [slachtoffer 3] 6 december 2022, p. 88; proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 6, 9.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 108.
9.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2024.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 91.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] , p. 124-125.
12.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] , p. 120.
13.Proces-verbaal van onderzoek telefoon, p. 132.