ECLI:NL:RBGEL:2024:8096

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
05/040815-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van feitelijke aanranding van de eerbaarheid met gevangenisstraf en taakstraf

Op 2 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 juli 2023 in Apeldoorn, waar de verdachte, een man, de 17-jarige aangeefster, die op dat moment aan het werk was in een distributiecentrum, heeft betast en geprobeerd te zoenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door haar te benaderen en haar tegen haar wil te zoenen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld, en deze werden ondersteund door getuigenverklaringen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de handelingen van de verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de aangeefster vormden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 110 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het feit dat de verdachte niet eerder voor een zedendelict was veroordeeld. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/040815-24
Datum uitspraak : 2 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1958 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op 19 juli 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juli 2023 te Apeldoorn, althans in Nederland, [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
- dichtbij die [slachtoffer] te gaan staan en/of
- ( onverhoeds) de billen van die [slachtoffer] te betasten en/of
- die [slachtoffer] te kussen en/of
- ( vervolgens) (te trachten) die [slachtoffer] te (tong)zoenen, althans zijn tong tegen de lippen van die [slachtoffer] te drukken en/of
- die [slachtoffer] (bij haar billen) vast te houden, althans te beletten weg te gaan/komen en/of
- ( meermaals) tegen die [slachtoffer] te zeggen “geef mij nog eens een kusje”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie te doen ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onderdelen “door geweld” en “door bedreiging met geweld”.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit ter terechtzitting van 19 juli 2024 ontkend.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken, zoals onderhavige, bewijstechnisch lastige zaken zijn. Kenmerkend is de aanwezigheid van slechts twee personen bij de verweten ontuchtige handelingen: de persoon die stelt slachtoffer te zijn geweest en de verdachte. Daarbij staan de verklaringen van deze personen vaak lijnrecht tegenover elkaar.
Bij de waardering van het bewijs en de beoordeling van de tenlastelegging is van belang dat, volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Er moet sprake zijn van steunbewijs dat blijkens vaste jurisprudentie niet alleen van dezelfde bron afkomstig mag zijn. Het steunbewijs hoeft bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van een aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Indien een verklaring van een getuige (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van een aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het tenlastegelegde.
Aangeefster [slachtoffer] , toen 17 jaar oud, heeft verklaard dat zij op 7 juli 2023 aan het werk was bij distributiecentrum [bedrijf] in Apeldoorn. [slachtoffer] was de wasbak bij de wc’s naast de kantine aan het schoonmaken toen een man naar haar toe kwam. De man kwam heel dichtbij haar staan. Vervolgens legde hij zijn linkerhand op haar rechterbil. Hij zoende haar daarna gelijk op haar mond. [slachtoffer] voelde dat hij zijn tong tegen haar lippen duwde en met zijn tong in haar mond probeerde te gaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat ze dit niet prettig vond en dat ze haar hoofd wegtrok. Ze hield de man van zich af door met beide handen naar hem toe te duwen en ze zei dat ze dit niet wilde. De man bleef haar vasthouden aan haar rechterbil en hij zei “geef mij nog eens een kusje”. Hij vroeg dit nog twee of drie keer. Uit de aangifte blijkt dat [slachtoffer] , nadat de man weg was gelopen, het vrouwentoilet in is gegaan, de deur op slot heeft gedaan en haar leidinggevende heeft gebeld. Haar leidinggevende was er snel en [slachtoffer] heeft, in tranen, aan haar verteld wat er was gebeurd. Daarop is haar leidinggevende naar de man toe gegaan en [slachtoffer] hoorde haar meerdere malen schreeuwen dat aangeefster minderjarig was en dat hij van haar af moest blijven. [2]
Getuige [getuige] werkt als directeur logistiek bij voornoemd distributiecentrum. [getuige] heeft verklaard dat hij een overleg had op de eerste etage. Hij hoorde geschreeuw of werd gewaarschuwd en hij is daarom richting de kantine gelopen. In de kantine zag hij verdachte staan met een schoonmaakster. Hij hoorde de schoonmaakster schreeuwen: “hij heeft aan dat meisje gezeten”. Getuige [getuige] is vervolgens naar de toiletten gelopen en hij zag daar een meisje dat huilde en overstuur was. Het meisje vertelde [getuige] dat ze een praatje had gemaakt met [verdachte] en dat hij aan haar had gezeten en had geprobeerd haar te zoenen. Ook vertelde ze dat ze zichzelf daarna in het toilet had opgesloten en haar collega had gebeld. Uit de getuigenverklaring van [getuige] volgt dat verdachte de man in kwestie was. [3]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig is. Zij heeft consistent en gedetailleerd verklaard over de gedragingen van verdachte.
Steunbewijs
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster steun in de getuigenverklaring van [getuige] . Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij geschreeuw hoorde en naar de kantine is gelopen. Daar hoorde hij een schoonmaakster roepen dat verdachte aan een meisje had gezeten. Ook heeft getuige [getuige] verklaard dat hij aangeefster huilend en overstuur aantrof in de toiletten en dat zij aan hem heeft verteld dat verdachte aan haar had gezeten en haar geprobeerd had te zoenen. Deze waarnemingen ten aanzien van de emotionele toestand van aangeefster vlak na haar ontmoeting met verdachte leveren naar het oordeel van de rechtbank voldoende steunbewijs op voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
De rechtbank merkt op dat het weliswaar opvallend is dat de leidinggevende van [slachtoffer] kennelijk niet door de politie is gehoord, maar nu zowel aangeefster als verdachte in hun verklaring aangeven dat die leidinggevende ter plaatse kwam en begon te schreeuwen dat hij van aangeefster af moest blijven respectievelijk dat hij aangeefster betast had (verdachte) is er over haar rol geen discussie en leidt deze omstandigheid niet tot een ander oordeel.
Ontuchtige karakter handelingen
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de handelingen van verdachte te karakteriseren zijn als ontuchtige handelingen. Het vastpakken en -houden van de billen van aangeefster en het (proberen te) geven van een tongzoen zijn handelingen met een onmiskenbaar seksuele lading en zijn in strijd met sociaal-ethische normen. De gedragingen zijn daarmee te kwalificeren als ontuchtige handelingen. Hierbij heeft de rechtbank mede in ogenschouw genomen dat er een aanmerkelijk leeftijdsverschil tussen verdachte en de destijds minderjarige is, het feit dat zij collega’s van elkaar waren en dat de handelingen op de werkvloer plaatsvonden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. Door in een kleine ruimte, zoals een toiletruimte, dichtbij aangeefster te gaan staan en de handelingen onverhoeds te verrichten ondanks dat aangeefster aangaf dat zij dat niet wilde, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank door een andere feitelijkheid aangeefster gedwongen tot het dulden van de ontuchtige handelingen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks7 juli 2023 te Apeldoorn,
althans in Nederland, [slachtoffer] door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
heeft gedwongen tot het dulden van
een ofmeer ontuchtige handelingen, door
- dichtbij die [slachtoffer] te gaan staan en
/of
-
(onverhoeds
)de billen van die [slachtoffer] te betasten en
/of
- die [slachtoffer] te kussen en
/of
-
(vervolgens
)(te trachten) die [slachtoffer] te (tong)zoenen,
althans zijn tong tegen de lippen van die [slachtoffer] te drukkenen/
of
- die [slachtoffer]
(bij haar billen
)vast te houden,
althans te beletten weg te gaan/komenen
/of
-
(meermaals
)tegen die [slachtoffer] te zeggen “geef mij nog eens een kusje”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of
- meermalen voorbij te gaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer]
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie te doen ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals die bij het onderzoek ter terechtzitting zijn gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding. Hij heeft zich op het werk vergrepen aan een jonge toen nog minderjarige vrouw die de gezamenlijke toiletruimte aan het schoonmaken was. Verdachte heeft het slachtoffer onverhoeds bij haar rechterbil gepakt en op de mond gezoend. Hierbij heeft hij haar geprobeerd te tongzoenen. Een en ander ondanks dat het slachtoffer meermaals had aangegeven dit niet te willen. Verdachte heeft hiermee de grenzen van het betamelijke overschreden. Verdachte heeft geen respect getoond voor het zelfbeschikkingsrecht van het slachtoffer en daarmee een inbreuk op haar lichamelijke integriteit gemaakt. De rechtbank kan goed begrijpen dat het hele gebeuren een grote impact op het slachtoffer heeft gehad.
De straf
De rechtbank acht de eis van de officier te hoog gelet op straffen die rechters in vergelijkbare gevallen opleggen. De rechtbank weegt in voor verdachte negatieve zin mee het leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer, het feit dat de aanranding op het werk heeft plaatsgevonden en het feit dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Uit het rapport van de reclassering blijken geen relevante omstandigheden die moeten worden meegewogen. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een zedendelict. Hij is zijn (uitzend)baan bij het betreffende bedrijf kwijt.
Er is sprake van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld. Het handelen van verdachte heeft bovendien een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge gehad. Daarom is op grond van art. 22b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht de oplegging van een taakstraf in beginsel uitgesloten. Een taakstraf kan wel worden opgelegd in combinatie met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank ziet in de ernst van het feit en de hierboven genoemde omstandigheden aanleiding om een taakstraf op te leggen in combinatie met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Alles afwegend wordt de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag en een taakstraf van 110 uur, subsidiair 55 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden geacht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22b, 22c, 22d, 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag;
 legt op
een taakstraf van 110 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 55 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Goossens (voorzitter), mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en mr. M.C. van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Hut, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 augustus 2024.
Mrs. Goossens en Van Breevoort-De Bruin en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023308797, gesloten op 15 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 9-10.
3.Proces-verbaal van getuige [getuige] , p. 13-14.