ECLI:NL:RBGEL:2024:8114

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
05.241349.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedrag en auto afkomstig uit misdrijf van ex-partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, geboren in 1970, had in de periode van 16 november 2015 tot en met 11 mei 2021, geldbedragen tot een totaal van €22.200,- en een Fiat 500 verworven, die afkomstig waren van een misdrijf gepleegd door haar ex-partner, [naam 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de voorwerpen uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het witwassen van deze voorwerpen, ondanks de verdediging die aanvoerde dat er geen sprake was van een gronddelict en dat de bedragen bedoeld waren voor [naam 1]. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden rondom de overschrijvingen en de aankoop van de auto zorgvuldig gewogen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met vervangende hechtenis bij niet-naleving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar blanco strafblad en de zorg voor haar kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummer: 05/241349-21
Datum uitspraak : 19 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. Y. Ameziane, advocaat in ‘s Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting van 5 november 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 16 november 2015 tot en met 11 mei 2021, te [plaats] , gemeente Berkelland, althans in Nederland, een of meer geldbedragen (tot een totaal van €22.200,-) en/of een personenauto (merk Fiat 500), althans een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en [naam 1] (hierna: [naam 1] ) zijn ex-partners. [2] Eind 2015 gingen [naam 1] en verdachte uit elkaar en woonden zij apart: [naam 1] met twee van hun zoons [naam 2] en [naam 3] in een appartement en verdachte en hun dochter [naam 4] in een ander appartement in hetzelfde gebouw in [plaats] . [3] Dit gebouw is in eigendom bij [naam 5] (hierna: [naam 5] ), geboren in 1937. [4] [naam 1] heeft vervolgens vanaf december 2017 met [naam 2] en [naam 3] in een huis in [plaats] gewoond samen met [naam 5] , dit tot aan de aanhouding van [naam 1] op 21 april 2021. [5] [naam 5] is een vermogende vrouw. [6] [naam 1] drijft een onderneming (binnen de V.O.F.) [7] met de naam [naam 6] . [8]
In 2016 is een totaalbedrag van € 22.200,00 overgeschreven vanaf de bankrekeningen van [naam 5] naar de bankrekening van verdachte. Vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer 1] is op 20 september 2016 zonder omschrijving € 5.000,00 naar verdachte overgeschreven. [9] Vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer 2] zijn in het jaar 2016 de volgende overschrijvingen voor een totaalbedrag van € 17.200,00 naar de bankrekening van verdachte gedaan:
  • € 700,00 met omschrijving: ‘onkosten hulp’
  • € 5.000,00 met omschrijving: ‘volgens afspraak in mei 2016’
  • € 5.000,00 met omschrijving: ‘onkostenvergoeding’
  • € 1.500,00 met omschrijving: ‘t.a.v. [naam 1] ’
  • € 5.000,00 met omschrijving: ‘voorschot betaling renovatie landbouwschuur’.
Op 26 januari 2021 is door [naam 6] een Fiat 500 (kenteken: [kenteken] ) aangekocht van BCA Nederland. [11] Vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer 2] van [naam 5] is de factuur van BCA Nederland voor de Fiat 500 (kenteken: [kenteken] ) betaald. [12]
Op 21 april 2021 is [naam 1] aangehouden en later veroordeeld voor onder andere de diefstal van een geldbedrag ter hoogte van € 461.129,49 van [naam 5] . Genoemde overschrijvingen van geldbedragen naar verdachte en naar BCA Nederland zijn in dat vonnis bewezen verklaard als diefstal door [naam 1] van [naam 5] . [13] Dit vonnis is op het moment van het wijzen van dit vonnis niet onherroepelijk.
[naam 5] is op 18 mei 2021 onder curatele gesteld omdat zij - samengevat - haar belangen niet behoorlijk waarneemt als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand. [14]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er is geen sprake van een gronddelict. In hoger beroep in de zaak van [naam 1] zijn er nieuwe ontwikkelingen die maken dat die veroordeling niet in stand zal blijven. Daarnaast waren de geldbedragen bedoeld voor [naam 1] . De Fiat 500 was een geschenk van [naam 5] ter compensatie van de door verdachte verrichte ondersteuning in het huishouden van [naam 5] en als compensatie voor een eerdere verkoop door [naam 1] van de Volkswagen Polo van verdachte voor € 2.260,15. Het geld van de Polo hadden [naam 1] en [naam 5] toen namelijk nodig voor levensonderhoud.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 2 mei 2021 zijn verbalisanten langs gegaan bij [naam 5] voor een nazorggesprek. Ter plaatse deed verdachte de deur open. Verdachte heeft aangegeven dat [naam 5] niet met de politie in gesprek wilde. Verbalisanten zijn alsnog met [naam 5] in gesprek gegaan. Verbalisanten hebben vervolgens hun telefoonnummer aan [naam 5] op een papiertje gegeven. Verbalisanten zijn vertrokken. Zij hebben verdachte horen zeggen: ‘Geef dat kaartje maar hier’. [15]
Op 6 mei 2021 heeft een medewerker van Veilig thuis samen met een medewerker van de instantie Team voor Mekaar [naam 5] uit haar huis in [plaats] gehaald vanwege vermoedens van uitbuiting. Toen zij terugkwamen om spullen op te halen uit de woning was verdachte aanwezig in de woning. Verdachte heeft geprobeerd fysiek te beletten dat de medewerker van Veilig Thuis in de woning kwam. De medewerker heeft zich langs verdachte heen geduwd om de woning in te komen. Hierbij is er wat heen en weer geduwd tussen de medewerker en verdachte. [16]
De telefoon van onder meer verdachte werd getapt door de politie in de periode van 19 april 2021 tot en met 15 mei 2021. Hieruit blijken de volgende gesprekken:
“17. Donderdag 6 mei 2021 te 13.13 uur. Gesprek tussen [naam 5] en [naam 1] . [verdachte] en [naam 2] nemen ook deel.
(…)
[naam 1] : ik kom, ik kom echt vast te zitten en ik blijf steeds langer vastzitten door de familie [naam 7]
[naam 5] : Vreselijk, vreselijk.
(…)
[naam 1] : Maar dat is geen punt. [naam 5] mag ik jou één advies geven.
[naam 5] : Ja.
[naam 1] : Mag ik jou één advies geven. Stop alstublieft met wanneer politie komt met de politie te praten.
Wanneer er gepraat moet worden nee.
[naam 5] : Dat doe ik niet meer.
[naam 1] : Neem, neem een advocaat mee.
[naam 5] : Ja welke [naam 1] ? Dan moet ik [naam 8] bellen.
[naam 1] : Ja, maar nou maar nou wil ik even [naam 2] aan de telefoon of [verdachte] even snel. [naam 5] , ik wil je geen schuldgevoel maar ga er maar vanuit dat ik morgen niet vrij kom en dat ik er 90 dagen erbij krijg.
[naam 5] : Oh, vreselijk
[naam 1] : Door het dossier [naam 7] . Eigenlijk moet jij ook een brief naar mij gaan schrijven dat je mij mist en dat je hoopt dat en dat de rechter mij snel vrij moet laten en dat de familie [naam 7] niet de waarheid spreekt. Eigenlijk moet jij zo'n brief ook schrijven en kan ook bij mijn dossier.
[naam 5] : Dat kunnen we wel even doen straks. Ja.
[naam 1] : Ja, geef mij [verdachte] .
[naam 2] : Hallo?
[naam 1] : Hoi. Eigenlijk moet [naam 5] ook een brief schrijven van eh dat ze mij mist en dat ze hoopt dat ik snel thuiskom en dat er veel gelogen wordt en dat ik nooit van haar geld gestolen heb. Zo'n brief moet zij maken, met haar handtekening, datum en alles erop en eraan.
[verdachte] : Naar wie moet ze die sturen?
[naam 1] : aan [naam 9]
[naam 2] : Ok
[naam 1] : Kan die hem morgen aan het dossier toevoegen. Dan komt het morgen nog bij de rechtbank.
[naam 2] : Ok, ik schrijf het even op.
[naam 1] ; Nee zeg maar. Ze moet een brief schrijven. Dat ze mij mist. Dat al die leugens wat er over mij verteld wordt niet klopt. Dat ik nooit geld van haar gestolen heb. Dat ze alles wist wat ik deed. En dat de familie [naam 7] lekker bezig is.
[naam 2] : Ok
(…).” [17]
“23. Zaterdag 8 mei 2021 te 19.33 uur. Gesprek tussen [verdachte] en [naam 10]
(…) [verdachte] vertelt aan [naam 10] dat [naam 1] uit de beperkingen is en elke dag belt. [verdachte] denkt dat [naam 5] niet meer terug komt.
[naam 10] : Nou de geldkraan is dicht.
[verdachte] : Ach ja.
(…)
24. Zondag 9 mei 2021 te 09.42 uur. Gesprek tussen [naam 1] en [verdachte] .
[verdachte] is nu in het huis. [verdachte] zegt dat ze ook als verdachte dinsdag naar het politiebureau moet. Ze kunnen Jou niet vasthouden zegt [naam 1] . Jij hebt toch niets gedaan zegt [naam 1] . Ze zullen wel vragen hebben over stortingen zegt [verdachte] . Ja, zegt [naam 1] als je slim bent kijk je op de computer van [naam 3] en kijkje op Rabobank internetbankieren en kun je betalingen terug zien en zoek je op [naam 5] en kun je kijken wat er binnen gekomen is. in die periode is er volgens mij 3 keer 5000 euro op jouw rekening gestort zegt [naam 1] . Maar jij hebt ook geld gestort van de verzekering toen het huis afgebrand was en dat mijn spullen ook verbrand waren zegt [verdachte] . Ja dat maakt niet uit zegt [naam 1] dat kun je gewoon zeggen. Dat heeft Centraal Beheer naar jou gestort daar is niets ernstig aan. Als ze vragen stellen waarom dat gestort is zegt [naam 1] , volgens mij is dat 3 keer 5000 euro geweest, dan zeg je nou [naam 1] werkte toen met [naam 5] en dat heeft ze naar hem gestort. [18]
(…)Kijk voor de zekerheid even op je bankafschriften zegt [naam 1] want je kunt vanaf
2015 terug kijken. Dat gaat [verdachte] doen. Stel voor zegt [naam 1] dat ik in die tijd nog een keer geld op jouw rekening heb gestort, moet Je gewoon zeggen...ja je hebt wel eens geld gestort zegt [verdachte] dat ik geen rekening kon betalen of voor eten voor [naam 4] en mij, die 100 euro elke keer voor alimentatie. Maar ik heb het over het begin zegt [naam 1] in 2015 dat we wel eens geld gestort hebben moet je zeggen nou dat heeft [naam 1] gedaan klaar.” [19]
“26. Maandag 10 mei 2021 te 15.30 uur. Gesprek tussen [naam 1] en [verdachte] .
(…) [naam 1] zegt dat ze iets kunnen gaan vragen over die Polo, van wie die Polo was, dat stond in het dossier en dat zeiden ze bij hem ook. Hij heeft daar nooit antwoord op gegeven maar dat is gewoon [verdachte] 's Polo geweest. Ja, zegt [verdachte] dat kun je toch zien aan het kenteken bij de RDW. [naam 1] zegt dat ze ook vragen hoe die betaald is maar dat zijn domme vragen want bij de veiling kun je alleen maar via de bank betalen.
[verdachte] : Ik heb die auto die ik nu heb, die heb ik gewoon van [naam 5] gekregen omdat ik ook dingen doe hier in huis.
[naam 1] : ja tuurlijk
[verdachte] : vind het prima zo
[naam 1] : en jij hebt die Polo verkocht voor 2500 en die heb je voor eten en dinges uitgegeven aan ons en die heb je terug gekregen.” [20]
Verdachte is op 11 mei 2021 rond 09:55 uur aangehouden en diezelfde middag door de politie verhoord. [21]
Met betrekking tot de overschrijvingen van de rekening van [naam 5] naar de rekening van verdachte in 2016 verklaart verdachte dat er omschrijvingen bij staan en dat het geld bedoeld was voor [naam 1] . [naam 1] stond rood op zijn rekening waardoor de rekening van verdachte moest worden gebruikt, althans dat dacht verdachte. Verdachte heeft dat niet nagevraagd bij [naam 1] . Verdachte heeft verklaard dat haar Volkswagen Polo werd verkocht door [naam 1] omdat hij en [naam 5] op dat moment geen geld meer hadden. Zij verklaart dat [naam 1] en [naam 5] enige tijd later achter de computer zaten en een nieuwe auto voor haar uitzochten. Verdachte verklaart verder dat [naam 5] nog heel pienter was maar na de aanhouding van [naam 1] (de rechtbank begrijpt: mentaal) in elkaar zakte. Verdachte rijdt op dit moment nog steeds in de Fiat 500. [22]
Op 23 januari 2020 heeft verdachte over de woonsituatie van [naam 1] en [naam 5] aan de politie verklaard dat [naam 5] nu makkelijker in de omgang zou zijn dan voorheen omdat ze dementerend was. [23] Verdachte vermoedde in september 2017 dat [naam 1] werd onderhouden door [naam 5] . [24]
[naam 1] heeft verklaard dat hij destijds – 2017 – al vermoedde dat het niet goed ging met [naam 5] . [25]
Gronddelict
In deze zaak wordt verdachte verweten dat zij geldbedragen en een personenauto heeft witgewassen. Voor een bewezenverklaring van witwassen dienen deze voorwerpen ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn, het zogenoemde gronddelict. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat de voorwerpen afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Met andere woorden: uit de bewijsmiddelen hoeft niet te blijken door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan.
De rechtbank stelt vast deze zaak draait om een concreet gronddelict. Deze rechtbank heeft namelijk bij vonnis gewezen jegens [naam 1] van 25 februari 2022 vastgesteld dat deze voorwerpen afkomstig zijn van de diefstal van [naam 5] door [naam 1] . Tegen dit vonnis loopt echter nog hoger beroep. Bij deze stand van zaken vertaalt de rechtbank bovengenoemd beoordelingskader zo dat met het veroordelend vonnis in beginsel het (concrete) gronddelict vast staat. Dit kan alleen anders zijn als verdachte in deze strafzaak argumenten, feiten of omstandigheden aanvoert waaruit de rechtbank concludeert dat aan de houdbaarheid van de veroordeling van het gronddelict moet worden getwijfeld. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij tot dit nadere beoordelingskader komt omdat de rechtbank in deze zaak, mede gelet op het gesloten systeem van rechtsmiddelen, geen verkorte of indirecte appelinstantie is in de zaak tegen [naam 1] . Bij het onderzoek in deze strafzaak kan ook onvoldoende debat gevoerd worden over de inhoud van de veroordeling van [naam 1] , mede omdat hij geen procesdeelnemer is en omdat de rechtbank niet beschikt over het volledige strafdossier van [naam 1] zoals dat thans ter beoordeling staat van het gerechtshof.
De rechtbank overweegt vervolgens dat namens verdachte onvoldoende is aangevoerd om het veroordelend vonnis jegens [naam 1] terzijde te schuiven. De verdediging heeft zich binnen dit kader op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [naam 5] en [naam 7] (een inmiddels overleden nicht van [naam 5] ) in hoger beroep zullen worden uitgesloten van het bewijs, maar dit is niet relevant. De rechtbank heeft deze verklaringen in het veroordelend vonnis namelijk niet voor het bewijs gebruikt. Ook heeft de verdediging geen enkel concreet feit of omstandigheid kunnen aanvoeren waarmee de conclusie van (de politie en) de rechtbank in het veroordelend vonnis dat [naam 5] haar eigen administratie keurig bijhield, maar dat de overschrijvingen naar (rekeningen gelieerd aan) [naam 1] daar niet in terug te vinden zijn, aan het wankelen wordt gebracht. Blijven over de in het geding gebrachte verklaringen bij de raadsheer-commissaris in de appelprocedure van (handels)kennissen en (schoon-)familie van [naam 1] . Deze verklaringen zijn wat de rechtbank betreft onvoldoende om (zo begrijpt de rechtbank) de door de verdediging (van [naam 1] ) betrokken stelling dat [naam 5] in (het grootste deel van) de tenlastegelegde periode prima ‘bij de pinken’ was en (dus) alle in het vonnis bewezenverklaarde overschrijvingen zelf zou hebben uitgevoerd en er dus geen sprake is geweest van diefstal, te schragen.
Dit alles betekent dat de rechtbank tot de conclusie komt dat de tenlastegelegde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn, te weten van de diefstal van [naam 5] door [naam 1] .
Voorhanden hebben/ gebruik maken van de voorwerpen
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte de geldbedragen voorhanden heeft gehad doordat deze op haar rekening zijn gestort. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de Fiat 500.
Wetenschap
Voor de strafbaarheid van witwassen is vereist dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geldbedrag en de personenauto uit misdrijf afkomstige voorwerpen betrof. Voor opzetwitwassen is voorwaardelijk opzet voldoende. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Van de bankrekeningen van [naam 5] is gedurende 2016 in totaal een geldbedrag van € 22.200,00 naar verdachte overgeschreven. Dit gebeurde in grote bedragen van - onder andere - een aantal keer € 5.000,00. Omschrijvingen ontbraken of waren vaag als ‘volgens afspraak’ of ‘onkostenvergoeding’. Verdachte heeft daarover niet meer verklaard dan dat deze bedragen niet voor haar, maar voor [naam 1] waren en dat zij dacht dat dit via haar rekening moest omdat [naam 1] zelf rood stond, maar zij heeft dit niet nagevraagd. Verdachte had ten tijde van deze overschrijvingen geen (liefdes)relatie meer met [naam 1] en woonde apart van hem. Van een noodzaak tot het desondanks voeren van een gezamenlijke financiële huishouding met [naam 1] , laat staan een huishouding die liep over de bankrekening van verdachte, is niet gebleken. Desondanks heeft verdachte [naam 1] kennelijk van haar bankrekening gebruik laten maken. Mede gelet op (het ontbreken van) de omschrijvingen heeft verdachte door voor [naam 1] dergelijke grote bedragen in ontvangst te nemen (en kennelijk door te (laten) sluizen) zonder dat zij heeft nagevraagd waarvoor deze bedragen bestemd waren, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze bedragen van misdrijf afkomstig waren.
Ook van de Fiat 500 staat vast dat (het aankoopbedrag van) deze auto van diefstal door [naam 1] afkomstig is. Volgens verdachte was [naam 1] bij de aankoop hiervan betrokken, nu zij heeft verklaard dat hij achter de computer zat toen de Fiat 500 werd uitgezocht. Vast staat dat ook dat de factuur van deze auto op naam van het bedrijf van [naam 1] staat. Over deze gang van zaken heeft verdachte verder verklaard dat deze Fiat als cadeau is gegeven door [naam 5] , enerzijds voor bewezen (schoonmaak)diensten en anderzijds als compensatie voor een eerder door verdachte verkochte Volkswagen Polo.
De rechtbank overweegt dat die verklaring op geen enkele manier door andere bewijsmiddelen uit het strafdossier wordt ondersteund. Niets wijst op het scenario dat de Polo is verkocht om de reden die verdachte noemt. Bovendien is de onderbouwing van deze verkoop die namens verdachte is overgelegd onnavolgbaar: dit betreft de
aankoopfactuurvan de Polo op naam van [naam 6] en niet de gestelde verkoopfactuur. De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte ook om een andere reden hoogst onwaarschijnlijk is. Dat [naam 5] , een vermogende vrouw, op enig moment in dusdanige geldnood zat dat van verdachte werd verlangd dat zij haar auto verkocht voor een bedrag van ongeveer € 2.200,00, acht de rechtbank zeer onaannemelijk. De verklaring van verdachte dat zij de personenauto (mede) van [naam 5] als een gift kreeg acht de rechtbank eveneens zeer onaannemelijk en wordt ook niet onderbouwd. Dit zou hebben plaatsgevonden enkele maanden voordat [naam 5] onder curatele is gesteld. Bovendien heeft verdachte zelf over de mentale toestand van [naam 5] in 2020 verklaard dat zij toen (al) dementerend was. Dit wordt ook ondersteund door de verklaring van [naam 1] over de toestand van [naam 5] in 2017. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [naam 5] ook in januari 2021 onvoldoende in staat was helder na te denken en te beslissen om verdachte een Fiat 500 te schenken. Dat betekent dat verdachte, door deze auto wel te accepteren, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aankoop hiervan is gefinancierd uit de diefstal door [naam 1] , waarvan zij wist dat hij bij de aankoop betrokken was, althans in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de auto afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank betrekt ook de volgende feiten en omstandigheden die zich rondom [naam 5] hebben afgespeeld bij haar oordeel dat verdachte ook op eerdere momenten wetenschap heeft gehad van de diefstallen door [naam 1] .
Uit de tapgesprekken komt naar voren dat [naam 1] , toen hij zich in detentie bevond, geprobeerd heeft om [naam 5] ontlastend over hem te laten verklaren. In één van deze gesprekken heeft verdachte ook een rol gespeeld. Verder heeft verdachte daarnaast [naam 5] bij meerdere gelegenheden getracht buiten het bereik van politie en instanties te houden die zich over [naam 5] wilden ontfermen, waarbij verdachte er niet voor schuwde hen fysiek buiten de deur te houden van het huis waar [naam 5] wel en verdachte niet woonde. Uit de tapgesprekken blijkt verder dat verdachte en [naam 1] voordat verdachte door de politie gehoord zou gaan worden een verklaring proberen te bedenken voor de herkomst van de geldbedragen en de personenauto. Dit doet af aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van verdachte hieromtrent. Verder wordt [naam 5] in de gesprekken ‘de geldkraan’ genoemd ‘die nu dicht is’ waarop verdachte antwoordt ‘ach ja’. Dit sterkt de rechtbank in de overtuiging dat verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet heeft gehad op de diefstallen door [naam 1] .
Gelet op het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat verdachte het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag voorhanden heeft gehad en de personenauto, een Fiat 500, voorhanden heeft gehad en gebruikt, terwijl zij (in ieder geval) voorwaardelijk opzet heeft gehad op de omstandigheid dat deze voorwerpen afkomstig waren uit misdrijf.
Conclusie
De rechtbank oordeelt dat het ten laste gelegde witwassen van het geldbedrag en de personenauto wettig en overtuigend is bewezen.
Uit het dossier is niet gebleken dat vóór 1 januari 2016 - voor de aanvang van de periode van overschrijvingen van [naam 5] naar verdachte - het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het witwassen in de periode van 16 november 2015 tot 1 januari 2016.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in
of omstreeksde periode van
1 januari 2016tot en met 11 mei 2021, te [plaats] , gemeente Berkelland, althans in Nederland,
een ofmeerdere geldbedragen (tot een totaal van €22.200,-) en
/ofeen personenauto (merk Fiat 500),
althans een of meer voorwerpen
-
heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen, heeft omgezet,en daarvan
/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat
dat/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot taakstraf van 150 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 75 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het om een beperkt nadeel gaat en dat het aandeel van verdachte beperkt is. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen strafblad heeft en verdachte geen luxe levensstijl heeft gehad. In vergelijkbare zaken worden taakstraffen tussen de 40 en 60 uur opgelegd. Tot slot bepleit de raadsvrouw dat de redelijke termijn is overschreden. Dit dient te worden verdisconteerd in de strafmaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank houdt bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd rekening met de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van een geldbedrag en een personenauto. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit omdat dit het uit misdrijf verkregen geld een ogenschijnlijk legale herkomst geeft. Meer in het bijzonder heeft verdachte dit feit gepleegd dankzij het misdrijf van haar ex-partner [naam 1] . De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij niet alleen heeft geprofiteerd van het misdrijf van [naam 1] , maar ook bewust en zelfs fysiek er aan heeft bijgedragen om [naam 5] buiten het zicht van politie en instanties te houden.
De rechtbank heeft kennis genomen van het justitiële uittreksel van verdachte van 23 september 2024. Verdachte heeft een blanco strafblad. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte deels de zorg draagt over haar kinderen en een baan heeft.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Het is echter zorgelijk dat verdachte zich in een periode van meerdere jaren met het bewezenverklaarde heeft bezig gehouden. De rechtbank is van oordeel dat voor de ernst van het feit een taakstraf op zijn plaats is. Een taakstraf van 150 uur, zoals door de officier van justitie is geëist, acht de rechtbank een te hoge straf, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn.
Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 100 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 50 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en dit verdisconteerd in de hoogte van de straf.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstraf van 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Rietveld (voorzitter), mr. E.J. Davids en mr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Breed, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 november 2024.
mr. M.W. Stoet is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019418918 (Onderzoek Commemare), gesloten op 13 september 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 222.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting 5 november 2024 en proces-verbaal van bevindingen, p. 513.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 513.
5.Proces-verbaal van verhoor [naam 1] , p. 108.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 369.
7.Proces-verbaal van verdenking, p. 35.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 222.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 449.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 410.
11.Factuur aankoop Fiat 500 d.d. 26 januari 2021, p. 479.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 462.
13.Vonnis van Rechtbank Gelderland d.d. 25 februari 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:135, p. 11, niet deel uit makend van het doorgenummerde procesdossier.
14.Beschikking ondercuratelestelling Rechtbank Gelderland d.d. 18 mei 2021, p. 1091.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1069.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1072.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1050-1051.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1058.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1059.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1059, 1060.
21.Proces-verbaal van aanhouding, p. 207 en processen-verbaal van verhoor, p. 213-229
22.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting 5 november 2024.
23.Mutatierapport, p. 365.
24.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 223.
25.Proces-verbaal van verhoor [naam 1] , p. 108.