ECLI:NL:RBGEL:2024:8475

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
05/165309-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met contact- en locatieverbod

Op 2 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zijn ex-partner gedurende meerdere maanden heeft belaagd door haar veelvuldig berichten te sturen via e-mail, Imessage en SMS. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 18 december 2023 tot en met 21 april 2024 opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren, alsook een taakstraf van 120 uur. Daarnaast is er een maatregel opgelegd op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, die een contact- en locatieverbod inhoudt ten opzichte van het slachtoffer voor de duur van 3 jaren.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij het slachtoffer een schadevergoeding van € 1.405,06 heeft gekregen, bestaande uit materiële schade en smartengeld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het rapport van Reclassering Nederland, waaruit bleek dat het recidiverisico laag is, maar dat er toch een vrijheidsbeperkende maatregel noodzakelijk was om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/165309-24
Datum uitspraak : 2 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1980 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] , in [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 18 november 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 december 2023 tot en met 21 april 2024 te [plaats 2] en/of [plaats 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] veelvuldig e-mailberichten te sturen,
- die [slachtoffer] veelvuldig berichten via Imessage en/of SMS te sturen en/of
- berichten en/of agendaverzoeken te plaatsen in een gedeelde agenda
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p. 13-21;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 30-83;
- het proces-verbaal van bevindingen , p. 87-90;
- het proces-verbaal van bevindingen , p. 85;
- het proces-verbaal van bevindingen , p. 92-94
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 524;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 533;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 545-557;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 18 december 2023 tot en met 21 april 2024 te [plaats 2] en/of [plaats 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] veelvuldig e-mailberichten te sturen,
- die [slachtoffer] veelvuldig berichten via Imessage en
/of SMS te sturen en/of
- berichten en
/ofagendaverzoeken te plaatsen in een gedeelde agenda
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd, bestaande uit een locatieverbod voor de straat van het slachtoffer en een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 3 jaren met vaststelling van de duur van de hechtenis per overtreding op 1 week.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd. Hij heeft aangegeven een stok achter de deur prettig te vinden en zich te kunnen vinden in een contactverbod in het belang van zijn ex-partner, maar dat hij moeite heeft met de stigmatiserende werking die uitgaat van een dergelijk verbod.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft gedurende een periode van meerdere maanden zijn ex-partner stelselmatig lastiggevallen door haar extreem veel berichten te sturen. Op meerdere momenten, ook tijdens een zogenoemd ‘stopgesprek’ met de politie, is hem te kennen gegeven dat zij hier niet van gediend was en dat hij hiermee moest stoppen. Verdachte heeft hier geen enkel moment gehoor aan gegeven en heeft zijn eigen behoefte om voortdurend berichten te sturen niet opzij kunnen zetten. Het slachtoffer heeft ter terechtzitting indringend naar voren gebracht wat voor impact het gedrag van verdachte heeft gehad op haar en haar zoon. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 5 november 2024. Daarin wordt beschreven dat verdachte inmiddels op eigen initiatief onder behandeling staat en zich gemotiveerd toont voor gedragsverandering. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert een contact- en locatieverbod ten aanzien van het slachtoffer. De reclassering heeft geen dadelijke uitvoerbaarheid geadviseerd omdat geen sprake is van vermoedens van dreiging tot fysiek geweld.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden. Bij het niet of niet goed uitvoeren van de taakstraf kan deze vervangen worden door 60 dagen hechtenis.
Maatregel 38v Sr
Uit het dossier volgt dat verdachte aanhoudend berichten is blijven sturen, ook na een stopgesprek. Pas na oplegging van de gedragsaanwijzing (ex art. 509hh Sv) is verdachte gestopt met het sturen van berichten aan het slachtoffer. De rechtbank ziet daarom aanleiding om ter voorkoming van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Deze maatregel bestaat uit een locatieverbod voor de straat van de woning van slachtoffer [slachtoffer] , te weten de [adres 2] te [plaats 2] , en een contactverbod met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1981 te [geboorteplaats 2] voor de duur van drie jaren.
De rechtbank zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt één week per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte door een terugval of een ‘trigger’ opnieuw vervalt in obsessief gedrag ten opzichte van het slachtoffer en dus opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich anderszins belastend gedraagt jegens het slachtoffer, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is (ex artikel 38v lid 4 Sr).

8.De beoordeling van de civiele vordering

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 1.405,06 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 405,06 aan materiële schade vanwege de aanschaf van een camera, de vervanging van sloten en reiskosten voor het doen van aangifte en daarnaast € 1.000,00 aan immateriële schade. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld zich niet te kunnen vinden in de kostenposten van de aanschaf van de camera en de vervanging van de sloten. Hij is na de scheiding slechts één keer in de woning geweest om iets op te halen voor zijn werk.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De benadeelde partij heeft als schadepost de kosten van het aanschaffen van een camera en de vervanging van de sloten gevorderd. Deze posten zijn voldoende onderbouwd en komen de rechtbank redelijk voor. De rechtbank is van oordeel dat tussen het bewezenverklaarde en het aanschaffen van de camera en het vervangen van de sloten voldoende rechtstreeks verband bestaat en daarom voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank weegt daarbij in het bijzonder mee dat verdachte de benadeelde partij gedurende een lange periode heeft belaagd waardoor zij gevoelens van angst en onveiligheid heeft ervaren waarbij van belang is dat verdachte de woning één keer heeft betreden op een moment dat de benadeelde partij er niet was, terwijl hij een locatieverbod had.
Aan reiskosten heeft de benadeelde partij een bedrag van € 3,17 gevorderd. Dit bedrag is niet gemotiveerd betwist door de verdachte.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de aanschaf van de camera, de vervanging van de sloten en de reiskosten tot een hoogte van € 405,06 kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de belaging is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast omdat een diepe inbreuk is gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.000,00 vaststellen.
Wettelijke rente
Verdachte is wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd. Ten aanzien van de materiële schadeposten geldt in beginsel dat de wettelijke rente toewijsbaar is vanaf de datum van intreden van de schade. Voor de post camera is de wettelijke rente toewijsbaar vanaf 13 februari 2024 en voor de post vervangen sloten is de wettelijke rente toewijsbaar vanaf 13 december 2023, zijnde de factuurdata. Voor de post reiskosten is de wettelijke toewijsbaar vanaf 3 april 2024, zijnde de datum van het doen van aangifte.
Verdachte is vanaf 21 april 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan immateriële schade verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijdvan
drie jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstrafvan
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 legt een
vrijheidsbeperkende maatregelop grond van artikel
38vvan het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte voor de duur van 3 jaren zich niet zal ophouden in de [adres 2] te [plaats 2] ;
 legt een
vrijheidsbeperkende maatregelop grond van artikel
38vvan het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , waarbij wel is toegestaan om, in het kader van contact met zijn minderjarig kind, indirect contact te zoeken via het wijkteam en/of Grandcare of andere bij de omgangsregeling betrokken instanties, voor zover die instanties dat noodzakelijk achten en onder de door hen aan te geven voorwaarden;
 beveelt dat vervangende hechtenis van 1 week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaring tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 405,06 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade (smartengeld), telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Schadepost Bedrag Wettelijke rente
1.Camera
€ 44,9413 februari 2024
2.Vervangen sloten
€ 356,9513 december 2023
3.Reiskosten
€ 3,173 april 2024
4.Smartengeld
€ 1.000,0021 april 2024
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag te betalen van € 1.405,06 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde data tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 24 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024151242, gesloten op 22 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.