ECLI:NL:RBGEL:2024:8897

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
C/05/436223 / FA RK 24-1720
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. dr. E.L. de Jongh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor diagnostiek en behandeling van een minderjarige in het kader van een Raadsonderzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de minderjarige, die onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland. De vader heeft bezwaar gemaakt tegen de wens van de Raad voor de Kinderbescherming om met politie en justitie te communiceren in het kader van het Raadsonderzoek. Hij vreest dat de Raad op basis van onvolledige informatie negatieve conclusies zal trekken die het contact met zijn dochter kunnen schaden. De vader verzet zich ook tegen het verzoek om vervangende toestemming voor diagnose en behandeling bij een jeugdtraumacentrum, omdat hij vreest dat dit het narratief van de moeder over mishandeling zal bevestigen.

De rechtbank heeft eerder op 4 juli 2024 een tussenbeschikking gegeven waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder werd bepaald en de Raad werd verzocht onderzoek te doen naar de zorgregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 december 2024 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de Jeugdbescherming. De vader heeft verzocht om een voorlopige voorziening, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken over de verblijfplaats van de minderjarige, aangezien daarover al een eindbeslissing was genomen.

De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor diagnostiek en behandeling van de minderjarige toegewezen, omdat het in het belang van de minderjarige is om te onderzoeken of zij behandeling nodig heeft. De rechtbank heeft de Raad verzocht uiterlijk op 18 maart 2025 te rapporteren over de zorgregeling. De vader is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/436223 / FA RK 24-1720
Datum uitspraak: 13 december 2024
beschikking
in de zaak van
[naam moeder], hierna de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.G.M. ter Avest te Utrecht,
tegen
[naam vader], hierna de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. C.M. Sent te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 4 juli 2024 een tussenbeschikking gegeven. In deze beschikking heeft de rechtbank:
  • de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder bepaald,
  • de Raad verzocht onderzoek te doen en te rapporteren over de zorgregeling,
  • als voorlopige zorgverdeling bepaald dat [de minderjarige] voor de duur van het raadsonderzoek iedere week twee uur begeleid contact heeft met de vader, onder begeleiding van een professional.
1.2.
De Raad heeft bij brief van 30 oktober 2024 laten weten dat het rapport niet op tijd klaar is voor de geplande mondelinge behandeling van 2 december 2024 en heeft daarom uitstel verzocht. De rechtbank heeft vervolgens ontvangen:
  • de brief van de vader van 31 oktober 2024 waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het uitstelverzoek van de Raad;
  • het verzoekschrift van de vader van 4 november 2024 tot het treffen van voorlopige voorzieningen;
  • het F9-formulier van de moeder van 7 november 2024 met het verzoek om de geplande zitting door te laten gaan.
1.3.
Beide partijen hebben verzocht de behandeling toch door te laten gaan, omdat er actuele ontwikkelingen zijn en provisionele verzoeken die een bespreking op zitting rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarop besloten dat de geplande mondelinge behandeling door zal gaan.
1.4.
De rechtbank heeft daarna nog ontvangen:
  • de brief van de Raad van 21 november 2024;
  • de brief van de vader van 25 november 2024 met productie 11 en 12;
  • het verweerschrift van de moeder van 27 november 2024.
1.5.
Tijdens de mondelinge behandeling van 2 december 2024 zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. J.G.M. ter Avest;
- de vader, bijgestaan door mr. C.M. Sent;
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad);
- twee zittingsvertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland (de GI).
Tijdens de mondelinge behandeling is ook het verzoek van de GI tot wijziging van de
zorgregeling behandeld bekend onder zaaknummer C/05/443964 / JE RK 24-1201.
1.6.
Namens beide partijen zijn spreekaantekeningen overgelegd.
1.7.
Zoals tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken, heeft de vader op 8
december 2024 gereageerd op het verzoek ten aanzien van de vervangende toestemming
voor het jeugdtraumacentrum.

2.De beoordeling

Waar gaat het over?
2.1.
De procedure gaat over de minderjarige
[de minderjarige], op [geboortedatum] in [geboorteplaats] . Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
2.2.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 23 februari 2024 onder toezicht gesteld van de GI tot 24 februari 2025.
2.3.
De rechtbank moet in de bodemprocedure nog een beslissing nemen over de zorgregeling. De Raad is nog bezig met het onderzoek.
Nieuwe verzoeken van de ouders
2.4.
De vader verzoekt, bij wijze van voorlopige voorziening voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
Primair:
  • de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] per direct bij de vader zal zijn met inachtneming van de omgangsregeling zoals deze tot op heden was bepaald voor vader, waarbij ieder week twee uur begeleide omgang plaatsvindt en de overdracht onder regie van de GI telkens plaats zal vinden op een zich halverwege ouders bevindende plaats,
  • de Raad op te dragen onderzoek te doen met inachtneming van hetgeen tot op heden uit het strafdossier als vaststaand mag worden aangenomen onder oplegging van een geheimhoudingsregime ex artikel 28 Rv,
  • alsnog vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op een school, kinderdagverblijf en huisartspraktijk in [plaatsnaam] ,
Subsidiair:
  • te bepalen dat [de minderjarige] alsnog, tot de rechtbank definitief uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak, voor de duur van het onderzoek uit huis wordt geplaatst bij haar grootouders vaderszijde ten einde te voorkomen dat zij geheel klem komt te geraken,
  • te bepalen dat omgang met beide ouders op gelijke wijze onder regie van de GI zal plaatsvinden,
  • de Raad op te dragen onderzoek te doen met inachtneming van hetgeen tot op heden uit het strafdossier als vaststaand mag worden aangenomen onder oplegging van een geheimhoudingsregime ex artikel 28 Rv,
Voor alles:
- elke overige beslissing aan te houden.
2.5.
De moeder voert verweer en verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van de verzoeken van de man:
  • alle nog ter beoordeling voorliggende verzoeken die in de beschikking van 4 juli 2024 zijn aangehouden af te wijzen;
  • alle op 4 november 2024 ingediende verzoeken betreffende voorlopige voorzieningen hetzij niet-ontvankelijk te verklaren, hetzij af te wijzen en de vader te veroordelen in de kosten van die procedure.
Ten aanzien van de verzoeken van de GI:
  • het verzoek van 15 november 2024 tot opschorting van de omgang tussen de vader en [de minderjarige] op te schorten toe te wijzen;
  • de moeder vervangende toestemming te verlenen voor het inschakelen van de door de huisarts noodzakelijk geachte hulp;
  • de vader te veroordelen in de kosten van de artikel 223 Rv procedure.
Provisionele verzoeken van de vader rondom de verblijfplaats van [de minderjarige]
2.6.
De vader vraagt om een spoedmaatregel voor de duur van de procedure, ook wel een ‘voorlopige voorziening’ of een ‘provisionele voorziening’ genoemd (artikel 223 Rv). De rechtbank kan alleen een provisionele voorziening treffen als is voldaan aan een aantal wettelijke vereisten. Kort samengevat gelden de volgende vereisten:
  • het verzoek hangt samen met het verzoek in de lopende bodemprocedure,
  • van de verzoeker (hier de vader) kan niet worden verlangd om een beslissing in de bodemprocedure af te wachten.
2.7.
De rechtbank stelt vast dat in ieder geval aan dit eerste vereiste niet wordt voldaan. Er is in de bodemprocedure al een eindbeslissing genomen over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] . Dat betekent dat er bij de rechtbank geen voorlopige voorziening meer kan worden getroffen over dit onderwerp. De rechtbank verklaart de vader dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoeken die samenhangen met de verblijfplaats van [de minderjarige] .
Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat de vader hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder vast te stellen.
Provisioneel verzoek van de vader rondom het raadsonderzoek
2.8.
De vader verzoekt de Raad op te dragen onderzoek te doen met inachtneming van hetgeen tot op heden uit het strafdossier als vaststaand mag worden aangenomen onder oplegging van een geheimhoudingsregime ex artikel 28 Rv.
2.9.
Artikel 28 Rv ziet op de geheimhoudingsplicht van partijen. Zij mogen niet aan derden mededelingen doen over het verhandelde op een zitting met gesloten deuren en, indien de rechter dit bepaalt, over andere gegevens uit een procedure. Nu het verzoek van de vader zich richt op de Raad, is dit artikel niet van toepassing.
2.10.
De rechtbank begrijpt dat de vader bezwaar heeft tegen de wens van de Raad om met politie en justitie te praten. De vader meent dat politie en justitie niet over complete informatie beschikken, en dat de daar ingewonnen informatie pas van waarde wordt op het moment dat er sprake is van een onherroepelijke veroordeling of sepots. De vader heeft grote zorgen over het gemak waarmee de officier van justitie (in zijn ogen ongefundeerde) zorgen deelt met de GI en Veilig Thuis. De vader vreest dat de Raad op basis van een onvolledig strafrechtelijk onderzoek conclusies trekt die negatief uitpakken voor het contact tussen hem en zijn dochter.
2.11.
De Raad heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek en geeft aan dat de Raad zelf bepaalt hoe het onderzoek wordt ingericht en met wie bevindingen worden gedeeld. Daarnaast is het uiterst lastig om te bepalen wat in een lopend strafrechtelijk onderzoek ‘als vaststaand mag worden aangenomen’.
2.12.
De rechtbank wijst het verzoek van de vader af. De rechtbank gaat niet over de wijze waarop de Raad het onderzoek uitvoert en wie of wat de Raad in het onderzoek betrekt. De rechtbank kan enkel een onderzoek gelasten en daarbij de onderzoeksvragen formuleren. Daarna is het aan de Raad om op zorgvuldige wijze het onderzoek te verrichten.
Verzoek van de moeder tot vervangende toestemming
2.13.
De moeder verzoekt haar vervangende toestemming te verlenen voor door de huisarts noodzakelijk geachte hulp voor [de minderjarige] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder haar verzoek geconcretiseerd en zich daarbij gevoegd naar de hulp die de GI nodig vindt, namelijk diagnostiek en zo nodig behandeling bij een jeugdtraumacentrum. De GI heeft ouders de ochtend van de mondelinge behandeling geïnformeerd dat zij deze behandeling nodig vindt. De moeder heeft toestemming gegeven. De vader nog niet.
2.14.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven moeite te hebben met het verzoek, omdat helemaal niet duidelijk is wat [de minderjarige] heeft meegemaakt en hij vreest dat uitsluitend het narratief van de moeder gevolgd wordt. Hij stelt meer informatie nodig te hebben over het gewenste onderzoek en behandeling voordat hij
informed consentkan geven. [1] Met de vader is afgesproken dat hij zich laat informeren en de rechtbank vervolgens uiterlijk een week na de mondelinge behandeling laat weten of hij wel of niet instemt met de behandeling. De vader heeft op 8 december 2024 gereageerd en aangegeven dat hij niet kan instemmen met het gewenste onderzoek en behandeling van [de minderjarige] . De vader vreest dat onderzoek en behandeling het narratief van de moeder versterkt en waarheidsvinding in de weg zal staan.
2.15.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder toewijzen. [de minderjarige] maakt ontzettend veel mee en doet uitspraken over mishandeling door haar vader. Los van de vraag of er daadwerkelijk sprake is geweest van mishandeling, is het zorgelijk dat dit [de minderjarige] bezighoudt. De rechtbank acht het dan ook in haar belang dat bij een jeugdtraumacentrum diagnostiek wordt gedaan om te kijken of [de minderjarige] behandeling nodig heeft.
Verzoek van de moeder over de bodemprocedure
2.16.
De rechtbank wijst het verzoek van de moeder af om alle nog ter beoordeling voorliggende verzoeken die in de beschikking van 4 juli 2024 zijn aangehouden af te wijzen. De rechtbank heeft een raadsonderzoek gelast om beter geïnformeerd te worden voordat zij een beslissing neemt en het onderzoek is nog niet klaar. De rechtbank ziet geen aanleiding om op voorhand te beslissing over de verzoeken in de bodemprocedure.
Proceskosten
2.17.
De moeder verzoekt de vader te veroordelen in de kosten van de procedure tot het treffen van provisionele voorzieningen en de bodemprocedure. De provisionele voorzieningen maken deel uit van de bodemprocedure zodat hier geen aparte beslissing over de proceskosten kan worden gegeven. De bodemprocedure loopt nog, zodat een beslissing over de proceskosten nog niet aan de orde is.
Tot slot
2.18.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven meer tijd nodig te hebben voor het afronden van het onderzoek vanwege de omvang en complexiteit van het dossier. De zittingsvertegenwoordiger heeft aangegeven een periode van 6 tot 9 maanden nodig te hebben. De rechtbank acht dit niet in het belang van [de minderjarige] . De rechtbank heeft namelijk al op 4 juli 2024 een onderzoek gelast, omdat juist vanwege de complexiteit een onderzoek en advies van de Raad nodig is. De Raad heeft op 21 november 2024 schriftelijk aangeven nog 3 maanden nodig te hebben. De rechtbank zal de Raad die tijd geven en is van oordeel dat de Raad dan in staat moet worden geacht om in ieder geval een voorlopig advies te geven over de (on)mogelijkheden ten aanzien van de zorgregeling op basis van de informatie die dan beschikbaar is. De rechtbank acht het onwenselijk om met een advies te wachten op de uitkomst van de strafzaak, omdat onbekend is hoe lang dit zal duren en er dan tot die tijd onduidelijkheid blijft voor [de minderjarige] en voor haar ouders over de (on)mogelijkheden in het contact tussen [de minderjarige] en haar vader.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent vervangende toestemming aan de moeder, welke toestemming die van de vader vervangt, voor diagnostiek en zo nodig behandeling van [de minderjarige] bij een jeugdtraumacentrum;
3.2.
verzoekt de Raad uiterlijk
18 maart 2025 (pro forma)te rapporteren zoals verzocht in de beschikking van 4 juli 2024;
3.3.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn provisionele verzoeken over de verblijfplaats van [de minderjarige] ;
3.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. E.L. de Jongh, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 7:465 BW in samenhang met 7:450BW en 7:448 BW.