ECLI:NL:RBGEL:2024:9114

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
155643-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag op pasgeboren baby Sem Vijverberg door biologische moeder

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, de biologische moeder van Sem Vijverberg, die beschuldigd werd van doodslag. De rechtbank oordeelde dat Sem levend is geboren en binnen twaalf uur na de geboorte is overleden door zeer heftig uitwendig mechanisch geweld op het hoofd. De verdachte heeft verklaard geen herinneringen te hebben aan de zwangerschap en de bevalling, wat door deskundigen als mogelijk geheugenverlies is aangeduid. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte wel degelijk in staat was om te verklaren over de gebeurtenissen en dat haar verklaringen inconsistent en onbetrouwbaar waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redelijk alternatief ontlastend scenario is en dat de verdachte de dodelijke letsels heeft toegebracht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van moord, maar haar schuldig bevonden aan doodslag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van de tijd die zij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de samenleving benadrukt, gezien het feit dat de baby door zijn eigen moeder is gedood en in een vijver is achtergelaten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/155643-22
Datum uitspraak : 18 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats],
wonende aan het [adres 1], [postcode] [woonplaats],
raadslieden: mr. P.M. Breukink en mr. B. Roodveldt.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 29 januari 2006, althans in de maand januari 2006, in de gemeente Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en al dan niet met voorbedachten rade) een persoon (te weten haar pasgeboren baby) van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) opzettelijk (zeer heftig) uitwendig botsend geweld op (het hoofd van) voornoemde baby uitgeoefend en/of (vervolgens) die baby in ijskoud water gegooid/gelegd, ten gevolge waarvan die baby is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 29 januari 2006, althans in de maand januari 2006, in de gemeente Doetinchem, althans in Nederland, als moeder, (ter uitvoering van een) onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar aanstaande bevalling (al dan niet voorafgaand aan haar bevalling genomen besluit), haar kind bij of kort na de geboorte opzettelijk van het leven heeft beroofd, door opzettelijk (zeer heftig) uitwendig botsend geweld op (het hoofd van) voornoemd kind uit te oefenen en/of dat kind (vervolgens) in ijskoud water te gooien/leggen, ten gevolge waarvan dat kind is overleden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Inleiding
Op zondag 29 januari 2006 hebben spelende kinderen in de Kapperskolk, een vijver in Doetinchem, het dode lichaam van een baby aangetroffen. De baby lag naakt in het ijs van de dichtgevroren vijver. [2]
Er werd een grootschalig onderzoek naar de dood en identiteit van de baby gestart. Door de burgemeester van de gemeente Doetinchem werd op 1 juni 2006 aangifte van geboorte gedaan, waarbij de baby de naam Sem Vijverberg heeft gekregen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de baby heeft gedood door heftig uitwendig botsend geweld op het hoofd van de baby uit te oefenen en de baby vervolgens in het water te leggen. Daarbij heeft de officier van justitie betrokken dat geen sprake is van een redelijk denkbaar ‘onschuldscenario’ waarmee rechtens rekening moet worden gehouden. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Hij ziet evenmin aanknopingspunten dat bij verdachte sprake was van vrees voor ontdekking van de zwangerschap en bevalling. Het handelen van verdachte kan dan ook niet als moord, kindermoord of kinderdoodslag worden gekwalificeerd. De officier acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte verantwoordelijk is voor de dood van de baby. Het enkele feit dat zij de moeder is, is daartoe onvoldoende. Daar komt bij dat geen sprake is van een situatie waarin het niet anders kan zijn dan dat zij de dader is. Het is namelijk mogelijk dat een ander verantwoordelijk is geweest voor de dood van de baby. Los van de vraag of sprake is van authentieke amnesie bij verdachte, zijn er dan ook geen feiten en omstandigheden die schreeuwen om een uitleg door verdachte. Nu niet bekend is welke gedraging tot de dood van de baby heeft geleid, kan niet worden bewezen dat sprake is van het ten laste gelegde opzet, laat staan de voorbedachte raad.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op hetgeen verdachte wordt verweten, moet de rechtbank allereerst de vragen beantwoorden of Sem Vijverberg levend is geboren, en zo ja, wanneer en waaraan hij is overleden.
a.
Pathologisch onderzoek
Op 1 februari 2006 heeft dr. B. Kubat, patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) sectie verricht op het lichaam van Sem Vijverberg.
De patholoog heeft geconstateerd dat sprake is van een pasgeboren baby die heeft geademd en heeft geleefd, omdat sprake was van luchthoudende longen en er een navelstreng bleek te zijn van circa 39 centimeter. De verbinding tussen de longslagader en de lichaamsslagader was niet dichtgegroeid, maar betrof enkele millimeters in doorsnede. Dat past volgens de patholoog bij een levensduur na de geboorte van maximaal twee dagen, omdat na een periode van circa maximaal twee dagen in de meeste gevallen de verbinding tussen de bloedvaten weliswaar niet dichtgegroeid is, maar ook niet meer open is. Het aspect van de navelstreng, waarvan het uiteinde scherprandig gekliefd was en die geen tekenen toonde van indroging, past bij een zeer korte periode van in leven zijn na de geboorte van minder dan
12 uur en waarschijnlijk beduidend korter.
Bij de sectie is verder gebleken dat sprake was van longoedeem, verbrijzeling van het schedeldak naast de grote fontanel en een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies en in de weke hersenvliezen aan beide zijden. De schedelhuid toonde aan de rechterkant een zeer uitgebreide onderhuidse bloeduitstorting, beginnend op het voorhoofd en doorlopend tot aan de bovengrens van het achterhoofd. Er was een kleine bloeduitstorting bij de slaapspieren aan de rechterzijde. Er waren tekenen van herseninklemming.
De patholoog heeft geconstateerd dat de verbrijzeling van het schedeldak en de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies en in de weke hersenvliezen het gevolg waren van heftig, uitwendig mechanisch botsend geweld rechts op het hoofd, zoals bijvoorbeeld kan optreden bij krachtig slaan met en/of tegen een hard voorwerp of een oppervlak. Deze letsels zijn opgetreden bij leven, zeer ernstig en hebben geleid tot herseninklemming en uiteindelijk de dood. Het is waarschijnlijk dat, gezien de zeer ernstige letsels aan de schedelbeenderen, ook de hersenen beschadigd waren. Het feit dat er in de longen veel longoedeem was, past bij een hersenletsel en toont aan dat het kind na het oplopen van het hoofd- en hersenletsel nog enige tijd heeft geleefd.
De patholoog heeft geconcludeerd dat de baby is overleden ten gevolge van zeer heftig uitwendig mechanisch botsend geweld op het hoofd en de daardoor opgetreden hersenbeschadiging en de daardoor ontstane herseninklemming. Of en zo ja in welke mate inademing van water of onderkoeling heeft bijgedragen aan het overlijden is volgens de patholoog niet aan te geven. [4]
Tijdens de forensische intake op 6 februari 2006 heeft patholoog drs. A. Maes verklaard dat gezien de lengte van de navelstreng verbloeding als doodsoorzaak kon worden uitgesloten en dat met zekerheid mag worden vastgesteld dat de verwondingen niet kunnen zijn ontstaan tijdens een spontane bevalling, waarbij de baby is gevallen of iets dergelijks. Er moet sprake zijn geweest van een ernstige vorm van geweld. [5]
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bevindingen van patholoog dr. Kubat vast dat Sem Vijverberg levend is geboren en binnen twaalf uur (en waarschijnlijk beduidend korter) na de geboorte is overleden.
Op basis van de bevindingen van beide pathologen is de rechtbank van oordeel dat de letsels die na het overlijden bij Sem Vijverberg zijn vastgesteld, kunnen worden verklaard doordat op hem bij leven zeer heftig uitwendig mechanisch geweld op het hoofd is toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit geweld geleid tot zijn dood.
De vervolgvraag is door wie het dodelijke letsel is toegebracht, waarbij de rechtbank eerst ingaat op de vraag wie de biologische moeder van Sem Vijverberg is.
DNA-match met verdachte
Tijdens het pathologisch onderzoek zijn verschillende lichaamsdelen van de baby bemonsterd voor een vergelijkend DNA-onderzoek door het NFI. Van het celmateriaal in de bemonstering van het hoofd van de baby is een onvolledig DNA-mengprofiel verkregen dat DNA-kenmerken van twee personen bevat. Van celmateriaal in de bemonstering van de rugzijde/borst van de baby is eveneens een DNA-mengprofiel verkregen dat de DNA-kenmerken van twee personen bevat. In de beide DNA-mengprofielen zijn additionele DNA-kenmerken zichtbaar, hetgeen betekent dat de bemonsteringen celmateriaal bevatten dat afkomstig kan zijn van de baby zelf en van een tweede persoon. De DNA-kenmerken van de tweede persoon zijn op grond van de aard van het onderzochte celmateriaal vermoedelijk afkomstig van de biologische moeder van de baby. [6]
Naar aanleiding van een anonieme melding is onderzoek gedaan naar verdachte.
Op 7 september 2022 is DNA van verdachte afgenomen en is vervolgens een DNA-verwantschapsonderzoek door het NFI uitgevoerd. Daarbij is het DNA-profiel van verdachte vergeleken met het DNA-profiel van de baby. Op basis van de resultaten van het DNA-verwantschapsonderzoek wordt door de rapporteur van het NFI geconcludeerd dat verdachte de biologische moeder van de baby kan zijn. De kans op de verkregen autosomale DNA-profielen is ongeveer 150 miljoen keer groter wanneer verdachte de biologische moeder van de baby is, dan wanneer verdachte niet verwant aan de baby is. [7] Daarnaast is het DNA-profiel van verdachte vergeleken met de verkregen DNA-profielen van de bemonsteringen van het hoofd en de rugzijde/borst van de baby. In het rapport van 13 september 2022 heeft de rapporteur van het NFI geconstateerd dat DNA in beide bemonsteringen afkomstig kan zijn van verdachte. [8]
Ten tijde van de geboorte en het overlijden van Sem Vijverberg woonde verdachte bij haar ouders op de [adres 2] in Doetinchem. De afstand tussen dit adres en de plaats waar de baby is gevonden, betreft ongeveer 800 meter. [9] De rechtbank constateert dat dit dus op loopafstand van het (toenmalige) woonadres van verdachte is.
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank concludeert op basis van bovenstaande bevindingen dat verdachte de biologische moeder is van Sem Vijverberg.
Zoals de rechtbank hiervoor al heeft vastgesteld, is Sem Vijverberg levend geboren en heeft hij maximaal twaalf uur (en waarschijnlijk beduidend korter) geleefd. Op basis van deze vaststelling, in combinatie met het feit dat de letsels bij leven zijn toegebracht, concludeert de rechtbank dat de dodelijke letsels binnen twaalf uur na de geboorte moeten zijn toegebracht.
Gelet hierop ziet de rechtbank zich vervolgens voor de vraag gesteld of het verdachte is geweest die de dodelijke letsels heeft toegebracht.
Verklaringen van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 27 november 2024 verklaard dat zij pas tijdens de politieverhoren, toen zij werd geconfronteerd met de resultaten van het verwantschapsonderzoek, er achter is gekomen dat zij de biologische moeder is van Sem Vijverberg. Zij heeft in de politieverhoren en ter terechtzitting verklaard dat zij een periode van een jaar tot anderhalf jaar in haar geheugen mist. Deze periode van geheel geheugenverlies ligt in de jaren 2005-2006, vanaf de tijd waarin de conceptie heeft plaatsgevonden tot na de bevalling. Zij weet daarom niet wie de vader is en heeft geen weet van de zwangerschap en bevalling. Ter terechtzitting heeft zij op de vraag of ze de baby heeft gedood, geantwoord: ‘Nee. Ik weet het niet.’
Een redelijk alternatief ontlastend scenario
Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de hiervóór weergegeven bevindingen, te weten het feit dat verdachte de moeder is van Sem Vijverberg, het korte tijdsbestek waarbinnen de dodelijke letsels na de geboorte moeten zijn toegebracht en het feit dat het lichaam van Sem Vijverberg op loopafstand van het toenmalige woonadres van verdachte is aangetroffen, eerst en vooral op een scenario waarin verdachte degene is die de dodelijke letsels heeft toegebracht of betrokkenheid daarbij heeft gehad. Tegenover dit belastende scenario heeft verdachte niet een alternatief ontlastend scenario gesteld. Het is in dat geval aan de rechtbank om te beoordelen of een redelijk alternatief ontlastend scenario niettemin denkbaar is. Daarover overweegt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld wordt dat het procesdossier blijk geeft van omvangrijk en uitputtend onderzoek naar de dader. Desondanks biedt het geen enkel concreet aanknopingspunt voor een alternatief scenario waarin een ander dan verdachte Sem Vijverberg heeft gedood. Meer in het bijzonder ontbreekt forensisch-technisch bewijs in de vorm van een duidelijk spoor dat wijst op betrokkenheid van een derde persoon of personen, laat staan dat sprake is van een delict-gerelateerd spoor. Het bij DNA-onderzoek gebleken mengprofiel (bemonstering rugzijde/borst), waarbij aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van DNA van een onbekende derde persoon, kan niet worden aangemerkt als een zodanig duidelijk delict-gerelateerd spoor.
De officier van justitie heeft bij requisitoir onderkend dat de aanwezigheid van een alternatief ontlastend scenario onderzocht moet worden. In dat verband heeft hij meerdere scenario’s de revue laten passeren, waaronder het scenario waarin verdachte de baby aan iemand heeft meegegeven, hetzij in goed vertrouwen, hetzij om de baby te laten doden, of het scenario waarin verdachte de baby ergens heeft achtergelaten (te vondeling gelegd), waarna iemand de baby heeft meegenomen en gedood. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de officier van justitie dat de door hem genoemde scenario’s niet aannemelijk zijn, hoogst onwaarschijnlijk ook, en daarmee niet rechtens relevant. En net als de officier van justitie acht de rechtbank ook een scenario waarin sprake is van hulp van een bekende, bijvoorbeeld de vader van het kind, niet aannemelijk. De officier van justitie heeft in dit verband terecht opgemerkt dat de vader in dit geval niet in beeld is en er voorts terecht op gewezen dat ook na uitgebreid onderzoek in de omgeving van verdachte (waaronder een zeer uitgebreid DNA-onderzoek ten aanzien van mannen die mogelijk de vader konden zijn) geen vaste partner of andere man in beeld is gekomen aan wie een rol in de dood van Sem Vijverberg kan worden toegedicht. Andere personen wier hulp verdachte mogelijk zou kunnen hebben ingeroepen, onder wie ook familieleden, zijn gehoord en hebben niet verklaard op een wijze die wijst op betrokkenheid, waarbij er geen aanwijzingen zijn dat zij niet de waarheid hebben gesproken.
De verdediging heeft betoogd dat aldus niet het meest voor de hand liggende scenario is benoemd, namelijk dat verdachte niet alleen was vóór, tijdens en na de bevalling, zijnde een scenario dat volgens de verdediging niet als hoogst onwaarschijnlijk terzijde kan worden geschoven. De rechtbank begrijpt dit scenario aldus dat een ander/anderen (in ieder geval) na de bevalling aanwezig is/zijn geweest die, tegen de wil van verdachte, de baby heeft/hebben gedood. Voor (een begin van) aannemelijkheid van dit scenario is nodig dat het procesdossier daarvoor concrete aanknopingspunten biedt, bijvoorbeeld in de vorm van forensisch-technisch bewijs, zoals een duidelijk (dader)spoor. Zoals hiervóór al is overwogen, ontbreken die aanknopingspunten volledig.
De rechtbank concludeert dat te formuleren alternatieve ontlastende scenario’s ofwel volstrekt onredelijk zijn (zoals de door de officier van justitie nog genoemde diefstal van de baby), ofwel hoogst onwaarschijnlijk zijn en/of geen enkele verankering vinden in enig bewijsmiddel. Een redelijk alternatief ontlastend scenario ontbreekt. Hieraan komt, anders dan de verdediging kennelijk meent, bewijswaarde toe.
Het gestelde geheugenverlies
In de Pro Justitia rapportage van 24 mei 2023 hebben psychiater dr. L.H.W.M. Kaiser en psycholoog drs. J.A.M. Gresnigt aandacht besteed aan het door verdachte gestelde geheugenverlies.
Drs. Gresnigt rapporteert (onder andere, maar vooral) over het geheugenverlies het volgende:

Diagnostische overwegingen vanuit psychologisch onderzoek(…) Ten aanzien van de amnesie over de periode van het ten laste gelegde blijft het tijdens de gesprekken onduidelijk of er sprake is van een dissociatieve amnesie dan wel of betrokkene amnesie simuleert en in deze een procespositie inneemt. (…) Het klinisch beeld laat zien dat we te maken hebben met een gemiddeld intelligente vrouw bij wie narcistische en vermijdende kanten in haar persoonlijkheid opvallen. (…) Ten aanzien van amnesie vertelt betrokkene “dat er een stuk weg is”. Voorts zegt ze: “Dat ik stukken kwijt ben heb ik nooit gehad. Dat ik een stuk kwijt ben, daar kom ik nu achter.” (…) Ze zegt dat ze in de periode 2005/2006 stage liep voor haar opleiding en dat ze zich haar stage adressen voor 2005 en na 2006 nog wel herinnert. Ze zegt dat de periodes voor 2005 en na 2006 niet verhoogd stresserend zijn geweest en zegt desgevraagd dat ze geen medicijnen of drugs gebruikte. Alcohol dronk ze met mate. Ze heeft nooit hoofdletsel gehad dat geheugenverlies zou kunnen hebben veroorzaakt. (…) Het zich niets kunnen herinneren van een periode uit haar leven kan wijzen op dissociatieve amnesie.
Opvallend is dan wel dat ze zich hier jarenlang niet van bewust is geweest en hierdoor niet is beperkt, wat ook een criterium is van de diagnose.(…) Ze heeft nooit stemmen en/of andere psychotische verschijnselen gehad. (…) Het onderzoek geeft aldus aanwijzingen voor een volledige amnesie voor een periode in 2005 en 2006. Verschillende diagnostische overwegingen hieromtrent:
- Er kan sprake zijn van het simuleren van de amnesie. (…) Het testonderzoek met de AKTG en de SIMS geeft geen aanwijzingen voor simulatie.
- Er kan sprake zijn van somatische stoornis, hersenletsel en/of een neurocognitieve stoornis, waaronder een geheugenstoornis. Zowel de biografische informatie als ook het testonderzoek geven hiervoor geen aanwijzingen. Er komen geen beperkingen in het cognitief functioneren naar voren, terwijl er tevens geen aanwijzingen zijn dat cognitieve deficiënties betrokkene hebben belemmerd in haar alledaagse functioneren. Ook geeft het onderzoek geen aanwijzingen voor extensief middelengebruik en/of medicatiegebruik.
- Bij amnesie kan traumatisering een rol spelen. Ze noemt zelf dat wellicht verkrachting en/of aanranding plaats heeft gevonden maar heeft hier geen herinneringen en/of herbelevingen bij. Er komt in dit onderzoek geen symptomatologie naar voren die wijst op PTSS.
- Er kan sprake zijn van dissociatieve amnesie: een onvermogen zich belangrijke persoonlijke ervaringen te herinneren. De herinneringen zijn gewoonlijk psychotraumatisch of stressvol van aard. (…) Onduidelijk is of er sprake is geweest van een ingrijpende, traumatische gebeurtenis en/of periode. Opvallend is dan wel dat ze zich hier jarenlang niet van bewust is geweest, wat ook een criterium is van de diagnose. Pas na haar aanhouding kan ze zich een periode niet meer herinneren.
(…)
Amnesie: zie diagnostische overwegingen”
Dr. Kaiser rapporteert (onder andere, maar vooral) over de amnesie het volgende:
“Gesproken over mogelijke hypothetische redenen van het geheel:
(…) Ze heeft ook na de bevalling niets aan haar lichaam gemerkt en haar ouders merkten ook niets. Ze heeft niets meegemaakt daarna waardoor ze een retrograde amnesie zou kunnen hebben; ze heeft geen (post partum) psychose gehad in die tijd. (…)
Omtrent het ten laste gelegdegeeft ze aan dat ze zich er totaal niets van kan herinneren of dat ze totaal niets opgemerkt heeft, terwijl ze wel weet wat ze gedaan heeft in het dagelijks leven in die tijdsperiode.Zij huilt telkens als het onderwerp ter sprake komt en onderzoeker vraagt hoe het is gegaan. Het valt op dat ze heftig huilt in het onderzoek met name omdat ze helemaal niets weet van zichzelf en de zwangerschap; dat geeft ze verschillende keren aan. Het komt als bevreemdend over dat ze daarom huilt, en niet over het ten laste gelegde zelf. (…) Met haar huilen over amnesie, vermijdt ze om de werkelijkheid onder ogen te zien. Zij doet er indirect een appel mee naar onderzoeker om mee te gaan in haar vermijden. (…)
Er zijn discrepanties zoals dat het opvalt dat ze vertelt de pil gebruikt te hebben en er niet meer gestopt te zijn, ‘voor zover ik weet’ (…). Ze zegt samengevat dat ze geen zwangerschapsverschijnselen heeft gehad, niets opgemerkt heeft bij de bevalling en erna geen verschijnselen heeft gehad. Dat kan ze zich wel herinneren evenals dat ze niets gemerkt heeft op haar werk en het leven bij haar ouders en dat ze de pil is blijven gebruiken. Ze weet dat ze in die periode geen lichamelijke klachten had. Het lijkt alsof zwanger zijn buiten haar beleven staat; ze stelt er geen vragen over aan onderzoeker of denkt niet actief mee als onderzoeker mogelijkheden oppert. Zij vertelt dan uitgebreide verhalen over zaken die nu goed gaan terwijl het niet lukt om tot haar beleven door te dringen.
Dat komt over als vermijdend en niet omdat ze omtrent het onderwerp gedissocieerd is.(…) Het huidige onderzoek toont dat zij vermijdend is en emotioneel vlak specifiek in haar uitingen omtrent het ten laste gelegde en alles eromheen. (…) Samengevat toont zij in haar persoonlijkheid vermijdende en narcistische trekken dusdanig structureel dat van kenmerken gesproken kan worden. (…)
Omtrent de
amnesie: het betreft een amnesie voor een bepaalde gebeurtenis en niet omtrent een tijdsperiode. (…)
Differentiaal diagnose amnesie:
Onderzoeker heeft vooral overwogen:
- Informatie bewust achterhouden, en simuleren van amnesie.
- Dissociatie zowel in de periode van het ten laste gelegde maar dat zet zich voort in het heden specifiek op dat onderwerp omtrent het bewustzijn dat er een kind was en nu een graf.
- Post partum psychose: er zijn bij het milieuonderzoek geen aanwijzingen uit de omgeving dat zij een periode verward gedrag had.
- Somatische stoornis die de amnesie of het ten laste gelegde zou kunnen verklaren: zij heeft geen somatische klachten. Er is geen teken van een organisch cerebrale stoornis.
- Persoonlijkheid: vermijdend, emotioneel vlak ten aanzien van het ten laste gelegde en alles daaromtrent.
- Haar stresshantering wijst niet op een eerdere PTSS. Er zijn nu geen tekenen van PTSS rondom het ten laste gelegde; in ieder geval heeft ze er geen nachtmerries of herbelevingen over. Wel geeft ze amnesie aan, wat samen kan hangen met een als traumatisch beleefde (ontdekking van haar) zwangerschap of toestand daarna.
Door haar ontkenning van bewustzijn blijft het hoe dan ook niet duidelijk wat haar beleven was waardoor ze het geheel rondom zwangerschap, bevalling en kindbeleven en kind doding niet heeft opgeslagen in haar geheugen, (indien bewezen). De psychodynamiek achter de amnesie wordt echter niet duidelijk omdat zij een totale amnesie aangeeft en er uit het milieuonderzoek ook geen data naar voren komen die wijzen op een psychische stoornis nu en in die tijd. (…)
Differentiaal diagnostisch moet een gesimuleerde amnesie onderscheiden worden van een dissociatieve amnesie. Onderzoeker kan bij betrokkene geen onderscheid maken tussen authentiek geheugenverlies of gesimuleerd geheugenverlies.
Opvallend is dat haar geheugenverlies qua tijd en qua onderwerp scherp afgegrensd is en dat zij geen eilandjes van herinnering heeft.(…) Haar negeren van eigen beleven en haar amnesie over zwangerschap en de geboorte van het kind komen differentiaal diagnostisch over als vermijden, als dissociatie of simulatie. (…) Hypothetisch gesteld kan het zo zijn dat ze de gebeurtenissen en de emotionele lading (mogelijke boosheid) volledig is gaan afsplitsen, ontkennen, overdekken, gedissocieerd is geraakt. Hypothetisch gesteld is het mogelijk dat zij vanuit afweer van haar gevoelens, mogelijk boosheid omdat het niet paste bij haar leefwijze toen, gedissocieerd is geraakt toen ze (al dan niet bewust) ervoer zwanger te zijn en dat dit eveneens extreem is geweest. Uit de literatuur blijkt het voor te komen dat vrouwen niet weten dat ze zwanger zijn, zoals ze zelf aangeeft. Mogelijk heeft ze bewust haar zwangerschap verborgen gehouden, of was ze zich niet bewust van haar zwangerschap, en is de dissociatie bij de bevalling, het zien van het kind tijdens of na de bevalling ontstaan waarna ze in een dissociatieve toestand het ten laste gelegde heeft gepleegd. Het onderzoek laat niet zien dat zij in stresssituaties reageert met dissociatie; ze rapporteert geen symptomatologie die wijzen op eerdere depersonalisatie, derealisatie of dissociatieve amnesie.
Haar beschrijving van het gemis aan iedere herinnering aan de periode 2005-2006, haar consistente verhaal en vasthoudendheid in deze vallen op, maar vormen onvoldoende onderbouwing voor dissociatie en/of dissociatieve amnesie.
M. Jelicic, hoogleraar neuropsychologie en recht aan de Universiteit Maastricht, die sinds 2007 optreedt als deskundige in strafzaken waarin verdachten geheugenverlies voor een delict claimen, heeft op 31 oktober 2023 (na kennisneming van voormeld Pro Justitiarapport) als volgt gerapporteerd over het door verdachte gestelde geheugenverlies (samengevat):
Het feit dat het tenlastegelegde meer dan 15 jaar geleden heeft plaatsgevonden betekent niet dat geen onderzoek kan worden gedaan naar de authenticiteit van het door betrokkene gestelde geheugenverlies. Zo kan worden nagegaan of er een neurobiologische verklaring voor haar amnesie bestaat en of de amnesie overeenkomt met wat bonafide amnesiepatiënten over hun geheugenverlies rapporteren.
Betrokkene stelt niet alleen amnesie te hebben voor haar zwangerschap, de bevalling en wat er vervolgens met de pasgeborene is gebeurd, zij beroept zich op algeheel geheugenverlies voor de periode 2005-2006. Een tijdelijke of permanente ontregeling van de hippocampus, die een cruciale rol speelt bij het vastleggen van ervaringen in het geheugen, kan delict-amnesie veroorzaken. Er lijkt bij betrokkene echter geen sprake te zijn geweest van disfunctie van dit hersendeel. In het verslag van het Pro Justitia onderzoek staat vermeld dat zij nooit overmatig alcohol heeft gedronken, geen drugs heeft gebruikt en nooit hersenletsel heeft gehad dat geheugenverlies kan hebben veroorzaakt. Voorts zou zij nimmer stemmen hebben gehoord of andere psychotische verschijnselen hebben gehad. Er lijkt dus geen neurobiologische verklaring te bestaan voor het geheugenverlies.
Drs. Gresnigt en dr. Kaiser opperen een dissociatieve amnesie voor de periode 2005-2006. Jelicic wil niet beweren dat dissociatief geheugenverlies niet bestaat, maar dit type amnesie is wetenschappelijk gezien omstreden, omdat schokkende gebeurtenissen veel beter worden onthouden dan neutrale voorvallen. Tientallen wetenschappelijke studies hebben laten zien dat sterke emoties de opslag van informatie in het geheugen niet ondermijnen, maar, in tegendeel, het vastleggen van ervaringen in het geheugen bevorderen. Door hyperactiviteit van de hippocampus worden stressvolle ervaringen extra goed in het geheugen
opgeslagen.
Personen met een authentieke amnesie hebben in de regel geen compleet geheugenverlies voor gebeurtenissen die plaatsvonden gedurende de periode waarvoor zij amnesie hebben ontwikkeld. Zij kunnen zich vaak nog flarden van deze gebeurtenissen (‘islands of memory’) herinneren. Doorgaans hebben mensen met een tijdelijk ontregelde hippocampus geheugenverlies voor een betrekkelijk korte periode, variërend van minuten tot enkele uren.
Het geheugenverlies van betrokkene lijkt weinig kenmerken van een authentieke amnesie te hebben. Ze heeft verteld dat zij zich vaag herinnert “dat er iets uit moest”, maar dat de rest van de periode rondom het tenlastegelegde voor haar “zwart” is. De vage herinnering “dat er iets uit moest” lijkt op een ‘island of memory’, maar personen met een bonafide amnesie herinneren zich doorgaans hele flarden van gebeurtenissen die plaatsvonden in de periode waarvoor zij geheugenverlies hebben. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat betrokkene door het verstrijken van de tijd (meer dan 15 jaar na de geboorte) fragmenten van herinneringen aan gebeurtenissen rondom het tenlastegelegde kan zijn vergeten. Betrokkene heeft geheugenverlies voor een periode van meer dan een jaar. Een dergelijke lange periode van amnesie is ongebruikelijk voor personen met authentiek geheugenverlies vanwege een tijdelijk ontregelde hippocampus.
De conclusie van Jelicic is dat er geen duidelijke neurobiologische verklaring voor de amnesie van betrokkene lijkt te bestaan en dat wat zij over haar amnesie heeft verteld niet goed lijkt te passen bij wat personen met een bonafide amnesie over hun geheugenverlies rapporteren. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat wat personen direct na het ontwikkelen van geheugenverlies daarover verklaren niet hoeft overeen te komen met wat iemand meer dan 15 jaar na het optreden van het geheugenverlies daarover verklaart. Ondanks deze kanttekening zou het ontbreken van een neurobiologische verklaring voor de amnesie van betrokkene kunnen betekenen dat haar geheugenverlies niet authentiek is.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verklaringen van verdachte, zoals onder c onder weergegeven, komen neer op een algehele amnesie over een periode beginnend in 2005, vanaf de conceptie, tot in 2006, na de bevalling en, uitgaande van de door verdachte ter terechtzitting genoemde periode van een jaar tot anderhalf jaar, nog enige tijd daarna. Waar het gaat om de authenticiteit van de aldus gestelde amnesie constateert de rechtbank dat de psycholoog en de psychiater de mogelijkheid van het door verdachte simuleren van amnesie benoemen en wat betreft een mogelijke dissociatieve amnesie de nodige kanttekeningen plaatsen (
cursief weergegeven). Ook constateert de rechtbank dat hun bevindingen geen twijfel laten over de vraag naar een mogelijke neurobiologische verklaring voor de gestelde amnesie: van een dergelijke verklaring is in het door hen verrichte onderzoek niet gebleken. Jelicic heeft in zijn rapport dan ook kunnen uitgaan van het ontbreken van een neurobiologische verklaring voor de gestelde amnesie. Naar het oordeel van de rechtbank komt aan het rapport van Jelicic veel waarde toe. Dat hij zich, zoals in deskundigenrapporten gebruikelijk is, niet in meer stellige bewoordingen uitlaat over de authenticiteit van de gestelde amnesie maakt dit, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet anders. Op basis van het Pro Justitia rapport, maar vooral het rapport van Jelicic, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat verdachte daadwerkelijk volledig geheugenverlies heeft over een langdurige periode in 2005-2006. Sterker nog, de rechtbank hecht aan de verklaring van verdachte hierover geen geloof. De rechtbank betrekt daarbij nadrukkelijk nog het volgende ten aanzien van de planning van een afspraak met de politie en de verklaringen van verdachte.
Gang van zaken rondom de pogingen tot het maken van een afspraak met de politie
Op 5 augustus 2021 heeft een medewerkster van het Cold Case Team een brief achtergelaten in de brievenbus van de woning van verdachte. In deze brief stond dat zij graag verdachte zou willen spreken over het onderzoek naar het overlijden van baby Sem Vijverberg in 2006, in verband met een van de binnengekomen tips. Verdachte is verzocht om telefonisch of via e-mail contact op te nemen met de medewerkster van het Cold Case Team.
Op 10 augustus 2021 heeft de medewerkster van het Cold Case Team een e-mailbericht van verdachte ontvangen, via het e-mailadres [e-mailadres], voor het maken van een afspraak. Vervolgens is in de periode van 10 augustus 2021 tot en met 27 februari 2022 tienmaal geprobeerd om een afspraak met verdachte te maken. De afspraken zijn telkens door verdachte (kort) voor de geplande datum afgezegd, om verschillende redenen.
Zo mailt verdachte op 1 februari 2022 dat zij een positieve GGD test heeft (Corona) en dat ze het zal laten weten wanneer ze uit quarantaine mag. Op 15 februari 2022 mailt verdachte
’s avonds dat ze helaas nog steeds niet is hersteld van Covid en dat de klachten blijven aanhouden. In de tussenliggende periode heeft het observatieteam van de politie echter op 11 en 14 februari 2022 de auto van verdachte zien staan op de parkeerplaats bij de basisschool in
[plaats 1] waar zij in die periode werkzaam was. Ook het telefoonnummer dat in gebruik was bij verdachte straalde op die dagen een zendmast aan in [plaats 1].
Op 27 februari 2022 mailt verdachte om 10.38 uur aan de medewerkster van het Cold Case Team ten aanzien van de op 28 februari 2022 om 14.00 uur geplande afspraak dat zij een fout heeft gemaakt en in de aankomende week niet beschikbaar is in verband met vakantie. Op diezelfde dag, 27 februari 2022, is er een WhatsApp-conversatie tussen het telefoonnummer van verdachte en ene ‘[naam 1]’ waarin verdachte om 15.56 uur het volgende bericht stuurt: ‘[naam 1].. morgen daten gezellig? Speeltuin Braamt? En Tosti?’. Daarbij vraagt verdachte aan de ander om aan te geven hoe laat en dergelijke; ‘ik pas mij aan’. Rond 11/11.30 uur wordt afgesproken.
Het door verdachte gebruikte e-mailadres in de e-mailwisseling met de medewerkster van het Cold Case Team is aangemaakt op 9 augustus 2021 en na een tweetal testberichten aan haar eigen werk e-mailadres enkel gebruikt voor het sturen van e-mails naar de desbetreffende medewerkster.
De politie heeft in de verhoren met verdachte gesproken over het afzeggen van deze afspraken en daarbij onder andere benoemd dat haar auto is gezien bij de basisschool waar zij werkzaam was, op 11 en 14 februari 2022. Verdachte heeft op de vraag of ze dit kan uitleggen, geantwoord: ‘Op dit moment eigenlijk niet. (…) Ik wil het niet uitleggen. (…) Ik ga daar niet op in.’ In een later verhoor heeft verdachte op de vraag wat de reden is dat ze steeds afzegt, verklaard: ‘Omdat ik het niet kon. Ik… Dacht: Wat moet ik nou zeggen? Want ik weet het niet. Ik kan me niks herinneren. Ik weet het niet!’ Vervolgens wordt door de verbalisant opgemerkt dat ze toen nog geen verdachte was maar gewoon getuige, waarop verdachte heeft verklaard: ‘Ja, maar omdat ik natuurlijk wel wist van: “Oh.” Die eerste keer die flits die voorbij kwam. Dat… Dat wel.’
Verdachte heeft in datzelfde verhoor bij de politie verklaard dat de brief van de medewerkster van het Cold Case Team op het oude adres in [plaats 2] was gekomen en dat zij die met haar partner had opgehaald. Ze heeft de brief samen met haar partner opengemaakt, volgens haar zaten ze toen in de auto. Verdachte heeft verklaard dat ze bij het lezen van de brief vooral was geschrokken. Ze heeft met haar partner besproken dat ze een mail ging sturen. Hij was ook een beetje geschrokken van ‘Nou ja, ga contact zoeken en hoor maar wat er is’.
De partner van verdachte, [naam 2], heeft ook een verklaring afgelegd bij de politie. Hij heeft verklaard dat hij niet wist dat verdachte contact heeft gehad met de politie. Hij heeft niets meegekregen over het contact van verdachte met de politie over het onderzoek naar Sem Vijverberg. Evenmin dat meerdere keren is geprobeerd contact te krijgen met verdachte om een gesprek met haar aan te gaan, maar dat zij telkens op het laatste moment heeft afgezegd. De partner van verdachte heeft verklaard: ‘Ik weet hier niks van, hoe is dat gegaan?’, waarop door de verhorend verbalisant is opgemerkt dat dit via de mail is gegaan.
Tijdens een doorzoeking op 6 september 2022 op het woonadres van verdachte is de eerder genoemde brief aangetroffen in een toilettas op een bankje op zolder.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij niet weet waarom de brief in een toilettas op zolder zat, dat was volgens haar niet bewust gebeurd. Ze heeft verklaard niets toe te voegen te hebben op de vraag waarom zij na ontvangst van deze brief specifiek een e-mailadres heeft aangemaakt voor de correspondentie naar aanleiding van deze brief. Verdachte heeft niets willen zeggen over het gegeven dat haar partner heeft verklaard dat hij niets wist over de brief en het contact met de politie. Zij heeft aangegeven dat ze dat niet kan uitleggen. Verdachte heeft niet willen reageren op het meermalen afzeggen van de afspraken: ‘Ik wil daar niet op reageren. Ik heb er geen goede verklaring voor. Ik kan geen antwoord geven op de vraag waarom het zo is gegaan en ik de afspraken heb afgezegd.’
De rechtbank constateert op grond van het bovenstaande dat verdachte voor het maken van een afspraak met de politie over het onderzoek naar het overlijden van Sem Vijverberg speciaal een e-mailadres heeft aangemaakt en dat e-mailadres enkel voor het maken en afzeggen van die afspraken heeft gebruikt. Daarbij heeft verdachte redenen tot afzegging genoemd die niet overeen komen met de werkelijkheid, zoals dat er nog sprake was van Corona gerelateerde klachten, terwijl uit de voornoemde onderzoeksbevindingen kan worden opgemaakt dat zij op die dagen wel aan het werk was. Verder heeft ze een dag van tevoren een afspraak afgezegd vanwege vakantie om vervolgens diezelfde dag wel een sociale afspraak in te plannen op min of meer het geplande tijdstip van de afspraak met de politie.
Wisselende/tegenstrijdige verklaringen van verdachte
Verdachte heeft meerdere verklaringen bij de politie afgelegd en ook ter terechtzitting heeft zij verklaard. De rechtbank heeft in die verklaringen een aantal tegenstrijdigheden geconstateerd.
Verdachte heeft bij de politie verklaard over een ‘flits’. Daarover is onder meer het volgende opgenomen in het proces-verbaal van verhoor van 13 september 2022:
Verbalisant: ‘Je hebt het wel over een gevoel, een flits. Wat zie je dan? Wat voel je dan?’
Verdachte: ‘Dat er iets is, maar…(…) Dat er iets is en daarna is het weer weg.’
Verbalisant: ‘Wat is dat iets? Je linkt het wel aan dit?’
Verdachte: ‘Ja’
Verbalisant: ‘En wat voel je dan, als je die flits ziet?’
Verdachte: ‘Dat er iets kwam. Maar dan weet ik het niet meer. Dat...’
Verbalisant: ‘Dat 'iets' leg dat eens uit?’
Verdachte: ‘Ik kan dat niet. Ik... Ik kan niet omschrijven wat het 'iets' is. Dat er...
Dat er... Dat er iets uit moest. Dat! Maar meer... Weet ik niet.’
Verbalisant: ‘En waaruit?’
Verdachte: ‘Uit mijzelf.’
Verbalisant: ‘Rare vraag waarschijnlijk, maar waar uit jezelf?’
Verdachte: ‘Ja hier zo.’
Verbalisant: ‘Je wijst naar de onderkant.’ (…)
Verdachte: ‘Ja dat is die flits en daarna is het gewoon weg’
(…)
Verbalisant: ‘Wat voel je dan?’
Verdachte: ‘Een bepaalde druk.’
Verbalisant: ‘En waar voel je die druk?’
Verdachte: ‘In mijn buik.’
Verder heeft verdachte tijdens dit verhoor nog het volgende verklaard:
Verbalisant: ‘En toen jij dan, je kreeg een brief in de bus hè? Wat dacht je toen, toen je die brief kreeg?’
Verdachte: ‘Ja toen kwam dus die flits weer even naar voren.’
(…)
Verbalisant: ‘Maar…Waarom zeg je dan elke keer die afspraken af?’
(…)
Verdachte: ‘Ik zou het heel graag willen. (…) Maar ik kan niks vertellen.’
Verbalisant: ‘Maar dat had je ook kunnen zeggen.’
Verdachte: ‘Ja’.
Verbalisant: ‘(…) Je was getuige hè? Je zou ook kunnen zeggen: “Ik weet er niks van”.’
(…)
Verdachte: ‘Nee dat heb ik niet gedaan omdat ik misschien in mijn achterhoofd wel wist: “Oké”.’
Verbalisant: ‘Wat bedoel je met ‘oké’…?’
Verdachte: ‘Dat ik wel in mijn achterhoofd iets heb gevoeld. Dus dat je dan wel weet: “Oké…het gaat wel om mij.” Dat.’
De psycholoog die verdachte op 19 september 2022 in het arrestantencomplex heeft bezocht, heeft in het trajectconsult opgeschreven dat verdachte zich vaag herinnert dat er ‘iets uit moest’.
Ter terechtzitting is verdachte geconfronteerd met bovenstaande verklaring bij de politie, meer specifiek het gedeelte waar verdachte heeft verklaard over een ‘flits’, dat er ‘iets uit haar moest’, waarbij ze naar de onderkant wees en aangaf dat ze een bepaalde druk voelde. In reactie op het voorhouden van dit gedeelte van haar verklaring verklaarde de verdachte: ”Ik weet niet goed waar dat vandaan komt. Ik heb dat niet gezegd.” Later nogmaals gevraagd naar dit deel van haar verklaring bij de politie verklaarde verdachte: “Het ging over iets anders, dat ‘moest iets uit’. Ik voelde de hele tijd ‘ik moet daar weg’. Ik bedoel daarmee de gevangenis. Ik heb niet gesproken over iets dat uit mijzelf zou moeten.” Nogmaals gevraagd naar dit deel van de verklaring verklaarde verdachte: “Ik weet het niet meer”.
Bij de politie heeft verdachte ook verklaard over de media aandacht voor het onderzoek naar Sem Vijverberg. Daarover is onder meer het volgende opgenomen in het proces-verbaal van verhoor van 13 september 2022:
Verbalisant: ‘En wat weet je wel…Van de baby? Niet bij jezelf, in het algemeen, in het nieuws heb je dingen gehoord. Wat weet je wel?’
Verdachte: ‘Nou ja, ik zei ook, weet je wat ik zelfs ook niet wist? Dat het een jongen was.’
Verbalisant: ‘Wanneer hoorde je dat?’
Verdachte: ‘In het nieuws’.
Verbalisant: ‘En wanneer was dat in het nieuws?’
Verdachte: ‘Vlak nadat het dus gebeurd was. Dat je dan denkt: “Huh? Oké!” Maar dan, dat vind ik heel naar dat er toen niet iets bij me is…’
Verbalisant: ‘Dan heb je het over 2006 begrijp ik hè? Toen heb je gehoord dat het een jongen was. Wat heb je nog meer gehoord toen?’
Verdachte: ‘Ja…Ook dat. Ik probeerde het terug te halen zeg maar.’
(…)
Verbalisant: ‘Maar je zult toch gehoord hebben dat er een baby’tje gevonden is? Anders komt dat jongetje…Komt dat uit de lucht vallen?’
Verdachte: ‘Nee maar dat was in hetzelfde bericht’.
Verbalisant: ‘Oké. Je hebt wel gehoord dat er een baby’tje gevonden is. Weet je ook waar?’
Verdachte: ‘Nee.’
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard: “Ik heb de media aandacht in 2006 niet meegekregen. Ook in 2021 heb ik daar niets van meegekregen, ik heb dat pas naderhand gehoord.” Geconfronteerd met voornoemd gedeelte van haar verklaring uit het politieverhoor heeft verdachte aangegeven: “Ik weet het niet”.
De rechtbank constateert dat verdachte op een aantal punten wisselend en zelfs tegenstrijdig heeft verklaard. Zo heeft verdachte bij de politie verklaard over een flits betrekking hebbend op iets dat aan de onderzijde van haar lichaam er uit moest en dat zij daarbij een druk in haar buik voelde. De vraag of verdachte dit linkt aan het onderzoek naar Sem Vijverberg, heeft ze daar bevestigend beantwoord. Ook bij de psycholoog heeft zij het over iets dat er uit moest. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de flits er op zag dat zij voor haar gevoel weg moest uit de gevangenis. Dit valt niet te rijmen met haar eerder afgelegde verklaringen omtrent de flits en roept meer vragen dan antwoorden op. Vragen die verdachte niet heeft willen beantwoorden. Zo ook ten aanzien van hetgeen verdachte heeft verklaard over de media aandacht rondom het onderzoek naar het overlijden van Sem Vijverberg. Bij de politie heeft verdachte verklaard al in 2006 over dit onderzoek te hebben gehoord, maar ter terechtzitting heeft verdachte beweerd dat zij zowel in 2016 als in 2021 niets over de zaak had meegekregen. Ook dit roept meer vragen op dan dat het antwoorden geeft, zeker nu verdachte ten tijde van de vondst van het lichaam van Sem Vijverberg op slechts 800 meter van de vindplaats woonde en het onderzoek veel, ook landelijke, media aandacht heeft getrokken.
Conclusie
Gelet op de beschreven gang van zaken rondom de pogingen tot het maken van een afspraak met de politie (het Cold Case Team) heeft het er naar het oordeel van de rechtbank alle schijn van dat verdachte toen wel degelijk al wist dat zij de moeder van Sem Vijverberg is en dat zij daarom het gesprek hierover met de politie en met haar partner koste wat kost uit de weg wilde gaan. Ze heeft daarbij aantoonbaar gelogen tegen de politie over redenen van verhindering. Verder heeft ze de contactpogingen van de politie, anders dan ze meermaals heeft verklaard, niet met haar partner besproken. Dit alles, alsook wat hiervóór is overwogen over het wisselend dan wel tegenstrijdig verklaren, maakt voor de rechtbank duidelijk dat verdachte onbetrouwbaar is in haar verklaringen, en dus ook in haar verklaringen over de gestelde amnesie.
Het voorgaande brengt mee dat moet worden aangenomen dat verdachte kan verklaren over wat zich tijdens en na de bevalling heeft afgespeeld, en meer het bijzonder dat zij kan verklaren over de aan Sem Vijverberg toegebrachte dodelijke letsels. Het bewijs dat verdachte degene is die deze letsels heeft toegebracht (te weten het feit dat verdachte de biologische moeder is, Sem maximaal 12 uur heeft geleefd, de dodelijke letsels binnen deze periode zijn toegebracht en Sem op circa 800 meter van de toenmalige woning van verdachte is gevonden alsmede het feit dat een redelijk alternatief ontlastend scenario ontbreekt), is naar het oordeel van de rechtbank ook van dien aard dat het schreeuwt om een verklaring van verdachte. Een verklaring (laat staan een concrete en aannemelijke verklaring) is echter uitgebleven. Gelet op het bewijs, bezien in samenhang met het uitblijven van een verklaring van verdachte (terwijl moet worden aangenomen dat verdachte wel een verklaring kan geven), is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is die Sem Vijverberg heeft gedood en in de vijver heeft achtergelaten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte Sem Vijverberg heeft gedood.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is de vraag of dit een strafbaar feit oplevert en zo ja, welk strafbaar feit.
Aan de verdachte is primair moord dan wel doodslag en subsidiair kindermoord dan wel kinderdoodslag ten laste gelegd.
Opzet op de dood
Voor een bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde strafbare feiten is in ieder geval vereist dat verdachte opzet had op de dood van Sem Vijverberg. Daarbij is het de vraag of verdachte heeft gehandeld met vol opzet of dat sprake is van voorwaardelijk opzet.
Bij de beoordeling van die vraag stelt de rechtbank voorop dat niet duidelijk is geworden wat zich kort na de geboorte van Sem Vijverberg heeft afgespeeld. Wel staat vast dat hij is overleden als gevolg van zeer heftig uitwendig mechanisch botsend geweld op het hoofd, de daardoor opgetreden hersenbeschadiging en de vervolgens ontstane herseninklemming, welke letsels bijvoorbeeld kunnen optreden bij krachtig slaan met en/of tegen een hard voorwerp of een oppervlak. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van zeer ernstig gewelddadig handelen van verdachte. De voor het letsel benodigde mate van gewelddadig handelen is naar het oordeel van de rechtbank daarmee zo gericht geweest op de dood van Sem Vijverberg dat de rechtbank bewezen acht dat sprake is van vol opzet op de dood.
Geen voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde moord moet het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ bewezen worden. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van voorbedachte raad. De rechtbank zal verdachte dan ook van de ten laste gelegde moord vrijspreken. Kindermoord kan gelet op het voorgaande evenmin worden bewezen.
Met het oog op het bepaalde in artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht moet de rechtbank wel nog de vraag beantwoorden of sprake is van de subsidiair ten laste gelegde kinderdoodslag. Dit artikel bepaalt namelijk dat als voor een feit dat in een algemene strafbepaling valt (hier: doodslag) ook een bijzondere strafbepaling bestaat (hier: kinderdoodslag), alleen die laatste strafbepaling in aanmerking komt voor kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Geen kinderdoodslag
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat in onderhavige zaak geen sprake is van kinderdoodslag. Het dossier en wat er ter terechtzitting is besproken bieden namelijk geen concrete aanknopingspunten dat verdachte zou hebben gehandeld uit vrees voor ontdekking van de bevalling. Van belang daarbij is dat vooral de verklaring van een verdachte aanknopingspunten kan bieden dat is gehandeld uit vrees voor ontdekking van de bevalling, bijvoorbeeld over haar gemoedstoestand bij het doden dan wel over de wijze waarop of de omstandigheden waaronder zij de baby heeft gedood. Een verklaring van verdachte hierover is in dit geval echter uitgebleven.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde doodslag.
Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier dat verdachte bij het doden van Sem Vijverberg nauw en bewust heeft samengewerkt met (een) ander(en). Verdachte zal van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op medeplegen dan ook partieel worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij
in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 29 januari 2006, althansin de maand januari 2006, in de gemeente Doetinchem,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
(en al dan niet met voorbedachten rade)een persoon (te weten haar pasgeboren baby) van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of haar mededader(s)opzettelijk (zeer heftig) uitwendig botsend geweld op (het hoofd van) voornoemde baby uitgeoefend en
/of(vervolgens) die baby in ijskoud water gegooid/gelegd, ten gevolge waarvan die baby is overleden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
Doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de verdediging subsidiair verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen gelijk aan de dagen die zij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast doet een voorwaardelijk strafdeel met een proeftijd van 2 jaren en eventueel bijzondere voorwaarden recht aan de ernst van het feit en aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich in januari 2006 schuldig gemaakt aan doodslag op haar pasgeboren zoon, Sem Vijverberg. Sem was nog maar net op deze wereld toen verdachte, zijn eigen moeder, hem met zeer ernstig geweld om het leven bracht. Hij werd vervolgens achtergelaten in een vijver. Daar werd hij later door spelende kinderen vastgevroren in het ijs gevonden. Een gruwelijker en verdrietiger begin en einde van een mensenleven laat zich niet denken. Vervolgens heeft verdachte vele jaren gezwegen over het feit dat zij de moeder van Sem is, ondanks alle berichtgeving in regionale én landelijke media en de herhaalde uitgebreide pogingen die door de jaren heen zijn gedaan om de biologische ouders van Sem te vinden.
Verdachte heeft Sem, een weerloze baby, het meest kostbare ontnomen wat er bestaat en dat maar heel kort nadat hij was geboren: zijn leven. Niemand heeft het recht iemand zijn leven te ontnemen. Een dergelijk feit schokt de rechtsorde in ernstige mate en brengt gevoelens van afschuw en onbegrip mee. De brede belangstelling die er voor deze zaak is in zowel de regionale als landelijke media, ook bijna 19 jaar na de vondst van Sem, toont aan hoeveel de zaak in de maatschappij teweeg brengt.
De persoon van verdachte
Er is een Pro Justitia rapport (van 24 maart 2023) over verdachte opgemaakt door deskundigen dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, drs. J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog en
S. te Lindert (forensisch milieuonderzoeker). Dr. Kaiser rapporteert samengevat onder meer dat verdachte in haar persoonlijkheid vermijdende en narcistische trekken toont die dusdanig structureel aanwezig zijn dat van kenmerken gesproken kan worden. Deze wijze van emotie- en agressieregulatie en narcistische problematiek kan als een duurzaam patroon van vermijding of verwerking van innerlijke ervaringen beschouwd worden, passend bij een psychische stoornis. Wat betreft de DSM-classificatie kan het strikt genomen niet als persoonlijkheidsstoornis geclassificeerd worden daar het niet tot significante lijdensdruk leidt of tot relationele of beroepsmatige beperkingen. Zij heeft zich maatschappelijk zonder problemen kunnen handhaven. De deskundigen komen tot de conclusie dat bij verdachte waarschijnlijk sprake is van een psychische stoornis in de zin van een gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid, terwijl er volgens de strikte criteria voor een DSM-classificatie niet van een classificatie van een persoonlijkheidsstoornis gesproken kan worden. Zowel de milieurapportage als ook het psychiatrisch en psychologisch onderzoek laten zien dat bij verdachte sprake is van een duurzaam afwijkend patroon in het omgaan met affecten en de emotieregulatie. In de periode van het ten laste gelegde feit was die gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid aanwezig. Omdat verdachte tegenover de deskundigen heeft gesteld geen enkele herinnering aan het tenlastegelegde te hebben, kunnen de deskundigen geen uitspraak doen over de vraag of deze gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het feit heeft beïnvloed. Gelet daarop kunnen de deskundigen evenmin een advies geven over de vraag of en zo ja, in hoeverre het feit aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank gaat daarom, evenals de officier van justitie, uit van volledige toerekeningsvatbaarheid.
Reclassering Nederland heeft op 19 juli 2023 een rapport uitgebracht. De reclassering heeft geconstateerd dat verdachte haar leven zowel in de afgelopen jaren als ook nu goed op orde
heeft. Zij heeft een baan, een relatie en een steunend netwerk, waarbij de reclassering inschat dat daar een beschermende werking van uitgaat waar het risico’s betreft. De noodzaak voor reclasseringsinzet kan op basis van het beeld dat de reclassering onder meer op grond van de Pro Justitia rapportage heeft, onvoldoende worden onderbouwd. De reclassering onthoudt zich van een advies over een eventuele verdere strafrechtelijke afdoening en ziet geen noodzaak voor een reclasseringstraject in de vorm van bijzondere voorwaarden.
Verdachte heeft de keuze gemaakt om niet te praten door te stellen dat zij geen herinnering heeft aan de periode 2005-2006. Dat betekent dat, ook nadat na ruim 15 jaar duidelijk werd wie de moeder van Sem Vijverberg is, er geen antwoorden zijn gekomen op de vragen wat er is gebeurd na de geboorte van Sem en waarom verdachte haar eigen baby van het leven heeft beroofd. De rechtbank kan hier dus slechts naar gissen. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het feit, de levensfase waarin ze zich op dat moment bevond en de door de deskundigen beschreven persoonlijkheidskenmerken van verdachte, wil de rechtbank wel aannemen dat hevige paniek een rol kan hebben gespeeld bij de dramatische keuze die verdachte heeft gemaakt. Maar of dit daadwerkelijk zo was, weet de rechtbank niet, wat minst genomen spijtig is in een zaak die roept om antwoorden en daarmee duidelijkheid.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij klaarblijkelijk de keuze heeft gemaakt om geen antwoord te geven op vragen, door ten onrechte te stellen dat zij geen herinneringen heeft aan wat er is gebeurd. Niet alleen omdat dit maakt dat er geen antwoorden komen op vragen die ook in de samenleving leven, maar ook omdat deze keuze van verdachte er toe heeft geleid dat er veel en zeer uitgebreid onderzoek (waaronder veel DNA-onderzoek) is verricht door de jaren heen in een poging de biologische ouders van Sem Vijverberg te vinden. De zoektocht heeft de samenleving heel lang in zijn greep gehouden. Dat was niet nodig geweest als verdachte haar verantwoordelijkheid had genomen en zich had gemeld.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het feit, niet kan worden volstaan met een andere afdoening dan het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van deze gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de straffen die destijds (in 2006) voor een doodslag werden opgelegd (waarbij de rechtbank als uitgangspunt 8 jaar hanteert) en anderzijds straffen die in soortgelijke zaken (het doden van het eigen kind korte tijd na de geboorte) worden opgelegd.
De rechtbank ziet geen reden om in strafmatigende zin rekening te houden met de omstandigheid dat sinds het delict bijna 19 jaren zijn verstreken. Zoals hiervóór is overwogen, gaat de rechtbank uit van een gesimuleerde amnesie en heeft verdachte, terwijl dat dus wel had gekund, jarenlang (en tot op heden) geen verantwoordelijkheid genomen voor haar daad (met alle gevolgen van dien -zoals hiervóór omschreven-). Daarmee is het aan verdachte zelf te wijten dat zij pas nu de consequenties van haar daad moet ondervinden.
De rechtbank komt tot een hogere straf dan de officier van justitie heeft geëist, dit om de reden dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaren naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit.
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal deze straf opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde moord;
 verklaart bewezen dat verdachte de primair ten laste gelegde doodslag, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. M.A. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Grootschalige Opsporing, onderzoek ONRAB17102 06TCC06001 Jako opgemaakte proces-verbaal, gesloten op 15 december 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p. 49 t/m 51.
3.Proces-verbaal zaaksdossier, p. 18.
4.Deskundigenrapport van patholoog dr. B. Kubat van 5 september 2006, p. 86 t/m 93.
5.Concept Verslag Forensische Intake van 6 februari 2006.
6.Deskundigenrapport van 28 september 2006, p. 102 t/m 106.
7.NFI-rapport DNA-onderzoek van 8 september 2022, p.166 t/m 169.
8.NFI-rapport DNA onderzoek van 13 september 2022, p. 170 t/m 173.
9.Proces-verbaal van verdenking, p. 705.