Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
Pathologisch onderzoek
Diagnostische overwegingen vanuit psychologisch onderzoek(…) Ten aanzien van de amnesie over de periode van het ten laste gelegde blijft het tijdens de gesprekken onduidelijk of er sprake is van een dissociatieve amnesie dan wel of betrokkene amnesie simuleert en in deze een procespositie inneemt. (…) Het klinisch beeld laat zien dat we te maken hebben met een gemiddeld intelligente vrouw bij wie narcistische en vermijdende kanten in haar persoonlijkheid opvallen. (…) Ten aanzien van amnesie vertelt betrokkene “dat er een stuk weg is”. Voorts zegt ze: “Dat ik stukken kwijt ben heb ik nooit gehad. Dat ik een stuk kwijt ben, daar kom ik nu achter.” (…) Ze zegt dat ze in de periode 2005/2006 stage liep voor haar opleiding en dat ze zich haar stage adressen voor 2005 en na 2006 nog wel herinnert. Ze zegt dat de periodes voor 2005 en na 2006 niet verhoogd stresserend zijn geweest en zegt desgevraagd dat ze geen medicijnen of drugs gebruikte. Alcohol dronk ze met mate. Ze heeft nooit hoofdletsel gehad dat geheugenverlies zou kunnen hebben veroorzaakt. (…) Het zich niets kunnen herinneren van een periode uit haar leven kan wijzen op dissociatieve amnesie.
Opvallend is dan wel dat ze zich hier jarenlang niet van bewust is geweest en hierdoor niet is beperkt, wat ook een criterium is van de diagnose.(…) Ze heeft nooit stemmen en/of andere psychotische verschijnselen gehad. (…) Het onderzoek geeft aldus aanwijzingen voor een volledige amnesie voor een periode in 2005 en 2006. Verschillende diagnostische overwegingen hieromtrent:
- Er kan sprake zijn van het simuleren van de amnesie. (…) Het testonderzoek met de AKTG en de SIMS geeft geen aanwijzingen voor simulatie.
- Er kan sprake zijn van somatische stoornis, hersenletsel en/of een neurocognitieve stoornis, waaronder een geheugenstoornis. Zowel de biografische informatie als ook het testonderzoek geven hiervoor geen aanwijzingen. Er komen geen beperkingen in het cognitief functioneren naar voren, terwijl er tevens geen aanwijzingen zijn dat cognitieve deficiënties betrokkene hebben belemmerd in haar alledaagse functioneren. Ook geeft het onderzoek geen aanwijzingen voor extensief middelengebruik en/of medicatiegebruik.
- Bij amnesie kan traumatisering een rol spelen. Ze noemt zelf dat wellicht verkrachting en/of aanranding plaats heeft gevonden maar heeft hier geen herinneringen en/of herbelevingen bij. Er komt in dit onderzoek geen symptomatologie naar voren die wijst op PTSS.
- Er kan sprake zijn van dissociatieve amnesie: een onvermogen zich belangrijke persoonlijke ervaringen te herinneren. De herinneringen zijn gewoonlijk psychotraumatisch of stressvol van aard. (…) Onduidelijk is of er sprake is geweest van een ingrijpende, traumatische gebeurtenis en/of periode. Opvallend is dan wel dat ze zich hier jarenlang niet van bewust is geweest, wat ook een criterium is van de diagnose. Pas na haar aanhouding kan ze zich een periode niet meer herinneren.
“Gesproken over mogelijke hypothetische redenen van het geheel:
(…) Ze heeft ook na de bevalling niets aan haar lichaam gemerkt en haar ouders merkten ook niets. Ze heeft niets meegemaakt daarna waardoor ze een retrograde amnesie zou kunnen hebben; ze heeft geen (post partum) psychose gehad in die tijd. (…)
Omtrent het ten laste gelegdegeeft ze aan dat ze zich er totaal niets van kan herinneren of dat ze totaal niets opgemerkt heeft, terwijl ze wel weet wat ze gedaan heeft in het dagelijks leven in die tijdsperiode.Zij huilt telkens als het onderwerp ter sprake komt en onderzoeker vraagt hoe het is gegaan. Het valt op dat ze heftig huilt in het onderzoek met name omdat ze helemaal niets weet van zichzelf en de zwangerschap; dat geeft ze verschillende keren aan. Het komt als bevreemdend over dat ze daarom huilt, en niet over het ten laste gelegde zelf. (…) Met haar huilen over amnesie, vermijdt ze om de werkelijkheid onder ogen te zien. Zij doet er indirect een appel mee naar onderzoeker om mee te gaan in haar vermijden. (…)
Er zijn discrepanties zoals dat het opvalt dat ze vertelt de pil gebruikt te hebben en er niet meer gestopt te zijn, ‘voor zover ik weet’ (…). Ze zegt samengevat dat ze geen zwangerschapsverschijnselen heeft gehad, niets opgemerkt heeft bij de bevalling en erna geen verschijnselen heeft gehad. Dat kan ze zich wel herinneren evenals dat ze niets gemerkt heeft op haar werk en het leven bij haar ouders en dat ze de pil is blijven gebruiken. Ze weet dat ze in die periode geen lichamelijke klachten had. Het lijkt alsof zwanger zijn buiten haar beleven staat; ze stelt er geen vragen over aan onderzoeker of denkt niet actief mee als onderzoeker mogelijkheden oppert. Zij vertelt dan uitgebreide verhalen over zaken die nu goed gaan terwijl het niet lukt om tot haar beleven door te dringen.
Dat komt over als vermijdend en niet omdat ze omtrent het onderwerp gedissocieerd is.(…) Het huidige onderzoek toont dat zij vermijdend is en emotioneel vlak specifiek in haar uitingen omtrent het ten laste gelegde en alles eromheen. (…) Samengevat toont zij in haar persoonlijkheid vermijdende en narcistische trekken dusdanig structureel dat van kenmerken gesproken kan worden. (…)
Omtrent de
amnesie: het betreft een amnesie voor een bepaalde gebeurtenis en niet omtrent een tijdsperiode. (…)
Differentiaal diagnose amnesie:
Onderzoeker heeft vooral overwogen:
- Informatie bewust achterhouden, en simuleren van amnesie.
- Dissociatie zowel in de periode van het ten laste gelegde maar dat zet zich voort in het heden specifiek op dat onderwerp omtrent het bewustzijn dat er een kind was en nu een graf.
- Post partum psychose: er zijn bij het milieuonderzoek geen aanwijzingen uit de omgeving dat zij een periode verward gedrag had.
- Somatische stoornis die de amnesie of het ten laste gelegde zou kunnen verklaren: zij heeft geen somatische klachten. Er is geen teken van een organisch cerebrale stoornis.
- Persoonlijkheid: vermijdend, emotioneel vlak ten aanzien van het ten laste gelegde en alles daaromtrent.
- Haar stresshantering wijst niet op een eerdere PTSS. Er zijn nu geen tekenen van PTSS rondom het ten laste gelegde; in ieder geval heeft ze er geen nachtmerries of herbelevingen over. Wel geeft ze amnesie aan, wat samen kan hangen met een als traumatisch beleefde (ontdekking van haar) zwangerschap of toestand daarna.
Door haar ontkenning van bewustzijn blijft het hoe dan ook niet duidelijk wat haar beleven was waardoor ze het geheel rondom zwangerschap, bevalling en kindbeleven en kind doding niet heeft opgeslagen in haar geheugen, (indien bewezen). De psychodynamiek achter de amnesie wordt echter niet duidelijk omdat zij een totale amnesie aangeeft en er uit het milieuonderzoek ook geen data naar voren komen die wijzen op een psychische stoornis nu en in die tijd. (…)
Differentiaal diagnostisch moet een gesimuleerde amnesie onderscheiden worden van een dissociatieve amnesie. Onderzoeker kan bij betrokkene geen onderscheid maken tussen authentiek geheugenverlies of gesimuleerd geheugenverlies.
Opvallend is dat haar geheugenverlies qua tijd en qua onderwerp scherp afgegrensd is en dat zij geen eilandjes van herinnering heeft.(…) Haar negeren van eigen beleven en haar amnesie over zwangerschap en de geboorte van het kind komen differentiaal diagnostisch over als vermijden, als dissociatie of simulatie. (…) Hypothetisch gesteld kan het zo zijn dat ze de gebeurtenissen en de emotionele lading (mogelijke boosheid) volledig is gaan afsplitsen, ontkennen, overdekken, gedissocieerd is geraakt. Hypothetisch gesteld is het mogelijk dat zij vanuit afweer van haar gevoelens, mogelijk boosheid omdat het niet paste bij haar leefwijze toen, gedissocieerd is geraakt toen ze (al dan niet bewust) ervoer zwanger te zijn en dat dit eveneens extreem is geweest. Uit de literatuur blijkt het voor te komen dat vrouwen niet weten dat ze zwanger zijn, zoals ze zelf aangeeft. Mogelijk heeft ze bewust haar zwangerschap verborgen gehouden, of was ze zich niet bewust van haar zwangerschap, en is de dissociatie bij de bevalling, het zien van het kind tijdens of na de bevalling ontstaan waarna ze in een dissociatieve toestand het ten laste gelegde heeft gepleegd. Het onderzoek laat niet zien dat zij in stresssituaties reageert met dissociatie; ze rapporteert geen symptomatologie die wijzen op eerdere depersonalisatie, derealisatie of dissociatieve amnesie.
Haar beschrijving van het gemis aan iedere herinnering aan de periode 2005-2006, haar consistente verhaal en vasthoudendheid in deze vallen op, maar vormen onvoldoende onderbouwing voor dissociatie en/of dissociatieve amnesie.”
Het feit dat het tenlastegelegde meer dan 15 jaar geleden heeft plaatsgevonden betekent niet dat geen onderzoek kan worden gedaan naar de authenticiteit van het door betrokkene gestelde geheugenverlies. Zo kan worden nagegaan of er een neurobiologische verklaring voor haar amnesie bestaat en of de amnesie overeenkomt met wat bonafide amnesiepatiënten over hun geheugenverlies rapporteren.
Betrokkene stelt niet alleen amnesie te hebben voor haar zwangerschap, de bevalling en wat er vervolgens met de pasgeborene is gebeurd, zij beroept zich op algeheel geheugenverlies voor de periode 2005-2006. Een tijdelijke of permanente ontregeling van de hippocampus, die een cruciale rol speelt bij het vastleggen van ervaringen in het geheugen, kan delict-amnesie veroorzaken. Er lijkt bij betrokkene echter geen sprake te zijn geweest van disfunctie van dit hersendeel. In het verslag van het Pro Justitia onderzoek staat vermeld dat zij nooit overmatig alcohol heeft gedronken, geen drugs heeft gebruikt en nooit hersenletsel heeft gehad dat geheugenverlies kan hebben veroorzaakt. Voorts zou zij nimmer stemmen hebben gehoord of andere psychotische verschijnselen hebben gehad. Er lijkt dus geen neurobiologische verklaring te bestaan voor het geheugenverlies.
Drs. Gresnigt en dr. Kaiser opperen een dissociatieve amnesie voor de periode 2005-2006. Jelicic wil niet beweren dat dissociatief geheugenverlies niet bestaat, maar dit type amnesie is wetenschappelijk gezien omstreden, omdat schokkende gebeurtenissen veel beter worden onthouden dan neutrale voorvallen. Tientallen wetenschappelijke studies hebben laten zien dat sterke emoties de opslag van informatie in het geheugen niet ondermijnen, maar, in tegendeel, het vastleggen van ervaringen in het geheugen bevorderen. Door hyperactiviteit van de hippocampus worden stressvolle ervaringen extra goed in het geheugen
opgeslagen.
Het geheugenverlies van betrokkene lijkt weinig kenmerken van een authentieke amnesie te hebben. Ze heeft verteld dat zij zich vaag herinnert “dat er iets uit moest”, maar dat de rest van de periode rondom het tenlastegelegde voor haar “zwart” is. De vage herinnering “dat er iets uit moest” lijkt op een ‘island of memory’, maar personen met een bonafide amnesie herinneren zich doorgaans hele flarden van gebeurtenissen die plaatsvonden in de periode waarvoor zij geheugenverlies hebben. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat betrokkene door het verstrijken van de tijd (meer dan 15 jaar na de geboorte) fragmenten van herinneringen aan gebeurtenissen rondom het tenlastegelegde kan zijn vergeten. Betrokkene heeft geheugenverlies voor een periode van meer dan een jaar. Een dergelijke lange periode van amnesie is ongebruikelijk voor personen met authentiek geheugenverlies vanwege een tijdelijk ontregelde hippocampus.
cursief weergegeven). Ook constateert de rechtbank dat hun bevindingen geen twijfel laten over de vraag naar een mogelijke neurobiologische verklaring voor de gestelde amnesie: van een dergelijke verklaring is in het door hen verrichte onderzoek niet gebleken. Jelicic heeft in zijn rapport dan ook kunnen uitgaan van het ontbreken van een neurobiologische verklaring voor de gestelde amnesie. Naar het oordeel van de rechtbank komt aan het rapport van Jelicic veel waarde toe. Dat hij zich, zoals in deskundigenrapporten gebruikelijk is, niet in meer stellige bewoordingen uitlaat over de authenticiteit van de gestelde amnesie maakt dit, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet anders. Op basis van het Pro Justitia rapport, maar vooral het rapport van Jelicic, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat verdachte daadwerkelijk volledig geheugenverlies heeft over een langdurige periode in 2005-2006. Sterker nog, de rechtbank hecht aan de verklaring van verdachte hierover geen geloof. De rechtbank betrekt daarbij nadrukkelijk nog het volgende ten aanzien van de planning van een afspraak met de politie en de verklaringen van verdachte.
3.De bewezenverklaring
in of omstreeks de periode van 27 januari 2006 tot en met 29 januari 2006, althansin de maand januari 2006, in de gemeente Doetinchem,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
(en al dan niet met voorbedachten rade)een persoon (te weten haar pasgeboren baby) van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of haar mededader(s)opzettelijk (zeer heftig) uitwendig botsend geweld op (het hoofd van) voornoemde baby uitgeoefend en
/of(vervolgens) die baby in ijskoud water gegooid/gelegd, ten gevolge waarvan die baby is overleden.
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De overwegingen ten aanzien van de straf
S. te Lindert (forensisch milieuonderzoeker). Dr. Kaiser rapporteert samengevat onder meer dat verdachte in haar persoonlijkheid vermijdende en narcistische trekken toont die dusdanig structureel aanwezig zijn dat van kenmerken gesproken kan worden. Deze wijze van emotie- en agressieregulatie en narcistische problematiek kan als een duurzaam patroon van vermijding of verwerking van innerlijke ervaringen beschouwd worden, passend bij een psychische stoornis. Wat betreft de DSM-classificatie kan het strikt genomen niet als persoonlijkheidsstoornis geclassificeerd worden daar het niet tot significante lijdensdruk leidt of tot relationele of beroepsmatige beperkingen. Zij heeft zich maatschappelijk zonder problemen kunnen handhaven. De deskundigen komen tot de conclusie dat bij verdachte waarschijnlijk sprake is van een psychische stoornis in de zin van een gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid, terwijl er volgens de strikte criteria voor een DSM-classificatie niet van een classificatie van een persoonlijkheidsstoornis gesproken kan worden. Zowel de milieurapportage als ook het psychiatrisch en psychologisch onderzoek laten zien dat bij verdachte sprake is van een duurzaam afwijkend patroon in het omgaan met affecten en de emotieregulatie. In de periode van het ten laste gelegde feit was die gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid aanwezig. Omdat verdachte tegenover de deskundigen heeft gesteld geen enkele herinnering aan het tenlastegelegde te hebben, kunnen de deskundigen geen uitspraak doen over de vraag of deze gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het feit heeft beïnvloed. Gelet daarop kunnen de deskundigen evenmin een advies geven over de vraag of en zo ja, in hoeverre het feit aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank gaat daarom, evenals de officier van justitie, uit van volledige toerekeningsvatbaarheid.
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren;