ECLI:NL:RBGEL:2024:9578

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
C/05/434190 / JE RK 24-362
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 18 april 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige] belast zijn met het ouderlijk gezag en dat [minderjarige] momenteel verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de relevante stukken in de procedure meegenomen, waaronder het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, en het verweerschrift van de vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2024 waren de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd en heeft de zorgen van de GI over de thuissituatie van [minderjarige] gehoord. De GI heeft ernstige zorgen geuit over de opvoedsituatie bij de vader, waaronder problemen met alcohol- en drugsgebruik in de omgeving. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 april 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens verlengd tot die datum, met de beslissing dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/434190 / JE RK 24-362
Datum uitspraak: 18 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. A.A.J.L. van Elk de Freese te Cuijk.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 3 april 2024;
  • het verweerschrift van de vader, ontvangen op 15 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een bericht gestuurd aan de kinderrechter en een gesprek gehad. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] daarin heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 april 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 19 april 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 maart 2024 een machtiging verleend [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 19 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI vindt de verlenging noodzakelijk, omdat zij op basis van wat de crisisgroep van [minderjarige] (D3), het betrokken FACT-team van Karakter/Pro Persona, Prolis en de begeleider van de vader van Pluryn hen hebben verteld, van mening is dat er nog te veel zorgen zijn over [minderjarige] en die zorgen bij de vader thuis onvoldoende worden weggenomen. De GI heeft ernstige zorgen over het systeem rondom de vader. Er is volgens hen sprake van vechtpartijen, samenscholing, drank- en drugsgebruik en dealen in de directe omgeving van de woning van de vader. In dat systeem zouden volwassen mannen invloed uitoefenen. De GI vermoedt dat [minderjarige] een slachtoffer is van deze omstandigheden en invloeden. [minderjarige] is volgens de GI ook erg wisselend in haar mening; het ene moment zegt ze naar een andere groep te willen en het andere moment weer niet. Hetzelfde geldt voor het wonen bij de vader. [minderjarige] is een kwetsbaar en bovenal beïnvloedbaar meisje met bovendien onbehandelde (psychotische) klachten en veel ambivalentie ten opzichte van behandeling. [minderjarige] heeft veel regels en begrenzing nodig en die krijgt zij bij de vader thuis niet. [minderjarige] heeft daarnaast een sterke wens om weer naar school te gaan en hiervoor wordt een passende oplossing gezocht.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek. De vader herkent de zorgen over [minderjarige] en haar opvoedsituatie bij hem thuis niet. Er wordt betwist dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De eerste ondertoezichtstelling werd uitgesproken omdat de moeder van [minderjarige] , na jaren uit beeld te zijn geweest, ineens een omgangsregeling wilde. De vader is van mening dat hij de afgelopen jaren heeft laten zien dat hij met behulp van begeleiding wel in staat is geweest om [minderjarige] op te voeden. Ook heeft hij laten zien open te staan voor hulpverlening en heeft daar ook actief om gevraagd. De vader vindt dat hij [minderjarige] voldoende aanstuurt. Het niet vinden van een passende school ligt volgens de vader vooral bij stagnerende hulpverlening en niet bij onwil vanuit hem of [minderjarige] . Momenten waarop [minderjarige] aan heeft gegeven niet bij de vader te willen wonen zijn volgens de vader een uiting van puberaal opstandig gedrag wanneer ze haar zin niet krijgt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd.
5.1.1.
[minderjarige] is een kwetsbaar en beïnvloedbaar meisje dat, mede vanwege haar huidige ontwikkelingsfase, wat extra’s nodig heeft. Dit zowel in opvoeding en school als in behandeling van haar psychische gezondheid en emotieregulatie. De kinderrechter vindt het daarom erg zorgelijk dat [minderjarige] al een jaar niet meer naar school gaat en dat er nog geen langdurige plek is vanuit waar zij behandeling kan krijgen. De GI wil inzetten op het vergoten van de zelfstandigheid van [minderjarige] via een kamertrainingstraject, maar vindt het daarvoor wellicht nog te vroeg. Een tussenstap in de vorm van een gezinshuis wordt daarom nog onderzocht. De moeder van [minderjarige] is na lang buiten beeld te zijn geweest, nu ook weer meer betrokken en dit zorgt ook voor de nodige onrust en onzekerheid bij [minderjarige] . De vader heeft [minderjarige] lange tijd – weliswaar met de nodige ondersteuning – zelf opgevoed, maar de kinderrechter is, anders dan de vader en zijn advocaat, van oordeel dat de opvoedomgeving bij de vader op dit moment niet (meer) geschikt is voor [minderjarige] . Het ontbreekt namelijk aan regels, structuur en begrenzing Dit terwijl [minderjarige] dat juist nu nodig heeft. [minderjarige] laat in toenemende mate zelfbepalend gedrag zien en zij heeft goed door hoe ze (van de vader) moet krijgen wat ze wil. De vader betwist dat beeld, maar dat beeld blijkt duidelijk uit de stukken en wordt bovendien onderschreven door de GZ-psycholoog, het FACT-team, de crisisgroep en door de ambulant ondersteuner van Pluryn. De kinderrechter vindt die informatie dan ook zwaarder wegen dan wat er in het verweerschrift is aangevoerd over eventuele stemverheffing van de vader richting [minderjarige] en dat daaruit zou blijken dat de vader wel de juiste begrenzing biedt.
5.1.2.
De vader heeft bovendien aangegeven de zorgen over [minderjarige] niet te herkennen. Tegelijkertijd concludeert de kinderrechter op basis van de stukken dat er juist ook zorgen zijn over de leerbaarheid van de vader. Zolang er geen erkenning is voor de zorgen die er volgens de kinderrechter wél zijn, kan er ook moeilijker worden ingezet op het begeleiden en ondersteunen van de vader in het wegnemen van die zorgen. De vader geeft [minderjarige] weliswaar wat zij wil, maar niet wat zij in haar huidige leeftijdsfase nodig heeft.
De randvoorwaarden voor een gezonde ontwikkeling van [minderjarige] zijn op dit moment onvoldoende gewaarborgd in de thuissituatie. Dit maakt in combinatie met de gedragsproblematiek van [minderjarige] zelf, dat het noodzakelijk is dat [minderjarige] voorlopig ergens anders opgroeit dan bij een van haar ouders. Dat betekent niet dat er geen belangrijke rol is weggelegd voor de ouders van [minderjarige] om haar te ondersteunen waar mogelijk en om een gezonde verstandhouding – voor zover die haalbaar is – te creëren (met de moeder) of te onderhouden (met de vader).
5.2.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.3.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter vindt het belangrijk dat [minderjarige] zekerheid krijgt over haar voorlopige woonperspectief. Op dit moment verblijft zij op een crisisgroep. Er wordt samen met de GI gekeken naar een vervolgplek waar [minderjarige] zich met de juiste randvoorwaarden verder kan ontwikkelen. Ook moet er worden ingezet op het vergroten en versterken van de zelfstandigheid van [minderjarige] , zodat zij op termijn een semi-zelfstandig bestaan kan leiden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 19 april 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 19 april 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024 door
mr. T. Hermans, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. G. Vlemmings als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.