Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie, van eis in reconventie, en van incidentele vorderingen tot voeging en tot opheffing beslag,
2.De feiten in de incidenten
foodstand) van de totale bedrijfsruimte gelegen aan [adres] in [Plaatsnaam] (hierna: het gehuurde), tegen een huurprijs van € 7.500,00 exclusief btw per jaar. De huurovereenkomst had een initiële duur van twee jaar en is daarna voor een periode van drie jaar verlengd.
25.1.De betaling van de huurprijs en van al hetgeen verder krachtens deze huurovereenkomst is verschuldigd, zal uiterlijk op de vervaldata in wettig Nederlands betaalmiddel - zonder enige opschorting, korting, aftrek of verrekening met een vordering welke huurder op verhuurder heeft of meent te hebben - geschieden door storting dan wel overschrijving op een door verhuurder op te geven rekening. (…)”.
3.Het geschil in de hoofdzaak in conventie en in reconventie
4.De incidentele vorderingen tot voeging en opheffing
foodstandin dezelfde
[bedrijfsruimte], en ziet de discussie tussen de partijen in beide zaken (mede) op de verschuldigdheid van servicekosten. De vorderingen in beide zaken berusten evenwel op een verschillend feitencomplex. Immers, in beide zaken legt [eiser] verschillende gronden aan haar vordering tot ontbinding van de betreffende huurovereenkomst ten grondslag, zoals zij zelf ook opmerkt. Zo stelt [eiser] in deze zaak dat [gedaagde] de wettelijke en contractuele hygiëneregels heeft overtreden. Dat speelt niet in zaak 23-7536. In zaak 23-7536 stelt [eiser] bovendien - in tegenstelling tot in de onderhavige zaak - dat de betreffende huurder zijn contractuele exploitatieverplichting niet nakomt als gevolg van (verboden) ingebruikneming van de betreffende
foodstand. Deze gestelde tekortkomingen vormen in beide zaken ook verschillende grondslagen voor de vordering van [eiser] tot betaling van verschillende verbeurde contractuele boetes.
5.De beoordeling in de hoofdzaak
6.De beslissing in de incidenten en in de hoofdzaak
29 mei 2024voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen over de maanden juli 2024 tot en met november 2024, waarbij partijen tenminste twintig dagdelen beschikbaar zijn, verdeeld over voormelde maanden, en dat na genoemde datum een dag en tijdstip voor de mondelinge behandeling zal worden vastgesteld (ook als geen data zijn ontvangen),
12 juni 2024de conclusie van antwoord in reconventie te nemen,