ECLI:NL:RBGEL:2024:9668

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
C/05/438312 / FA RK 24-2262
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van geboortedatum op geboorteakte op grond van artikel 1:24 BW

In deze zaak verzoekt de verzoeker om wijziging van zijn geboortedatum op zijn geboorteakte, omdat hij zich 25 jaar jonger voelt dan zijn kalenderleeftijd. De verzoeker stelt dat dit leidt tot discriminatie en dat zijn recht op privéleven, vrijheid van godsdienst en zelfexpressie in het geding zijn. Hij beroept zich op verschillende artikelen van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). De rechtbank overweegt dat de Nederlandse wet geen mogelijkheid biedt voor de verzoeker om een fictieve geboortedatum te kiezen. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat er geen sprake is van een misslag in de geboorteakte en de wet geen ruimte biedt voor de gevraagde wijziging. De rechtbank concludeert dat het verzoek in strijd is met de openbare orde, omdat het zou leiden tot onjuiste informatie in de openbare registers. De verzoeker heeft onvoldoende onderbouwd dat zijn rechten onder het IVBPR zijn geschonden. De rechtbank wijst het verzoek af.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team Familierecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/438312 / FA RK 24-2262
Datum uitspraak: 22 november 2024
beschikking verbetering geboortegegevens ex artikel 1:24 BW
naar aanleiding van het verzoek van
[verzoeker](hierna: [verzoeker] ),
wonende te [buitenland] ,
advocaat mr. R.H. Bouwman te Amsterdam.
Als belanghebbende bij de vaststelling van de geboortegegevens wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats]
(hierna: de ambtenaar),
zetelende te [plaats] .
In zijn hoedanigheid als vermeld in artikel 44 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de officier van justitie van het Openbaar Ministerie in het arrondissement Oost-Nederland (hierna: de officier van justitie).

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 1 juli 2024;
- de brief van 30 augustus 2024 van de officier van justitie;
- de aanvullende producties van mr. R.H. Bouwman, ingekomen bij de griffie op 10 oktober 2024;
- de brief van 11 oktober 2024 van de ambtenaar;
- het verweerschrift van de ambtenaar, ingekomen bij de griffie op 11 oktober 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 18 oktober 2024 zijn gehoord:
  • [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
  • de ambtenaar, [naam 1] , vergezeld door [naam 2] en [naam 3] .

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Volgens de Basisregistratie Personen (BRP) is [verzoeker] geboren op [geboortedatum] te [plaats] . Dit is ook opgenomen op zijn geboorteakte.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] heeft de rechtbank verzocht om de geboortedatum die in zijn geboorteakte staat, [geboortedatum] , te wijzigen in de datum [fictieve geboortedatum] . Volgens [verzoeker] heeft hij twee leeftijden: zijn kalenderleeftijd vanaf 1949 en zijn psychologische, emotionele, alsmede religieuze leeftijd vanaf 1974. [verzoeker] is ervan overtuigd dat zijn leeftijd op dit moment vijftig jaar oud zou moeten zijn, hetgeen maakt dat hij geboren moet zijn in 1974.
3.2.
[verzoeker] heeft vier argumenten naar voren gebracht voor aanpassing van de geboortedatum op zijn geboorteakte, waarbij hij zich in het bijzonder beroept op bepalingen uit het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (hierna: IVBPR).
Artikel 17 IVBPR
3.3.
Het eerste argument van [verzoeker] is dat hij meent dat artikel 17 IVBPR geschonden wordt. [verzoeker] heeft het recht op privéleven, en derhalve het recht op zelfidentificatie. [verzoeker] is van mening dat zijn leeftijd onder het recht op privéleven valt. Dit impliceert dat de overheid hem niet kan bevelen hoe oud hij zich zou moeten voelen door hem te dwingen officiële documenten te accepteren welke niet overeenkomen met zijn psychologische en emotionele leeftijd. [verzoeker] handelt, kleedt en praat als iemand die geboren is in 1974. [verzoeker] voert aan dat het in Mexico mogelijk is om door middel van een verzoek aan de rechter een geboortejaar aan te laten passen, met daarbij de beperking dat deze wijziging geen rechten en plichten ten opzichte van derden creëert, wijzigt of beëindigt. Volgens [verzoeker] volgt dit uit een uitspraak van het Mexicaanse Hooggerechtshof. Hij meent dat het IVBPR in Nederland op dezelfde wijze moet worden uitgelegd.
Artikel 17 en 18 IVBPR
3.4.
Als tweede argument voert [verzoeker] aan dat artikel 17 en 18 IVBPR worden geschonden. [verzoeker] woont in [buitenland] en dat is een boeddhistisch land. Het boeddhisme gaat uit van het feit dat elk jaar wordt geregeerd door een bepaald spiritueel dier. Het jaar 1949 is volgens de boeddhistische leer het jaar van de Koe. Personen geboren in het jaar van de Koe hebben als negatieve eigenschappen koppigheid, het onvermogen advies van anderen te accepteren, traagheid en het gebrek aan efficiëntie. [verzoeker] wil zo niet worden gezien. Het jaar 1974 is het jaar van de Tijger en mensen die in dit jaar zijn geboren hebben daardoor een betere reputatie. [verzoeker] meent dan ook dat het recht op goede naam en reputatie krachtens artikel 17 IVBPR en het recht op vrijheid van godsdienst krachtens artikel 18 IVBPR in het geding zijn als hij zijn geboortejaar niet mag wijzigen.
Artikel 19 IVBPR
3.5.
Het derde argument dat [verzoeker] aanvoert is dat hij meent dat artikel 19 IVBPR wordt geschonden. Volgens [verzoeker] zijn iemands naam, achternaam, geslacht en leeftijd vormen van zelfexpressie in de zin van artikel 19 lid 2 IVBPR. [verzoeker] voert aan dat het in Rusland op deze grond mogelijk is om op het paspoort de naam van de vader van die persoon te laten wijzigen, met de kanttekening dat dit niets afdoet aan de rechten en plichten ten opzichte van derden. [verzoeker] bepleit dat als het is toegestaan zich uit te drukken door het kiezen van de achternaam van een vader, het ook toegestaan zou moeten zijn om zich uit te drukken door het geboortejaar te kiezen.
Artikel 26 IVBPR
3.6.
Als vierde argument voert [verzoeker] aan dat artikel 26 IVBPR geschonden wordt. Artikel 26 IVBPR verbiedt iedere vorm van discriminatie, derhalve ook discriminatie op grond van leeftijd en geslacht. [verzoeker] meent dat artikel 26 IVBPR op twee manieren wordt geschonden. Verandering van leeftijd wordt niet toegestaan wanneer de persoon te maken krijgt met leeftijdsdiscriminatie. [verzoeker] kan vanwege zijn kalenderleeftijd bijvoorbeeld geen auto meer huren, terwijl iemand uit 1974 dat wel kan. Daarnaast wordt het transgenders wel toegestaan om van geslacht te veranderen in het BRP en derhalve in identificatiemiddelen, maar wordt het een ‘fluid age’ persoon niet toegestaan de leeftijd te wijzigen in het BRP.

4.Het verweer

4.1.
De ambtenaar concludeert tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker] . De ambtenaar voert aan dat niet in geschil is dat [verzoeker] op [geboortedatum] ter wereld is gekomen. Nu de daadwerkelijke geboortedatum van [verzoeker] niet ter discussie staat, is er geen sprake van een misslag. Omdat er geen sprake is van een misslag, biedt artikel 1:24 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgens de ambtenaar geen grondslag voor toewijzing van het verzoek van [verzoeker] .

5.Het standpunt van de officier van justitie

5.1.
De officier van justitie is van mening dat het verzoek van [verzoeker] niet voor toewijzing vatbaar is. De geboortedatum van een persoon is een feit van openbare orde, ten aanzien waarvan de registers van de burgerlijke stand correct moeten zijn. De samenleving moet ervan uit kunnen gaan dat deze registers correct zijn omdat iemands geboortedatum, en dus leeftijd, rechten en plichten met zich brengt. Onderscheid op grond van leeftijd kan geoorloofd zijn wanneer biologische factoren daar aanleiding toe geven. Het is volgens de officier van justitie een onveranderlijk feit dat [verzoeker] lichaam op dit moment 75 jaar is. Dat is [verzoeker] fysieke leeftijd en die wordt opgenomen in de openbare registers, niet de leeftijd van iemands geest. Tot slot meent de officier van justitie dat de omstandigheid dat de Nederlandse wet geen mogelijkheid biedt om iemands leeftijd aan te passen, anders dan in geval van kennelijke misslagen, geen schending oplevert van het IVBPR.

6.De beoordeling

6.1.
De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker] af. Hierna zal worden uitgelegd hoe de rechtbank tot deze beslissing komt.
6.2.
[verzoeker] voert artikel 1:24 BW aan als grondslag van zijn verzoek. In dat artikel staat, kort gezegd en voor zover hier van belang, dat de rechtbank verbetering kan opdragen van een akte die is opgenomen in een register van de burgerlijke stand als sprake is van een akte die onvolledig is of een misslag bevat. [verzoeker] is geboren op [geboortedatum] . Hierover bestaat geen discussie en in zoverre is er dus geen sprake van onvolledigheid of een misslag. [verzoeker] heeft in een eerdere procedure bij deze rechtbank verzocht om zijn geboortedatum aan te passen naar [een andere datum] . Bij beschikking van 3 december 2018 is dit verzoek afgewezen, onder meer omdat de wet volgens de rechtbank geen ruimte biedt voor toewijzing van het verzoek (rechtbank Gelderland 3 december 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:5102). Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld.
6.3.
De rechtbank stelt voorop dat het van groot belang is dat de registers van de burgerlijke stand betrouwbaar zijn en de informatie die daarin opgenomen ook feitelijk juist is. De dwingende bewijskracht van gegevens uit een geboorteakte maakt dat in zo’n akte geen ruimte is voor het opnemen van fictieve gegevens. Omdat vast staat dat [verzoeker] niet daadwerkelijk is geboren op [fictieve geboortedatum] , is de door hem gewenste datum een fictieve datum. Toewijzing van het verzoek van [verzoeker] is in strijd met de openbare orde omdat daardoor welbewust onjuiste informatie in de openbare registers zou worden opgenomen. Daar komt bij dat [verzoeker] in deze procedure verzoekt om zijn geboortejaar aan te passen naar 1974, terwijl hij dit in 2018 nog wilde wijzigen naar 1969. Als het verzoek in 2018 zou zijn toegewezen, zou [verzoeker] op dat moment 49 zijn. Bij toewijzing van het onderhavige verzoek, zou [verzoeker] nu 50 zijn. Dat zou betekenen dat [verzoeker] in zes jaar tijd één jaar ouder is geworden. [verzoeker] heeft hiervoor tijdens de mondelinge behandeling geen sluitende verklaring kunnen geven. Ook is niet duidelijk wat het aanpassen van de geboortedatum voor gevolgen heeft voor de (rechts)handelingen die door en ten aanzien van [verzoeker] zijn verricht in de eerste 25 jaar van zijn leven en welke invloed dit heeft op rechten en plichten van derden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Nederlandse wet geen mogelijkheid geeft om de geboortedatum van [verzoeker] aan te passen.
6.4.
Namens [verzoeker] is een beroep gedaan op meerdere verdragsbepalingen, te weten de artikelen 17, 18, 19 en 26 van het IVBPR. Volgens [verzoeker] dient de rechtbank op grond van deze verdragsbepalingen voorbij te gaan aan de bepalingen uit het BW. Artikel 94 van de Grondwet bepaalt dat geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen. Voornoemde verdragsbepalingen uit het IVBPR zijn een ieder verbindende bepalingen. In zoverre zou een beroep op deze bepalingen er dan ook in theorie toe kunnen leiden dat het verzoek van [verzoeker] toch moet worden toegewezen. De rechtbank zal hierna op deze argumenten in gaan, waarbij de volgorde uit het verzoek van [verzoeker] wordt aangehouden.
Artikel 17 IVBPR
6.5.
Het beroep van [verzoeker] op artikel 17 IVBPR slaagt niet. [verzoeker] is van mening dat zijn leeftijd onder het recht op privéleven valt en dat de overheid hem niet kan bevelen hoe oud hij zich zou moeten voelen. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft de op de geboorteakte vermelde leeftijd [verzoeker] er niet van te weerhouden zich jonger te voelen of te gedragen. In zoverre wordt dan ook geen inbreuk gemaakt op het recht op privéleven en zelfidentificatie. Voor zover al sprake is van een inmenging in het privéleven van [verzoeker] door hem niet toe te staan zijn geboortedatum aan te passen, is geen sprake van een ongeoorloofde inmenging. Deze is immers niet willekeurig of onwettig. De wet biedt wel degelijk mogelijkheden om een geboortedatum aan te passen, maar niet naar een zelfgekozen fictieve datum. Er zijn vele rechten en verplichtingen verbonden aan iemands leeftijd. Daarbij kan worden gedacht aan de mogelijkheid om te trouwen, het stemrecht, de bevoegdheid om een motorvoertuig te besturen en om aanspraak te kunnen maken op bepaalde sociale voorzieningen. Daarbij worden onder meer politieke afwegingen gemaakt om die rechten en verplichtingen te koppelen aan bepaalde leeftijdsgrenzen, waarbij ook ruimte is voor medische inzichten en maatschappelijke ontwikkelingen. In die zin is dan ook geen sprake van een willekeurige inmenging.
6.6.
Het beroep op de uitspraak van het Mexicaanse Hooggerechtshof leidt niet tot een ander oordeel. Nog afgezien van het feit dat de Nederlandse rechter hier niet aan gebonden is, wijkt het verzoek van [verzoeker] ook op een wezenlijk punt af van die casus. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] immers met zoveel woorden erkend dat hij wel voornemens is om jegens derden aanspraak te maken op rechten die horen bij zijn nieuwe zelfgekozen leeftijd. [verzoeker] wil deze nieuwe leeftijd immers gebruiken om alsnog een auto te mogen huren en om te ontkomen aan de wettelijke keuring bij het verlengen van zijn rijbewijs.
Artikel 17 en 18 IVBPR
6.7.
Ook het gecombineerde beroep op artikel 17 en 18 IVBPR faalt. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van een inbreuk op het recht op een goede naam en reputatie of een inbreuk op de vrijheid van godsdienst. [verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd dat zijn goede naam en eer in het geding zijn doordat hij geboren is in het jaar van de Koe. Hij heeft enkel gesteld dat mensen die geboren zijn in het jaar van de Tijger een betere reputatie hebben dan mensen die geboren zijn in het jaar van de Koe, maar dat verder niet met stukken onderbouwd. Het valt de rechtbank op dat [verzoeker] daarbij de negatieve eigenschappen van de Koe vergelijkt met de positieve eigenschappen van de Tijger. [verzoeker] wil niet worden gezien als iemand die koppig is. Dat staat [verzoeker] vanzelfsprekend vrij, waarbij de rechtbank wel opmerkt dat [verzoeker] zich niet neerlegt bij de uitspraak van deze rechtbank uit 2018 en de beslissing van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 januari 2024. [verzoeker] heeft niet afzonderlijk onderbouwd waarom de vrijheid van godsdienst in het geding zou zijn. Voor zover daar niettemin sprake van is, wordt deze beperking toegestaan door het derde lid van artikel 18 IVBPR. Het gaat in dat geval immers om een wettelijke beperking die gerechtvaardigd is ter bescherming van de openbare orde.
Artikel 19 IVBPR
6.8.
Het beroep van [verzoeker] op artikel 19 IVBPR kan hem evenmin baten. Voor zover al sprake is van een beperking van de vrijheid van meningsuiting, is deze inmenging gerechtvaardigd op grond van artikel 19 lid 3 onder b IVBPR. Het gaat namelijk om een wettelijke beperking die gerechtvaardigd is ter bescherming van de openbare orde. Het is immers belangrijk dat de gegevens in de openbare registers juist en volledig zijn en dat deze overeenkomen met de werkelijkheid. De vergelijking met de Russische situatie ten aanzien van de achternaam van de vader van een persoon gaat niet op. Voor zover hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht over de uitspraak van het Russische Hooggerechtshof over de wijziging van de achternaam en dit ook gevolgd zou moeten worden voor de Nederlandse situatie, is in Rusland volgens [verzoeker] expliciet bepaald dat een zodanige wijziging niets afdoet aan de rechten en plichten ten opzichte van derden. Zoals hiervoor reeds uiteengezet, is dit nu juist één van de doelen die [verzoeker] nastreeft met het wijzigen van zijn geboortedatum. Alleen daarom al kan het beroep op de Russische uitspraak [verzoeker] niet baten.
Artikel 26 IVBPR
6.9.
Volgens vaste jurisprudentie is het op grond van artikel 26 IVBPR verboden onderscheid te maken, op welke grond dan ook, tussen vergelijkbare gevallen, als met dit onderscheid geen gerechtvaardigd doel wordt nagestreefd of als de gehanteerde middelen niet geschikt zijn om dat doel te bereiken, dan wel niet in een redelijke proportionaliteitsrelatie staan tot het nagestreefde doel. Hierbij beschikken de verdragsstaten over een zekere beoordelingsmarge bij de vaststelling of, en in welke mate, verschillen in overigens gelijksoortige situaties een verschil in behandeling rechtvaardigen. De omvang van deze beoordelingsmarge kan verschillen, afhankelijk van de aard van het gemaakte onderscheid en het beleidsterrein waarop het onderscheid betrekking heeft.
6.10.
De eerste door [verzoeker] gestelde schending van artikel 26 IVBPR is dat het hem ten onrechte onmogelijk wordt gemaakt om zijn leeftijd aan te passen indien sprake is van leeftijdsdiscriminatie. Aan [verzoeker] moet worden toegegeven dat in voorkomende gevallen gediscrimineerd wordt op basis van leeftijd. In de door hem genoemde gevallen is daar naar het oordeel van de rechtbank echter geen sprake van. Weliswaar wordt er onderscheid gemaakt op grond van leeftijd, maar daar zijn goede redenen voor. Als mensen ouder worden komt er veelal een moment dat het niet langer verantwoord is om een motorvoertuig te besturen omdat daarmee de verkeersveiligheid in het geding komt. Of en wanneer dat moment aanbreekt, verschilt van persoon tot persoon. Daarom dient iedereen die een zekere leeftijd heeft en zijn rijbewijs wenst te verlengen, een medische keuring te ondergaan. Het middel van de medische test is geschikt om het doel van het bevorderen van de verkeersveiligheid te bereiken. Indien in een specifiek geval wel sprake zou zijn van leeftijdsdiscriminatie, dan zijn er mogelijkheden om daar iets tegen te doen. Het is dan de discriminatie zelf die moet worden aangepakt, mogelijk door het indienen van een klacht of een juridische procedure tegen de discriminerende (rechts)persoon. De oplossing dient niet gezocht te worden in het aanpassen van de leeftijd. Als er gediscrimineerd wordt op basis van geloof of nationaliteit, ligt de oplossing er immers ook niet in dat van de betrokken persoon het geloof of de nationaliteit moet worden gewijzigd.
6.11.
De tweede gestelde schending van artikel 26 IVBPR is dat volgens [verzoeker] ongeoorloofd onderscheid wordt gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren enerzijds (transgenders), en personen die de overtuiging hebben dat zij een ander geboortejaar hebben dan op hun geboorteakte is vermeld anderzijds (fluid-age personen). Naar het oordeel van de rechtbank is een onderscheid op basis van geslacht of leeftijd niet aan de orde. In Nederland mag niemand de geboortedatum van zijn geboorteakte aanpassen, behoudens voor zover sprake is van een onvolledigheid of misslag. Dit geldt voor iedereen, ongeacht geslacht of leeftijd. Er wordt dan ook juist geen onderscheid gemaakt. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de situatie van een persoon die zijn geslacht wil laten aanpassen in de geboorteakte niet vergelijkbaar is met de situatie van een persoon die zijn geboortedatum wil laten aanpassen in de geboorteakte. Niet gesteld of gebleken is dat uit het geslacht van een persoon wettelijke verplichtingen en/of beperkingen voortvloeien, terwijl dat bij de leeftijd van een persoon nu juist wel het geval is, zoals hiervoor al aan bod is gekomen.
Conclusie
6.12.
De Nederlandse wet biedt geen mogelijkheid voor [verzoeker] om zijn geboortedatum te wijzigen in een door hem gekozen fictieve geboortedatum. Dit levert geen strijd op met artikel 17, 18, 19 en/of 26 IVBPR. De rechtbank zal het verzoek van [verzoeker] dan ook afwijzen.

7.De beslissing

De rechtbank
7.1.
wijst het verzoek van [verzoeker] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van der Hilst, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van F. Dijkstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof [plaats] -Leeuwarden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!