Op 9 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland een beschikking gegeven in de zaak van de vrijwillige uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die ingaat op dezelfde datum en loopt tot 9 juni 2025. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een pleeggezin. De moeder van [minderjarige] was belast met het ouderlijk gezag en heeft aanvankelijk verzet aangetekend tegen de uithuisplaatsing, maar heeft later ingestemd met de wijziging van het verzoek door de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder op dat moment niet in staat was om voor [minderjarige] te zorgen, aangezien zij voor een klinische opname in [plaats] zou worden opgenomen. De kinderrechter heeft de noodzaak van de uithuisplaatsing onderstreept, gezien de omstandigheden en het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat een 'vrijwillige' uithuisplaatsing tijdens een ondertoezichtstelling niet is toegestaan, wat de situatie van de moeder onderstreept. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.