Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[veroordeelde] ,
Feiten
€ 42.954,--. Deze ontnemingsmaatregel is onherroepelijk geworden.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 24 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot kwijtschelding of vermindering van een ontnemingsmaatregel opgelegd aan de veroordeelde. De veroordeelde had een verplichting tot betaling van € 42.954 aan de Staat, waarvan hij tot 17 april 2024 al € 22.464,70 had betaald. De veroordeelde verzocht om kwijtschelding van het resterende bedrag van € 23.789,30, onderbouwd met de stelling dat zijn persoonlijke situatie was verslechterd door een beëindigde relatie en financiële problemen. Hij stelde dat hij psychisch niet in staat was om verder te betalen.
De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 6:6:26 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet voldoende had aangetoond dat hij nu en in de toekomst geen draagkracht zou hebben om het resterende bedrag te voldoen. Het beroep op psychische onmacht was niet onderbouwd met objectiveerbare bescheiden. De rechtbank erkende de moeilijkheden van de veroordeelde, maar concludeerde dat er nog mogelijkheden waren om aan de betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank wees het verzoek tot kwijtschelding of vermindering af, met de opmerking dat de deurwaarder mogelijk een nieuwe betalingsregeling kan treffen.
De beslissing werd genomen door rechter mr. Y.H.M. Marijs, in aanwezigheid van griffier G.C.F.J. Derkx, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.