ECLI:NL:RBGEL:2024:9758

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
10884975 AZ VERZ 24-3
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van bestuurder en vordering tot betaling door een individuele eigenaar

In deze zaak heeft de verzoekster, een individuele eigenaar van een appartement in een gebouw, verzocht om het ontslag van de verwerende partij, die als bestuurder van de Vereniging van Eigenaars (VvE) fungeert. De verzoekster heeft tevens gevorderd dat de verwerende partij wordt veroordeeld tot het inleveren van een bankpas en tot betaling van € 25.000,00. De procedure is gestart met een verzoekschrift en er heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 12 maart 2024. De uitspraak was aanvankelijk gepland voor 26 maart 2024, maar is uitgesteld naar 6 mei 2024 na een beslissing van de wrakingskamer.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de verzoekster bewoont een appartement in een gebouw waar negen appartementen zijn. Het bestuur van de VvE bestaat uit de voorzitter en de verwerende partij, die de rol van secretaris/penningmeester vervult. De verzoekster heeft verzocht om het ontslag van de verwerende partij uit het handelsregister, wat wordt opgevat als een verzoek tot ontslag als bestuurder. De verzoekster heeft verschillende verwijten geuit tegen de verwerende partij met betrekking tot zijn handelen als bestuurder.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de verzoekster niet ontvankelijk is, omdat zij haar verzoek had moeten richten tot de VvE en niet tot de verwerende partij. De rechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de VvE zonder redelijke grond heeft geweigerd mee te werken aan het ontslag van de verwerende partij. Daarnaast is het verzoek tot betaling van € 25.000,00 afgewezen, omdat de verzoekster als individuele eigenaar niet bevoegd is om een dergelijke vordering in te stellen. De verzoekster is veroordeeld in de proceskosten van de verwerende partij, vastgesteld op € 543,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 10884975 \ AZ VERZ 24-3
Beschikking van 6 mei 2024
in de zaak van
[verzoekster],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
procederend in persoon,
tegen
[verweerder],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. N.J.H. Leferink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- de producties van [verzoekster]
- de mondelinge behandeling van 12 maart. Beide partijen hebben spreekaantekeningen voorgedragen en van het overige verhandelde is aantekening gehouden door de griffier.
1.2.
Hierna is de uitspraak eerst bepaald op 26 maart 2024 en na de beslissing van de wrakingskamer d.d. 29 april 2024, nader op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] bewoont een appartement in het gebouw [naam gebouw] . In het gebouw bevinden zich negen appartementen.
2.2.
Het bestuur van de Vereniging van Eigenaars (hierna: de VvE) van [naam gebouw] bestaat uit [naam 1] , voorzitter sinds 23 maart 2022 en [verweerder] , secretaris/penningmeester sinds 23 mei 2023.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekster] heeft verzocht [verweerder] uit te schrijven uit het handelsregister en hem te veroordelen tot het inleveren van de bankpas en hem voorts te veroordelen tot betaling van
€ 25.000,00.
[verweerder] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [verzoekster] dan wel tot afwijzing van het verzoek.
3.2.
Op de stellingen van partijen zal hieronder waar nodig nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoek om [verweerder] uit te schrijven uit het handelsregister zal worden verstaan als een verzoek tot ontslag van [verweerder] als bestuurder. [verzoekster] maakt [verweerder] diverse verwijten met betrekking tot zijn handelen in die hoedanigheid.
4.2.
In artikel 2:37 BW en in artikel 41 van het van toepassing zijnde reglement is bepaald dat bestuurders worden benoemd door de vergadering van eigenaars en te allen tijde kunnen worden ontslagen. Uit het bepaalde in artikel 2:37 lid 6 BW volgt, dat een bestuurslid kan worden ontslagen door het orgaan dat hem heeft benoemd. De vergadering van eigenaars benoemt de bestuurders en kan dus ook de bestuurders ontslaan.
4.3.
Het verzoek van [verzoekster] is gebaseerd op het bepaalde in artikel 5:121 lid 1 BW.
Dit artikel biedt de mogelijkheid de verlangde medewerking van de vergadering van eigenaars aan het ontslag van [verweerder] als bestuurder, te vervangen door een rechterlijke machtiging (zie gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 februari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1126). In dit artikel(-lid) is verder bepaald dat de machtiging kan worden verleend, als de medewerking of toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd.
4.4.
[verzoekster] had haar verzoek dus moeten richten tot de VvE en niet tot [verweerder] . [verzoekster] zal dus niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.
Ten overvloede wordt het volgende overwogen.
Bij een beoordeling of de medewerking moet worden vervangen door een machtiging, moet worden nagegaan of de vergadering van eigenaren zonder redelijke grond heeft geweigerd mee te werken aan het ontslag van [verweerder] als bestuurder. Desgevraagd heeft [verzoekster] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aangegeven dat het ontslag van [verweerder] nimmer als besluit geagendeerd is geweest en dat hier dus ook nooit over is gestemd. Ook is niet gesteld of gebleken dat tevergeefs is geprobeerd op de voet van het bepaalde in artikel 33 van het reglement een vergadering waarin een dergelijk besluit zou kunnen worden genomen, te houden.
Dit betekent dat al niet kan worden vastgesteld dat de vergadering van eigenaars de medewerking of toestemming heeft geweigerd, laat staan dat kan worden beoordeeld of dit al dan niet zonder redelijke grond is gebeurd (zie ook gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
5 april 2024, ECLI:NL:GHARL:2023:2954).
4.5.
[verzoekster] heeft voorts verzocht [verweerder] te veroordelen tot betaling van € 25.000,00. Dit verzoek zal reeds worden afgewezen omdat [verzoekster] als individuele eigenaar niet bevoegd is een dergelijke vordering in te stellen. Overigens is ook niet onderbouwd waarom [verweerder] als individueel bestuurslid aansprakelijk zou zijn.
4.6.
[verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek;
5.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van [verweerder] , tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 543,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beslissing is gegeven door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op
6 mei 2024.
(IvD)