ECLI:NL:RBGEL:2025:10005

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
500381825
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en bevordering van drugshandel met procaïne in Ulft

Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van het voorbereiden en bevorderen van een feit zoals bedoeld in artikel 10 van de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de productie van procaïne, een versnijdingsmiddel voor cocaïne, in een drugslab in Ulft. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden en een maatregel van kostenverhaal van € 4.750,-. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder DNA-sporen die op productiegerelateerde goederen in het lab werden aangetroffen, en historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte die bevestigden dat hij regelmatig in de buurt van het lab was. De rechtbank verwierp het alternatieve scenario van de verdachte, die beweerde dat hij slechts een paar keer in het pand was geweest voor een kop koffie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een onmisbare rol had vervuld in de activiteiten die plaatsvonden in het drugslab, en dat hij zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.003818.25 + 21.001666.20 (tul)
Datum uitspraak : 6 november 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [P.I.] .
Raadsman: mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 september 2024 tot en met 1 oktober 2024 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
  • het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
  • het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door het voorhanden hebben van (onder andere)
- een (grote) hoeveelheid stof(fen) (te weten (in totaal) ongeveer)
- 15,8 kilogram, althans een hoeveelheid, procaïne,
- een (grote) hoeveelheid procaïne hcl,
- een (grote) hoeveelheid van een substantie bevattende procaïne en/of aceton,
- 1980 liter, althans een (grote) hoeveelheid, aceton,
- een (grote) hoeveelheid van een substantie bevattende procaïne en/of aceton en/of procaïne HCl,
- 100 liter, althans een (grote) hoeveelheid van een substantie bevattende procaïne en/of aceton en/of zoutzuur,
- 60 liter, althans een hoeveelheid, ammonia,
- 60 liter, althans een hoeveelheid, zoutzuur en/of
- 55,4 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, lidocaïne,
- een of meer (hennep)tenten,
- een of meer IBC(‘s),
- 2, althans een of meer, elektrische kachels (met 15 kilowatt van het merk Telfort),
- een of meer (sneeuw)scheppen,
- een of meer stukken wit laken,
- een of meer emmers,
- 11, althans een of meer, (elektrische) verwarmingselementen,
- 3, althans een of meer, maatbekers,
- 2, althans een of meer, (houten) pollepels,
- 6, althans een of meer, kunststof kuipen (van 125 liter),
- 6, althans een of meer, koolstoffilters,
- 3, althans een of meer, afzuigslangen,
- een of meer slakkenhuizen,
- 2, althans een of meer, centrifuges (van het merk AEG),
- 9, althans een of meer, ijsemmers,
- een of meer (flexibele) aluminium buizen,
- een of meer weegschalen,
- een of meer klemringen,
- een of meer ventilatoren,
- een of meer doos/dozen met (blauwe) latex handschoenen,
- een of meer krachtstroomkabels,
- een of meer compressoren (geel van het merk Stanley) en/of
- een of meer volgelaatsmaskers,
ten behoeve van de productie van die cocaïne en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Hoewel verdachte ter plaatse is geweest op de [PLaatsdelict] in Ulft, kan niet bewezen worden dat hij gedragingen heeft verricht die hem tot (mede)pleger van voorbereidingshandelingen voor de productie van cocaïne maken. De raadsman pleit ervoor het DNA-spoor op het masker buiten beschouwing te laten vanwege onduidelijkheden rondom dit spoor.
Beoordeling door de rechtbank
Aantreffen drugslab [PLaatsdelict] in Ulft
Toezichthouder [toezichthouder] van de gemeente Oude IJsselstreek controleerde op 1 oktober 2024 omstreeks 21:15 uur het pand aan de [PLaatsdelict] in Ulft. Dit gebeurde naar aanleiding van een melding dat er personen in het pand zouden slapen. [toezichthouder] zag in de loods zakken meel staan. Daarachter zag ze een tentje staan. Vanaf boven, vanaf de balustrade, zag ze jerrycans en kookplaten. [2]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen diezelfde dag om 21:35 uur ter plaatse. [verbalisant 1] zag dat er in de loods pallets met zakken stonden die het zicht op de rest van de loods ontnamen. Achter de pallets trof hij honderden blauwe en doorzichtige vaten aan, twee grote IBC-tanks en een kweektent waarin wit poeder op de grond lag. [3]
Op 2 oktober 2024 hebben verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een nader onderzoek uitgevoerd. Zij zagen in het pand, achter de opgestapelde pallets met witte zakken, een grotere witte tent en een kleinere zwarte tent. In het pand was een sterke acetongeur te ruiken.
In de witte tent zagen zij een opstelling van zes kuipen van elk 125 liter en een grote hoeveelheid vervuilde emmers. Een monster van een oranje/bruine substantie uit twee van de kuipen werd door het NFI getest en bevatte procaïne en aceton. [4] Een monster van wit poeder uit de emmers werd indicatief getest als procaïne hcl. [5]
In de tent was een provisorische afzuiginstallatie aanwezig die bestond uit twee koolstoffilters en een slakkenhuis. In de zwarte tent troffen ze twee elektrische kachels aan. Op de grond lagen vervuilde stukken lakens en drie stukken lakens met in elk een hoeveelheid witte brokken. Deze brokken werden indicatief getest als procaïne. In de ruimte tussen de witte tent en de pallets werd een grote hoeveelheid jerrycans aangetroffen, gevuld met onder andere vervuilde aceton, schone aceton, zoutzuur en ammoniak. Ook werden hier twee vervuilde centrifuges aangetroffen met daarin restanten wit poeder. Verder werden er zakken gevonden met onder andere procaïne en lidocaïne.
Daarnaast werden nog aangetroffen: een sneeuwschep, negen elektrische verwarmingselementen, drie maatbekers, twee houten pollepels, zes koolstoffilters, twee afzuigslangen, twee centrifuges, negen ijsemmers, een aluminium buis, weegschalen, klemringen, ventilatoren, een doos met blauwe latex handschoenen, krachtstroomkabels, een gele compressor en een volgelaatmasker. [6]
[verbalisant 3] , [verbalisant 4] en verbalisant [verbalisant 5] hebben het pand nader beschreven. Het pand heeft drie toegangsdeuren. Twee deuren zijn sectionaaldeuren die direct toegang bieden tot de loods, door de politie ook wel de ‘centrale ruimte’ genoemd. De laatste deur is een normale toegangsdeur die toegang biedt tot het kantoorgedeelte en opent in de kantine. [7]
Wanneer je de kantine binnenloopt is direct rechts een glazen wand en een toegangsdeur tot de loods gesitueerd. Vanaf hier zijn de meelzakken en een grijze bestelbus te zien, die geparkeerd staat voor de meelzakken. Achter de kantine bevindt zich een wenteltrap naar de eerste verdieping. [8] Op de begane grond bevindt zich naast de kantine en de loods ook nog een slaapruimte. Deze slaapruimte kan enkel bereikt worden via een achterdeur gelegen in het deel van de loods waar de tenten, de chemicaliën en de IBC-vaten stonden opgesteld. [9]
In het kantoor heeft de politie een CMR, een vrachtbrief, aangetroffen. Hieruit blijkt dat op 23 augustus 2024 20.340 kilogram ‘maize corn flour’ is gelost op naam van ED Autohandel op de [PLaatsdelict] . [10] Op 1 oktober stonden deze meelzakken per twee opgestapeld in de loods en onttrokken zij het zicht naar de achterzijde van de bedrijfshal. [11] De eigenaar van het pand, [eigenaar pand] , verklaart als getuige dat hij na 4 juli 2024 nog in de loods is geweest, en dat hij toen niets bijzonders heeft gezien. [12]
Tussenconclusie
De rechtbank overweegt dat in het pand aan de [PLaatsdelict] in Ulft spullen en stoffen zijn aangetroffen bestemd tot het bewerken van o.a. procaïne. De rechtbank is ermee bekend dat procaïne een versnijdingsmiddel van cocaïne is. De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn typische goederen en chemicaliën die aangetroffen worden op locaties waar (synthetische) drugs vervaardigd of bewerkt worden. De verschillende ruimtes van het pand waren ingericht en gebruikt voor het op grote schaal bewerken van een versnijdingsmiddel van cocaïne, namelijk procaïne, met behulp van aceton. Precursors en versnijdingsmiddelen vallen ook onder het bereik van het begrip ‘stoffen’ zoals bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Zakken met duizenden kilo’s meel waren zodanig opgesteld dat de spullen aan het zicht van buiten werden onttrokken. De rechtbank gaat ervanuit dat de zakken meel enkel en alleen gekocht zijn om dat doel te dienen. De rechtbank gaat er vanuit dat de bewerkingslocatie daarom pas na het plaatsen van de meelzakken ingericht zal zijn. De rechtbank zal daarom als startdatum van de bewerkingslocatie 23 augustus 2024, de leverdatum van het meel, aanhouden.
Betrokkenheid van verdachte
Verdachte bekent dat hij aanwezig is geweest in het pand aan de [PLaatsdelict] in Ulft. Hij heeft rondgekeken en rondgelopen in het pand en heeft daar koffie gedronken en een sigaret gerookt. Ook bekent verdachte dat hij op 27 september 2024 met zijn telefoon een video heeft gemaakt van het lab via Snapchat [13] .
Forensisch onderzoek
Dat verdachte aanwezig is geweest in de loods wordt bevestigd door het DNA-onderzoek. In het pand zijn een aantal goederen bemonsterd en van een SIN-nummer voorzien. De bemonsteringen zijn onderzocht en vergeleken met het DNA-profiel van verdachte, wat heeft geleid tot onder andere de volgende resultaten:
- op een volgelaatsmasker uit een doos in de centrale ruimte ( [SIN-nummer] ) is een DNA-profiel aangetroffen van minimaal vier donoren. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. De mogelijke donor van dat DNA is verdachte. [14]
- op een peuk in de kantine/slaapruimte ( [SIN-nummer] ) is een enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. De mogelijke donor van het DNA-profiel is verdachte. [15]
- op een lepel (nummer 2) uit een tweede doos in de centrale ruimte ( [SIN-nummer] ) is een DNA-profiel aangetroffen van minimaal twee donoren. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. De mogelijke donor van dat DNA is verdachte. [16]
- Op een half gelaatsmasker 5 uit een doos in de centrale ruimte ( [SIN-nummer] ) is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal vier donoren. Daarbij is de bewijskracht berekend. Het is zeer veel waarschijnlijker (10.000-1.000.000 keer) dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en drie onbekende personen dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier onbekende personen. [17]
De raadsman stelt dat het DNA-spoor op het volgelaatsmasker buiten beschouwing zou moeten worden gelaten. In het dossier zou het SIN nummer [SIN-nummer] aan verschillende goederen gekoppeld worden. De rechtbank heeft dit in het dossier ook gelezen. Echter, de verschillende fouten in de SIN nummers zijn reeds door de politie recht gezet in het aanvullend proces-verbaal vanaf pagina 935 van het dossier. De uitleg en verbeteringen die de politie daar geeft vindt de rechtbank afdoende. Het DNA-spoor kan en zal dan ook gebruikt worden voor het bewijs. [18]
Uit de bevindingen van het NFI trekt de rechtbank de conclusie dat het DNA van verdachte op een viertal goederen is aangetroffen, die zowel in de centrale ruimte als de kantine/slaapruimte lagen. Het volgelaatsmasker, het half gelaatsmasker en de lepel betreffen voorwerpen die gerelateerd kunnen worden aan productie van (in dit geval) procaïne. Verdachte heeft deze goederen voorhanden gehad.
Digitaal onderzoek
Bij verdachte is tijdens zijn aanhouding een iPhone SE (met o.a. [IMEI-nummer] ) in beslag genomen. Verdachte heeft verklaard dat dit zijn telefoon is. Van het IMEI-nummer zijn historische verkeersgegevens verkregen over de periode 14 juli 2024 tot en met 1 oktober 2024. [19]
Uit de analyse van de historische gegevens blijkt dat [IMEI-nummer] in de opgevraagde periode meerdere keren gebruik maakte van masten in Ulft, namelijk de [adres 1] en de [adres 2] . De [PLaatsdelict] in Ulft valt binnen het theoretische dekkingsgebied van beide masten. Al het gebruik van deze masten betroffen datasessies, met name lange datasessies van acht uur. De masten in Ulft werden aangestraald op de volgende data:
  • 9 september 2024 tot en met 14 september 2024;
  • 16 september 2024;
  • 20 en 21 september 2024;
  • 25 september 2024 tot en met 29 september 2024.
Verder is de inhoud van de iPhone SE onderzocht. Daaruit is de volgende informatie verkregen.
- Uit de locatiegegevens bleek dat de iPhone op 29 september 2024 en 30 september 2024 automatisch verbinding maakte met een netwerk. Bij deze netwerken hoorden coördinaten. Deze coördinaten bevonden zich ter hoogte van de [PLaatsdelict] in Ulft. [21]
- Medeverdachte [medeverdachte 2] kwam voor in het toestel onder de naam ‘
[bijnaam] ’. Dit betrof een Snapchatcontact. De username van het contact was ‘
[username] ’. [22]
- Op 27 september 2024 stuurde het toestel via Snapchat een video waarop een lab te zien is. Door de politie is vastgesteld dat dit het lab aan de [PLaatsdelict] in Ulft betreft, in overeenstemming met de verklaring van verdachte. [23]
Alternatief scenario
Tijdens zijn verhoor bij de politie op 6 januari 2025 heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. Bij de rechter-commissaris, tijdens de behandeling van de vordering tot bewaring, op 8 januari 2025, heeft verdachte verklaard dat hij éénmaal op de [PLaatsdelict] in Ulft is geweest. Hij was meegegaan met een vriend die daar een zakelijke afspraak had. Hij heeft toen een sigaret gerookt en koffie gedronken en heeft in het pand rondgelopen. Hij zag een tent staan en dacht dat het een hennepkwekerij betrof. Mogelijk dat hij iets aan de kant heeft geschoven. [24] Tijdens de raadkamer zitting van 16 januari 2025 heeft verdachte niets verklaard. Bij de pro forma zittingen van 10 april 2025, 23 juni 2025 en 11 september 2025 is verdachte niet verschenen.
Tijdens de openbare terechtzitting verklaart verdachte dat hij niet één maar twee keer in het pand is geweest. De eerste keer was ergens in september. Hij was uitgenodigd om te komen. Hem was gevraagd of hij wat kon betekenen en hij wilde wat bijverdienen. Hij ging daarheen met het idee dat zich daar een hennepplantage bevond. Hij heeft toen koffie gedronken in de kantine. Hij heeft de witte en zwarte tent gezien en ook de zakken meel. Toen hem werd gevraagd of hij een bijdrage kon leveren antwoordde hij dat hij daarover na zou denken. Daarna kwam hij eind september voor een tweede keer naar de loods. Dit maal stonden er emmers en andere spullen waardoor bij verdachte het vermoeden rees dat het niet om een hennepplantage ging maar om iets harddrugsgerelateerds. Dit is het moment dat hij een filmpje heeft gemaakt van het lab via Snapchat. Hij stuurde dit filmpje naar een vriend en deze vriend raadde hem af om betrokken te raken. Hij is toen afgehaakt. Verdachte had geen verstand van de productie van drugs en was bang voor explosiegevaar. Daarna is hij niet meer bij de [PLaatsdelict] geweest.
Het kan volgens verdachte niet zo zijn dat zijn telefoon verbinding heeft gemaakt met een netwerk met de coördinaten van de [PLaatsdelict] op 29 én 30 september 2024. Het filmpje op Snapchat is gemaakt op 27 september 2024 en daarna is hij er niet meer geweest. De onderzoeksresultaten kunnen niet kloppen.
Over het aanstralen van de twee masten, de Vogelenzangweg en de Debbeshoek, verklaart verdachte als volgt. Volgens hem staat de betreffende mast in [plaats] en dat is precies waar zijn neef ook woont. De neef van verdachte was de laatste jaren ziek en verdachte bezocht hem veel, vaak hele of halve dagen. Hij keek dan tv en zat op zijn telefoon. Daarnaast waren er nog meer personen in [plaats] die verdachte vaak bezocht. Als verdachte naar [plaats] reed, dan kwam hij langs de mast en straalde hij daarop aan. De raadsman van verdachte voegt nog toe dat verdachte niet steeds dezelfde route reed omdat hij geen geldig rijbewijs heeft en daarom geen politie tegen wilde komen. Hij kan dus ook langs Ulft zijn gereden.
Verdachte verklaart over het DNA op het volgelaatsmasker en het halfgelaatsmasker dat hij deze mogelijk heeft aangeraakt toen hij door de loods liep en spullen aan de kant heeft gezet of heeft bekeken. Over de lepel zegt hij dat hij koffie heeft gedronken en daarbij een lepel heeft gebruikt, maar deze niet op de plek heeft neergelegd waar de lepel is aangetroffen, te weten in een doos in de centrale ruimte.
Verwerping alternatief scenario
De rechtbank stelt vast dat verdachte wisselend heeft verklaard en dat zijn verklaringen steeds meebewegen met de omstandigheden en de gevonden bewijsmiddelen. Daarnaast acht de rechtbank zijn verklaring onaannemelijk vanwege de volgende punten.
Verdachte verklaart dat hij op de dag van het Snapchatfilmpje, op 27 september 2024, voor het laatst op de [PLaatsdelict] in Ulft was. Dat is verifieerbaar onjuist. Op 29 en 30 september 2024 heeft de telefoon van verdachte verbinding gelegd met netwerken waarvan de coördinaten overeenkomen met het adres [PLaatsdelict] . Dit klopt niet met de verklaring van verdachte en verdachte heeft daarvoor geen verklaring.
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte tussen 9 en 29 september 2024, in een periode van twintig dagen, 14 keer heeft aangestraald op de masten Vogelenzangweg en Debbeshoek in Ulft. Dit waren met name lange datasessies. De verklaring dat verdachte veel bij zijn neef en andere personen in [plaats] verbleef, en dat hij mogelijk vanuit daar of tijdens het rijden vanuit de auto aanstraalde op de masten, is niet verifieerbaar en niet geloofwaardig. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat het voornamelijk om lange datasessies van acht uren ging. Bovendien bevonden beide masten zich in Ulft, en niet in [plaats].
De rechtbank gaat ook niet mee in de verklaring van verdachte omtrent de DNA-sporen. Het volgelaatsmasker en het halfgelaatsmasker zijn in een andere doos dan de lepel aangetroffen. Het ligt daarom niet voor de hand dat verdachte deze zomaar zou hebben aangeraakt tijdens het rondlopen. Daarnaast betreffen het typisch goederen die worden gebruikt bij het productieproces.
De rechtbank verwerpt gelet op het voorgaande het alternatieve scenario.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de historische verkeersgegevens tezamen met de locatiegegevens bewijzen dat verdachte tussen 9 september en 30 september 2024 zeer regelmatig aan de [PLaatsdelict] in Ulft is geweest. Hij verbleef daar lange tijd en niet enkel voor een kop koffie; de aangetroffen datasessies betroffen namelijk met name lange datasessies van acht uur.
De goederen die zijn aangetroffen in de loods zijn goederen die zijn bedoeld om een feit als in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen. Verdachte wist of had een vermoeden dat de voorwerpen en stoffen bestemd waren tot het plegen van een dergelijk feit, zo heeft hij ter terechtzitting verklaard. Het DNA van verdachte is in de loods aangetroffen op productie-gerelateerde goederen, namelijk de lepel, het volgelaatsmasker en het halfgelaatsmasker.
Verdachte had via Snapchat contact met de reeds veroordeelde medeverdachte [medeverdachte 2] .
Bovenstaande wijst in onderlinge samenhang bezienop betrokkenheid bij het productieproces en daderschap bij verdachte.
Tot slot merkt de rechtbank op dat het niet aannemelijk is dat willekeurige personen werden toegelaten in de loods, onder andere gelet op het risico van ontdekking door politie en justitie en/of verraad binnen het criminele milieu. Personen die in de loods aanwezig zijn geweest zullen dan ook een rol bij het daar aangetroffen procaïnelab hebben vervuld.
Op 24 april 2025 zijn door deze rechtbank de medeverdachten in dit onderzoek, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , reeds veroordeeld voor hetzelfde feit. Ook medeverdachte [medeverdachte 3] zal vandaag door deze rechtbank veroordeeld worden voor ditzelfde feit. Het staat dus vast dat er meerdere personen betrokken waren bij het lab. Het aandeel van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] lag er met name in dat zij tezamen (in meer of mindere mate) huurders waren van het pand en de drugsgerelateerde spullen voorhanden hadden. Van hen is geen DNA aangetroffen op deze productiegerelateerde spullen en het is niet vast komen te staan dat zij zelf de stoffen geproduceerd hebben. Het DNA van verdachte is wel aangetroffen op productiegerelateerde voorwerpen. Het is dan ook aannemelijk dat hij zich direct met de productie heeft bezig gehouden. Verdachte heeft daarmee een onmisbare rol vervuld in de activiteiten die plaatsvonden in het productielab.
Uit het voorgaande blijkt van een afgestemde rolverdeling en daarmee van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten en -veroordeelden, waarbij de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht was.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van
23 augustus2024 tot en met 1
oktober 2024 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden
en/of te bevorderen,
te weten
  • het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
  • het opzettelijk bereiden, bewerken
  • het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne,
in elk geval een middel als bedoeld in de hij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
  • voorwerpen
-
15,8 kilogram, althanseen hoeveelheid, procaïne,
- een (grote) hoeveelheid procaïne hcl,
- een (grote) hoeveelheid van een substantie bevattende procaïne en/of aceton,
-
1980 liter, althanseen (grote) hoeveelheid, aceton,
-
een (grote) hoeveelheid van een substantie bevattende procaïne en/of aceton en/of procaïne HC1,
-
100 liter, althans een (grote) hoeveelheid van een substantie bevattende procaïne en/of aceton en/of zoutzuur,
-
60 liter, althanseen hoeveelheid, ammonia,
-
60 liter, althanseen hoeveelheid, zoutzuur en/of
-
55,4 kilogram, althanseen (grote) hoeveelheid, lidocaïne,
-
een of meer (hennep)tenten,
-
een of meerIBC
(’s
),
- 2,
althans een of meer,elektrische kachels (met 15 kilowatt van het merk Telfort),
-
een of meer(sneeuw)scheppen,
-
een of meerstukken wit laken,
-
een of meeremmers,
-
negen(elektrische) verwarmingselementen,
- 3,
althans een of meer,maatbekers,
- 2,
althans een of meer, (houten
)pollepels,
- 6,
althans een of meer,kunststof kuipen (van 125 liter),
- 6,
althans een of meer,koolstoffilters,
-
tweeafzuigslangen,
-
een of meerslakkenhuizen,
- 2,
althans een of meer,centrifuges (van het merk AEG),
- 9,
althans een of meer,ijsemmers,
- een
of meer(flexibele) aluminium
buis,
-
een of meerweegschalen,
-
een of meerklemringen,
-
een of meerventilatoren,
- een
of meerdoos
/dozenmet (blauwe) latex handschoenen,
-
een of meerkrachtstroomkabels,
- een
of meercompressor
en(geel van het merk Stanley) en
/of
- een
of meervolgelaatsmasker
s,
ten behoeve van de productie van die cocaïne
en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Een feit, bedoeld in het vierde lid van art. 10, voorbereiden of bevorderen door
-
voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden veroordeeld tot een maatregel van kostenverhaal ex artikel 13d van de Opiumwet voor een bedrag van € 4.750,- (een kwart van de totale kosten).
De officier van justitie vordert tot slot de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij de straftoemeting rekening gehouden dient te worden met de opgelegde straffen in de zaken van de medeverdachten. Daarvan moet niet worden afgeweken in negatieve zin. Daarnaast wijst de raadsman op de toepasselijkheid van artikel 63 Wetboek van Strafrecht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen tot het bewerken van o.a. procaïne, een versnijdingsmiddel van cocaïne. Cocaïne is een harddrug die zeer verslavend is en schadelijk is voor de volksgezondheid. De (chemische processen bij de) productie van synthetische drugs en de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en bewerking brengen bovendien grote veiligheidsrisico’s en risico’s voor de volksgezondheid met zich. Verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie van harddrugs. Verdachte kan daarom mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de productie hiervan worden veroorzaakt.
Gelet op het voorgaande, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Ten aanzien van de persoon van verdachte overweegt de rechtbank dat uit het reclasseringsrapport van 19 maart 2025 naar voren komt dat bij verdachte meerdere algemene risico verhogende factoren spelen. Hij heeft op de praktische leefgebieden geen enkele stabiliteit. Hij heeft geen zicht op huisvesting en dagbesteding na detentie en er is sprake van schulden. De reclassering ziet een delictpatroon ontstaan en schat het recidiverisico in als hoog. Verdachte geeft aan dat hij hulp wil, maar vanwege het ontbreken van een rechtmatige verblijfsstatus kan de reclassering hem dat niet bieden.
Uit het 15 pagina’s tellende uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 3 juli 2025 volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbaar feiten. Er is dus sprake van recidive.
Artikel 63 Wetboek van Strafrecht is van toepassing en de rechtbank heeft daarmee rekening gehouden in de straf. De rechtbank neemt ook mee dat de onderhavige feiten inmiddels van enige tijd geleden zijn.
Alles afwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden opleggen. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel van kostenverhaal
De maatregel van artikel 13d van de Opiumwet maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp. De rechtbank stelt vast dat aan voornoemde vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. In de loods waren namelijk stoffen en andere voorwerpen aanwezig die een ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid en de Staat heeft kosten gemaakt voor de vernietiging hiervan. De rechtbank is van oordeel dat de kosten die zijn opgenomen in de factuur van [B.V.] voldoende zijn onderbouwd en zijn aan te merken als kosten in de zin van artikel 13d van de Opiumwet.
Het totale bedrag van de factuur bedraagt € 19.308,35. Mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn reeds eerder door deze rechtbank veroordeeld. Ook zij moesten een deel van het kostenverhaal voor hun rekening nemen, en wel elk € 4.750,-. De rechtbank zal het door verdachte te betalen bedrag daarom ook vaststellen op € 4.750,-.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling van voornoemd bedrag aan de Staat ter vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet. De rechtbank zal bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd. Bij het bepalen van de duur wordt overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting voor elke volle € 50,- van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 21.001666.20)

Het hof heeft verdachte op 7 oktober 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden.
De officier van justitie vordert de (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft bepleit dat het feiten van lang geleden betreffen en dat daarom wegens opportuniteitsredenen gekozen kan worden om de vordering tot tenuitvoerlegging niet toe te wijzen.
toewijzing
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 43 a, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 10 a en 13d van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 4.750,-, ter vergoeding van de kosten van de vernietiging van beslag. Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 95 dagen;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 7 oktober 2022 door de het hof voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 8 maanden (parketnummer 21.001666.20);
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Schoo (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Dams, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 november 2025.
Mr. Leemreize is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 6] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL PL0600-2024461761, gesloten op 27 januari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [toezichthouder] , p. 436-437.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 465.
4.Rapport Drugsonderzoek NFI, p. 542.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 498-502, 504.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 498.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 498.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 492, 497.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 619.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 497.
12.Proces-verbaal van verhoor [eigenaar pand] , p. 579.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
14.Rapport forensisch DNA-onderzoek, p. 910; Aanvullend proces-verbaal, p. 935, 937-938.
15.Rapport forensisch DNA-onderzoek, p. 907; Aanvullend proces-verbaal, p. 939.
16.Rapport forensisch DNA-onderzoek, p. 908; Aanvullend proces-verbaal, p. 938.
17.Rapport forensisch DNA-onderzoek, p. 912, 913; Aanvullend proces-verbaal, p. 937.
18.Aanvullend proces-verbaal, p. 935-940.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 639.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 640-641.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 785-786.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 788.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 790, 792.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 8 januari 2025, p. 1.