ECLI:NL:RBGEL:2025:1006

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
05/198022-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor openlijk geweld gepleegd in vereniging

Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 juni 2024 openlijk geweld heeft gepleegd in vereniging. De zaak vond plaats in een snackbar in [plaats], waar de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij een vechtpartij met twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verweer van noodweer, actief heeft deelgenomen aan het geweld en dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De rechtbank heeft camerabeelden bekeken die het geweld documenteerden, waaruit bleek dat de verdachte meerdere keren geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 2]. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur, terwijl de verdediging pleitte voor een schuldigverklaring zonder straf. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan openlijk in vereniging geweld plegen en heeft een taakstraf van 100 uur opgelegd, met vervangende hechtenis van 50 dagen indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte een first offender was en dat de slachtoffers provocerend gedrag vertoonden voorafgaand aan het incident.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/198022-24
Datum uitspraak : 5 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 in Arnhem,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.Y. Taekema, advocaat in 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 juni 2024 te [plaats] ,
openlijk, te weten bij [bedrijf] (gelegen op/aan de [adres 2] ), in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen
een of meerdere perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] bij de capuchon te pakken/te grijpen en/of (vervolgens) meerdere keren (met
gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam
te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] een of meerdere keren op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen ten
gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen,
- die [slachtoffer 2] bij de arm te pakken/te grijpen en/of (vervolgens) meerdere keren
in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen,
– die [slachtoffer 2] bij het hoofd te pakken/te grijpen en/of (vervolgens) het hoofd naar
beneden te duwen/te bewegen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] een of meerdere knietje(s)
in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te geven,
– (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) die [slachtoffer 2] een of meerdere keren
in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te schoppen
en/of te trappen,
– die [slachtoffer 2] bij het hoofd te pakken/te grijpen en/of (vervolgens) het hoofd naar
beneden te duwen/te bewegen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] een of meerdere keren
in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen,
– die [slachtoffer 2] (met het hoofd) tegen de (snack)muur te duwen.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman heeft gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu er sprake is van (schending van het verbod van) willekeur bij de vervolgingsbeslissing. Volgens de raadsman heeft er geen redelijke belangenafweging door de officier van justitie plaatsgevonden en had het Openbaar Ministerie niet tot strafvervolging van verdachte over mogen gaan.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan, leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de (wijze van) vervolging, op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Hiervan kan sprake zijn - bijvoorbeeld - omdat vervolging wordt ingesteld terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn of doordat gelijke gevallen ongelijk zijn behandeld zonder dat voor die ongelijke behandeling een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat.
Van dat laatste is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank betrekt daarbij dat uit het dossier niet blijkt dat [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) ook maar enige geweldshandeling hebben begaan.
Er is geen sprake van strijd met het verbod van willekeur, zodat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de feiten, nu geen getuigen zijn gehoord met betrekking tot de aanleiding van de vechtpartij. Daardoor ontbreekt wettig en overtuigend bewijs.
Daarnaast stelt de verdediging dat er sprake is van noodweer.
Beoordeling door de rechtbank
Op 8 juni 2024 heeft in [plaats] bij [bedrijf] op de [adres 2] een vechtpartij plaatsgevonden waarbij naast verdachte verder [medeverdachte] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrokken waren. Verdachte en [medeverdachte] waren samen in de snackbar. Verdachte heeft [slachtoffer 2] met de vuist geslagen en knietjes gegeven. [2]
In het dossier bevinden zich camerabeelden van de bewakingscamera van de betreffende snackbar. De beelden beginnen met het binnenkomen van [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] .
De beelden zijn vertoond ter terechtzitting. De rechtbank heeft op die beelden het volgende waargenomen (0.52-0.58 van het bestand, 04:02:43-04:02:49 op de camerabeelden):
[verdachte] staat rechtsboven in de hoek van het beeld en houdt [naam 1] [naam 2] vast. Tijdens dit vasthouden kijkt [verdachte] naar links in de richting van [medeverdachte] en [slachtoffer 1] en op dat moment slaat [medeverdachte] [slachtoffer 1] twee keer met de rechter gebalde vuist. [verdachte] draait zich verder naar links en richt zijn blik naar beneden, daar waar [slachtoffer 1] naar de grond gaat. [medeverdachte] pakt vervolgens met zijn linkerhand [slachtoffer 2] bij zijn rechterarm vast. Zij staan met de gezichten naar elkaar toe waarbij [slachtoffer 2] dicht met zijn rug bij de muur staat. Op het moment dat [medeverdachte] [slachtoffer 2] bij zijn rechterarm vastpakt, haalt [medeverdachte] zijn rechterarm naar achter uit om vervolgens uit te halen naar [slachtoffer 2] . Op datzelfde moment beweegt [slachtoffer 2] zijn bovenlichaam van [medeverdachte] vandaan naar achteren richting de muur. Hij doet daarbij zijn beide handen omhoog en houdt deze ter hoogte van zijn borst, waarbij het er op lijkt dat hij [medeverdachte] af wil weren. Ook is op dat moment (dat [medeverdachte] zijn rechterarm naar achteren uithaalt) rechts in beeld te zien dat [verdachte] zijn gezicht richting [medeverdachte] en [slachtoffer 2] gedraaid heeft. Op het moment dat [medeverdachte] [slachtoffer 2] raakt met zijn rechtervuist (gevolgd door een vuistslag met links) komt [verdachte] op [slachtoffer 2] afgerend en pakt de armen en het hoofd van [slachtoffer 2] vast. [3]
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen van een verbalisant die de genoemde beelden heeft uitgekeken. Deze heeft, voor zover relevant, het volgende op de beelden gezien (04:02:48 - 04:02:51 op de camerabeelden, beginnend vanaf het einde van de rechterlijke waarneming):
Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] beetpakte en dat hij het hoofd van [slachtoffer 2] naar beneden duwde. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterbeen optilde en boog om vervolgens een knietje te geven in de richting van het gezicht van [slachtoffer 2] . Ik kon niet zien of dit knietje raak was. Ik zag dat [medeverdachte] met zijn rechterbeen een trappende beweging maakte in de richting van het gezicht van [slachtoffer 2] . Ook hiervan is niet te zien of deze trap daadwerkelijk het gezicht raakte van [slachtoffer 2] .
06-08-2024 04:02:52 - 04:03:13
Ik zag een persoon, die ik direct herkende als verdachte [naam 3] , vanaf de in- of uitgang van de ruimte, naar binnen komen rennen. (…)
Ik zag linksonder in beeld dat [verdachte] [slachtoffer 2] vasthield, het hoofd van [slachtoffer 2] naar de grond gericht was en dat [verdachte] meerdere slaande bewegingen maakte in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] . Ik zag dat hij ongeveer vier slaande bewegingen maakte in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] en dat [slachtoffer 2] geraakt werd door deze vuistslagen. Ik zag dat deze raakte doordat [slachtoffer 2] in tegengestelde richting bewoog door de kracht van de vuistslagen.
Ik zag dat [verdachte] het hoofd van [slachtoffer 2] naar beneden duwde en dat [verdachte] het hoofd van [slachtoffer 2] beetpakte met zijn rechterhand. Ik zag dat de heup van [verdachte] naar achteren ging en dat hij zijn rechterbeen optilde. Ik zag dat de rechterknie van [verdachte] richting [slachtoffer 2] bewoog en dat de knie van [verdachte] het gezicht van [slachtoffer 2] raakte. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] naar zich toe trok en dat [verdachte] [slachtoffer 2] vervolgens in de richting van de vakjes met frituursnacks duwde aan de rechterzijde van het beeld. Door het trillen van de toonbank en frituursnacks, kon ik hieruit opmaken dat [slachtoffer 2] door het toedoen van [verdachte] , vermoedelijk met zijn hoofd tegen deze vakjes aan was gekomen. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterknie wederom optilde in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] . Ik zag dat de knie het gezicht raakte van [slachtoffer 2] en dat [slachtoffer 2] , mogelijk door de kracht van dit knietje, en het loslaten door [verdachte] , naar achteren viel. Ik zag dat [slachtoffer 2] viel op de grond. Op dat moment is [slachtoffer 2] niet meer zichtbaar door de positie van het beeld en de toonbank. [4]
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte [slachtoffer 2] bij het hoofd heeft gepakt, meerdere knietjes tegen het gezicht heeft gegeven, hem meerdere keren tegen het hoofd heeft gestompt en hem met het hoofd tegen de snackmuur heeft geduwd.
Daarnaast is uit de bewijsmiddelen het volgende af te leiden:
  • Zowel [slachtoffer 2] als diens neef [slachtoffer 1] hebben op geen enkel moment fysiek geweld gebruikt;
  • Verdachte heeft gezien dat [medeverdachte] eerst [slachtoffer 1] tegen de grond sloeg en daarna [slachtoffer 2] begon te slaan, waarna verdachte direct het hoofd van [slachtoffer 2] vastpakte en hem het eerste knietje gaf.
De verklaring van verdachte dat hij zag dat er over en weer werd geslagen, niet wist wat er aan de hand was en daardoor bang werd, wordt door de beschrijving van de beelden weerlegd. Verdachte had vanaf het begin zijn ogen op het incident gericht en heeft dus ook gezien dat alleen zijn vriend [medeverdachte] aan het slaan was en [slachtoffer 2] niet terugsloeg. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van verdachte op grond van hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als, naar de kern bezien, aanvallend, namelijk gericht op de deelneming aan het gevecht. Dit maakt dat er geen sprake was van een noodweersituatie waarin verdachte zijn vriend mocht verdedigen en . ook niet van putatief noodweer.
Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt ook dat verdachte aan de vechtpartij tussen hemzelf en [medeverdachte] enerzijds en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] anderzijds, een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Verdachte richtte zich daarbij vooral op [slachtoffer 2] , waar [medeverdachte] jegens beide slachtoffers geweldshandelingen heeft gepleegd. Enkel vanwege de manier van ten laste leggen (“hij heeft geweld gepleegd
door...”) zal verdachte partieel worden vrijgesproken van de ‘gedachtestreepjes’ in de tenlastelegging die zien op het door zijn medeverdachte gepleegde geweld.
De rechtbank acht het feit bewezen.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks8 juni 2024 te [plaats] ,
openlijk, te weten bij [bedrijf] (gelegen op/aan de [adres 2] )
, in elk geval op
of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een of meerdereperso
(o)n
(en
), te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] bij de capuchon te pakken/te grijpen en/of (vervolgens) meerdere keren (met
gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam
te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 1] een of meerdere keren op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen ten

gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen,

- die [slachtoffer 2] bij de arm te pakken/te grijpen en/of (vervolgens) meerdere keren
in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen,
– die [slachtoffer 2] bij het hoofd te pakken/te grijpen en
/of(vervolgens) het hoofd naar
beneden te duwen
/te bewegenen
/of(vervolgens) die [slachtoffer 2]
een ofmeerdere knietje
(s
)
in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd,
althans op/tegen het lichaamte geven,
– (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) die [slachtoffer 2] een of meerdere keren
in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te schoppen
en/of te trappen,
– die [slachtoffer 2] bij het hoofd te pakken/te grijpen en
/of(vervolgens) het hoofd naar
beneden te duwen/te bewegen en
/of(vervolgens) die [slachtoffer 2]
een ofmeerdere keren
in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te
slaan en/of testompen,
– die [slachtoffer 2] (met het hoofd) tegen de (snack)muur te duwen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Namens verdachte is (meer) subsidiair een beroep gedaan op putatief noodweer.
Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, in het bijzonder over wat verdachte heeft gezien alvorens hij ging deelnemen aan het gevecht, wordt ook het beroep op putatief noodweer verworpen. Dat verdachte verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld, is gelet daarop immers niet aannemelijk geworden.
Namens verdachte is (nog meer) subsidiair een beroep gedaan op noodweerexces. Ook dat wordt verworpen. Van een noodweersituatie is (zie hiervoor) immers geen sprake geweest.
Er is ook overigens geen andere omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte in geval van bewezenverklaring schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een beperkte geldboete of een voorwaardelijke taakstraf.
De raadsman heeft voorwaardelijke onderzoekswensen geformuleerd: indien de rechtbank toekomt aan een beoordeling die ziet op de strafmaat, dan wil de verdediging de eerder opgegeven getuigen doen horen. Het horen van deze getuigen is van belang in verband met de aanleiding voor de vechtpartij, aldus de verdediging.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen twee personen. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast versterken dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Gezien het gebruikte grove geweld is een geldboete of een voorwaardelijke straf niet aan de orde, laat staan een schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Voor dit feit acht de rechtbank alleen een onvoorwaardelijke taakstraf passend.
De rechtbank zal bij het bepalen van de hoogte van die straf rekening houden met het de omstandigheid dat verdachte first offender is.
Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de slachtoffers zich voorafgaand aan het feit kennelijk verbaal provocerend hebben gedragen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 100 uur, te vervangen door 50 dagen hechtenis en met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, passend.
De rechtbank wijst het (voorwaardelijk) aanhoudingsverzoek tot het horen van getuigen af. De raadsman heeft aangegeven dat dit verzoek ziet op de strafmaat. Nu de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat het (provocerende) gedrag van de slachtoffers dat aan het feit voorafging heeft betrokken, vervalt het belang van de verdediging bij het horen van de verzochte getuigen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 wijst af het verzoek om aanhouding;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen (voorzitter), mr. S. Jansen en mr. J.L. Wesstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2025.
Mr. J.L. Wesstra en de griffier zijn buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs met betrekking tot parketnummer 05/197585-24 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024263053, gesloten op 17 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
3.Rechterlijke waarneming van zich in het dossier bevindend multimediabestand, getiteld [nummer] .
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25.