ECLI:NL:RBGEL:2025:10071

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
11934746
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde bedrijfsruimte wegens huurachterstand en tekortkomingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 20 november 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen meerdere eisers en een gedaagde partij. De eisers, die gezamenlijk een bedrijfsruimte verhuren aan de gedaagde, hebben de gedaagde aangeklaagd wegens achterstallige huur en andere tekortkomingen in de huurovereenkomst. De gedaagde heeft de huur over de maanden april tot en met oktober 2025 niet tijdig betaald, ondanks herhaalde sommaties van de eisers. Daarnaast zijn er diverse klachten van buren over overlast en schade aan het gehuurde, waaronder olie- en Ad Blue-vervuiling. De eisers hebben de gedaagde in een brief op de hoogte gesteld van de huurachterstand en de tekortkomingen, en hebben een kort geding procedure aangekondigd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een huurachterstand van meer dan drie maanden, wat op zichzelf al voldoende reden is voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet heeft verweer gevoerd tegen de vordering tot ontruiming en dat de situatie ter plaatse verslechtert. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van de achterstallige huur en contractuele boetes. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagde gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 11934746 \ VV EXPL 25-45
Vonnis in kort geding van 20 november 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende in [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende in [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende in [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] . ,
gemachtigde: mr. B.M. Speerstra,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijf]
wonende en zaakdoende op een geheim bij de deurwaarder bekend adres,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 56 producties
- de producties 57 tot en met 60 van [eisers] .
- de producties 1 tot en met 20 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 5 november 2025
- de pleitnota van [eisers] .

2.De feiten

2.1.
[eisers] . verhuurt sinds 20 maart 2025 een bedrijfsruimte gelegen aan [adres en plaats] (hierna: het gehuurde) aan [gedaagde] . Van de tussen partijen overeengekomen huurovereenkomst maken ook deel uit de algemene bepalingen kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek van 17 februari 2015 (hierna: de algemene bepalingen).
2.2.
Het gehuurde betreft een in 2024 gerealiseerde bedrijfsruimte die onderdeel uitmaakt van het bedrijfsverzamelgebouw de Holtmede. Het geheel bestaat uit veertien bedrijfsruimten. Het gehuurde was bij aanvang van de huurovereenkomst nieuw en [gedaagde] is de eerste gebruiker van het gehuurde.
2.3.
In artikel 1.2. van de huurovereenkomst staat dat [gedaagde] het gehuurde uitsluitend mag gebruiken als opslagruimte voor schoonmaakmachines en auto’s. Er staat ook vermeld dat het gehuurde niet mag worden gebruikt voor reparatiewerkzaamheden en/of verkoop.
2.4.
In artikel 4.8 van de huurovereenkomst is bepaald dat de huurprijs € 1.028,50 per maand bedraagt. De huur is bij vooruitbetaling verschuldigd voor of op de eerste dag van de maand.
2.5.
In artikel 23.1 van de algemene bepalingen is bepaald dat dat de betaling van de huurprijs zonder opschorting, aftrek of verrekening dient plaats te vinden. In artikel 23.2 is bepaald dat de huurder bij het niet tijdig betalen van de huurprijs een onmiddellijk opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand dient te betalen met een minimum van € 300,00 per maand.
2.6.
In artikel 5.1. van de huurovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] zelf rechtstreeks contracten dient af te sluiten met energieleveranciers en leveranciers voor internet, data- en telefonie.
2.7.
In artikel 15 van de huurovereenkomst is bepaald dat parkeren enkel is toegestaan op de tekening die als bijlage aan de huurovereenkomst is gehecht. Er kan enkel tijdelijk geparkeerd worden en de weg is uitsluitend bedoeld als toegangsweg van en naar de openbare weg.
2.8.
[gedaagde] heeft de huur over de maanden april, mei, juni en juli 2025 te laat betaald. Ondanks meerdere sommaties van [eisers] . heeft [gedaagde] tot op heden de huur over de maanden augustus, september en oktober 2025 geheel onbetaald gelaten.
2.9.
Op 25 mei 2025 heeft [eisers] . een brief van Liander ontvangen dat [gedaagde] geen energiecontract heeft afgesloten. Met een brief van 31 mei 2025 heeft [eisers] . [gedaagde] gesommeerd zo spoedig mogelijk een energiecontract af te sluiten. Met een brief van 8 juni 2025 heeft Liander [eisers] . wederom bericht dat er geen energiecontract is afgesloten. Ook heeft Liander [gedaagde] aangeschreven. Op 8 oktober 2025 heeft [eisers] . een brief ontvangen van Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders namens Liander. In die brief kondigt Liander aan dat [eisers] . aansprakelijk kan worden gesteld voor gerechtelijke kosten, verbruikskosten, afsluitkosten, aansluitkosten en incassokosten omdat [gedaagde] tot op heden geen leveringsovereenkomst is aangegaan met een energieleverancier.
2.10.
Gedurende de periode mei tot en met september 2025 heeft [eisers] . verschillende klachten ontvangen van buren van naastgelegen units over onder meer een geparkeerd voertuig op de weg en over vloeistof die vanuit het gehuurde naar andere units stroomt. Op 26 september 2025 is [eisers] . gebeld door een eigenaar uit de directe omgeving van het gehuurde, met de mededeling dat er olie onder de deur van het gehuurde stroomt. Deze eigenaar heeft gedreigd met aangifte als [eisers] . het niet goed oplost. Op diezelfde dag zijn de politie, handhaving en medewerkers van de gemeente Zutphen bij het gehuurde gaan kijken. Daarbij is olie en Ad Bleu vervuiling geconstateerd. Daarnaast heeft de politie geconstateerd dat de regenwaterput bij het gehuurde vol zit met motorolie. De gemeente Zutphen heeft aangegeven dat de put moet worden leeggezogen en de olievervuiling moet worden schoongemaakt. Op 21 oktober 2025 is [gedaagde] door de gemeente Zutphen aangeschreven om de overtredingen te beëindigen voor 31 oktober 2025. Op 28 oktober 2025 is aan [gedaagde] een last onder dwangsom opgelegd door de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA). Tot op heden heeft [gedaagde] de overtredingen niet ongedaan gemaakt.
2.11.
[eisers] . heeft tijdens een inspectie ontdekt dat de nieuwe overheaddeur is beschadigd. Verder heeft [eisers] . moeten constateren dat er deuken in de gevel van het gehuurde zitten, het glas in de deur is bespoten met verf, sloten zijn vervangen, binnen in het gehuurde vaten staan met onbekende inhoud en de meterkast deels is gesloopt waardoor die een veiligheidsrisico vormt.
2.12.
Met een e-mail van 14 oktober 2025 heeft [eisers] . [gedaagde] wederom een aanmaning gestuurd voor de huurachterstand en aanspraak gemaakt op de contractuele boetes. Ook is [gedaagde] daarbij weer gewezen op de diverse tekortkomingen. Met een brief van 15 oktober heeft (de advocaat van) [eisers] . [gedaagde] een laatste mogelijkheid geboden om onderling tot een regeling te komen en een kort geding procedure aangekondigd. [gedaagde] heeft in reactie op deze brief laten weten niet akkoord te gaan met het aanbod van [eisers] .

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
[eisers] . vordert – verkort weergegeven – bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot:
I. ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, conform het opleveringsrapport en onder afgifte van de sleutels aan [eisers] , op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. betaling van een bedrag van € 3.085,50, te vermeerderen met primair de contractuele boete van 1% per maand (met een minimum van € 300,00 per maand), subsidiair met de wettelijke handelsrente;
III. betaling van de maandelijkse huurprijs van € 1.085,50 vanaf 1 november 2025 tot aan de dag van ontruiming en bij niet tijdige betaling te vermeerderen met primair de contractuele boete van 1% per maand (met een minimum van € 300,00 per maand), subsidiair met de wettelijke handelsrente;
IV. betaling van de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum vonnis.
3.2.
[eisers] . baseert zijn vordering op het volgende. Op dit moment is sprake van een huurachterstand van ruim drie maanden. Alleen deze achterstand is al dusdanig ernstig dat dat ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De huurprijs bedraagt op grond van artikel 4.8 van de huurovereenkomst € 1.028,50 per maand. Verder is in artikel 23.2 van de algemene bepalingen overeengekomen dat [gedaagde] bij het niet tijdig betalen van de huurprijs een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van 1% van het verschuldigde per kalendermaand met een minimum van € 300,00 per maand. Naast de huurachterstand is nog sprake van diverse andere ernstige tekortkomingen, zoals onder meer het niet afsluiten van leveringscontracten bij nutsbedrijven, het aanbrengen van wijzigingen aan het gehuurde zonder toestemming van [eisers] . , het gehuurde gebruiken in strijd met het in de huurovereenkomst overeengekomen gebruik en in strijd met het bestemmingsplan, het overtreden van milieuregels, het toebrengen van schade aan het gehuurde en het regelmatig veroorzaken van overlast voor eigenaren van naastgelegen units.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit hier voort uit de aard van de vordering aangezien sprake is van een oplopende huurachterstand. Ook groeit het risico op verdere schade, aansprakelijkheid en escalatie. De situatie ter plaatse verslechtert en [eisers] . inmiddels ook door buren, de gemeente en Liander, wordt aangesproken op het gedrag van [gedaagde] .
Ontruiming
4.2.
In een kort geding procedure wordt in beginsel een beslissing genomen op basis van de uit de stukken en op de zitting verkregen informatie van partijen zonder dat tot nadere bewijslevering wordt overgegaan. Voor toewijzing in dit kort geding is daarom alleen plaats wanneer er voldoende zekerheid is dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de huurovereenkomst tussen [eisers] . en [gedaagde] moet worden ontbonden en de ontruiming zal worden toegewezen.
4.3.
[gedaagde] heeft ter zitting gesteld zich niet te verzetten de ontruiming als zodanig. Er is een huurachterstand van drie maanden die op zichzelf al voldoende reden kan zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. Daarnaast is er sprake van meerdere ernstige tekortkomingen (verwezen wordt naar 2.9., 2.10. en 2.11.), die ook grond vormen voor ontbinding. Het is daarom aannemelijk dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden, zodat de vordering tot ontruiming kan worden toegewezen. Ook een belangenafweging maakt dat niet anders, zeker aangezien [gedaagde] zelf heeft aangegeven te zullen vertrekken uit het gehuurde.
Achterstallige huur, contractuele boete en lopende huur
4.4.
Naast ontruiming van de bedrijfsruimte moet [gedaagde] ook de achterstallige huur aan [eisers] . betalen. Dit betreft tot en met oktober 2025 een bedrag van € 3.085,50. Daarnaast staat in artikel 23.2 van de algemene bepalingen dat [gedaagde] een boete van (minimaal) € 300,00 per maand moet betalen als hij een huurtermijn niet op tijd betaalt. [eisers] . vordert deze boete over de achterstallige huur en eist dus in totaal € 900,00 (3 x € 300,00) aan boetes. De kantonrechter zal ook dit bedrag toewijzen. Daarnaast moet [gedaagde] de huur van € 1.028,50 per maand vanaf 1 november 2025 blijven doorbetalen tot de dag waarop hij het pand ontruimt of de huurovereenkomst eindigt. Als [gedaagde] de huur niet op tijd betaalt, wordt het bedrag steeds verhoogd met de boete uit de algemene bepalingen van € 300,00 per maand.
4.5.
Dat een zekere terughoudendheid bestaat bij toewijzing van een geldvordering in kort geding is meegewogen. In dit geval heeft [gedaagde] evenwel voor wat betreft het achterstallige bedrag, noch voor wat betreft de boete, verweer gevoerd. Daardoor is het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk. Tenslotte lijkt [gedaagde] ter zitting te hebben aangevoerd dat er sprake zou zijn van restitutierisico, maar dit is door hem niet onderbouwd en dat daarvan sprake zou zijn is ook niet op een andere manier gebleken.
De gevorderde dwangsom op de ontruiming wordt afgewezen
4.6.
[eisers] . heeft verder een dwangsom gevorderd voor het geval [gedaagde] het pand niet op tijd ontruimt. De kantonrechter wijst deze vordering af, omdat [eisers] niet heeft gesteld dat hij daar belang bij heeft. [eisers] . heeft namelijk al mogelijkheden om de ontruiming af te dwingen, waardoor het niet nodig is om daarnaast de gevorderde dwangsom toe te wijzen. Dat komt doordat de deurwaarder op grond van de wet bevoegd is om de veroordeling tot ontruiming uit te voeren (artikelen 556 lid 1 en 557 in samenhang met artikel 444 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
De proceskosten
4.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] . worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
149,02
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.355,02

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde te [adres en plaats] te binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, schoon en conform het opleveringsrapport en de foto’s van 20 maart 2025, te ontruimen en verlaten met medeneming van al het zijne en de zijnen, onder afgifte van de sleutels aan [eisers] .
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eisers] . :
a. € 3.085,50 aan achterstallige huur tot en met 31 oktober 2025,
b. € 900,00 aan contractuele boete van 1% per maand over het achterstallige bedrag aan huur over de maanden augustus, september en oktober 2025,
c. € 1.028,50 per maand of een gedeelte daarvan vanaf 1 november 2025 tot aan de dag van ontruiming, bij niet tijdige betaling te vermeerderen met de contractuele boete van 1% per maand over het achterstallige bedrag, met een minimum van € 300,00 per maand, vanaf de vervaldata tot de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.355,02, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2025.
1518