ECLI:NL:RBGEL:2025:10121

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
C/05/449764 / HA ZA 25-135
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade na steekincident tijdens drugsroes

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem een mondeling vonnis uitgesproken in een civiele zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 21 december 2021, waarbij [gedaagde] [eiser] met een mes verwondde. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] een onrechtmatige daad heeft gepleegd en is verplicht om de schade die [eiser] heeft geleden te vergoeden. [gedaagde] voerde aan dat hij slechts gedeeltelijk aansprakelijk is, omdat beide partijen voorafgaand aan het incident samen drugs en alcohol hadden gebruikt. De rechtbank oordeelde echter dat dit onvoldoende was voor een beroep op eigen schuld, aangezien [gedaagde] niet voldoende feiten heeft gesteld die zouden rechtvaardigen dat [eiser] rekening had moeten houden met de mogelijkheid van geweld. De rechtbank verklaarde [gedaagde] volledig aansprakelijk voor de schade en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.632,36. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/449764 / HA ZA 25-135
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 11 november 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. B. Pernot,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] , [land] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. B.J. Driessen.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Arnhem.
De zaak wordt behandeld door mr. S.J. Peerdeman, rechter, bijgestaan door mr. L.M. van den Berg als griffier.
Aanwezig zijn:
- [eiser] , bijgestaan door mr. Pernot voornoemd,
- [gedaagde] , bijgestaan door mr. Driessen voornoemd.
De volgende stukken zijn op de zitting aan het procesdossier toegevoegd:
- de akten overlegging producties van [eiser] van 11 juni en 28 oktober 2025.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de rechtbank op de zitting in aanwezigheid van partijen de volgende mondeling uitspraak gedaan.

1.De beoordeling

1.1.
Deze rechtbank is internationaal bevoegd, reeds omdat [gedaagde] in de procedure is verschenen zonder die bevoegd te betwisten (art. 26 lid 1 van de Brussel I-bis verordening, nr. 1215/2012). Op deze zaak is Nederlands recht van toepassing. De vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad en de schade doet zich in Nederland voor (art. 4 lid 1 van de Rome II verordening, nr. 864/2007).
1.2.
Niet in geschil is dat [gedaagde] op 21 december 2021 [eiser] met een mes in de arm, de rug, de rechter flank en het rechter sleutelbeen heeft gestoken, zoals de strafrechter heeft vastgesteld en [gedaagde] heeft erkend. Als onbetwist staat ook vast dat [gedaagde] zodoende jegens [eiser] een onrechtmatige daad heeft gepleegd. [gedaagde] is dan ook als uitgangspunt verplicht om de schade die [eiser] als gevolg van dit onrechtmatige handelen lijdt te vergoeden.
1.3.
[gedaagde] meent echter dat hij niet, althans slechts gedeeltelijk verplicht is de schade te vergoeden. Daartoe stelt hij dat partijen voorafgaand aan het geweldsincident vier dagen en nachten lang samen verschillende soorten drugs en alcohol hebben gebruikt en dat dit ertoe heeft geleid dat hij in een psychose [eiser] heeft aangevallen. Deze situatie is daarom ook aan [eiser] toe te rekenen, aldus [gedaagde] .
1.4.
Aldus voert [gedaagde] een eigen schuldverweer (art. 6:101 BW). Hij dient daarvoor de nodige feiten en omstandigheden te stellen. Het enkele feit dat partijen ervoor gekozen hebben om samen langdurig gedrogeerd te zijn is onvoldoende. Voor toerekening in de zin van art. 6:101 lid 1 BW is ten minste vereist dat [eiser] rekening ermee had moeten houden dat [gedaagde] gewelddadig zou worden en daarom uit een oogpunt van zorgvuldigheid van het gezamenlijk gebruiken van drugs en alcohol had moeten afzien. [gedaagde] heeft in dat verband echter onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld. De vergelijking met een straatrace die [gedaagde] ter zitting heeft gemaakt gaat niet op, omdat de passagier in dat geval wel bewust het risico op een ongeval neemt. Het beroep op eigen schuld slaagt niet.
1.5.
De rechtbank zal dan ook voor recht verklaren dat [gedaagde] voor de volledige schade aansprakelijk is. Ook zal [gedaagde] worden veroordeeld om de schade te vergoeden, voor zover dat nog niet is gebeurd op basis van het vonnis in de strafzaak, met verwijzing naar de schadestaat. Met de overgelegde stukken heeft [eiser] de mogelijkheid van schade voldoende aannemelijk gemaakt.
1.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten, met uitzondering van de kosten van betekening in [land] . Niet is betwist dat [eiser] deze proceskosten wel zelf moet dragen
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten betekening [land]
136,36
- griffierecht
90,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.632,36
1.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de volledige materiële en immateriële schade die [eiser] als gevolg van het geweldsincident op 21 december 2021 heeft geleden en nog zal lijden,
2.2.
veroordeelt [gedaagde] om alle schade als gevolg van het geweldsincident op 21 december 2021, voor zover deze schade niet al is vergoed op basis van het vonnis in de strafzaak tegen [gedaagde] , aan [eiser] te vergoeden, op te maken bij staat,
2.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.632,36, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
2.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
2.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.