In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 2 december 2025, wordt geoordeeld dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten onrechte een boete heeft opgelegd aan eiseres, een B.V. uit [plaats], wegens overtreding van de Arbeidstijdenwet (Atw). De boete van € 9.843,75 was het resultaat van een inspectie door de Nederlandse Arbeidsinspectie, waarbij discrepanties werden geconstateerd tussen de digitale registratie van arbeids- en rusttijden en de originele registraties die door de werknemers waren ingevuld. Eiseres was het niet eens met de opgelegde boete en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 10 november 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de verklaringen van de werknemers, die niet consistent waren met de digitale urenlijsten. Hierdoor is de registratie niet als deugdelijk aangemerkt, wat de basis vormde voor de boete. De rechtbank oordeelt dat de minister nader onderzoek had moeten doen naar de discrepanties in de verklaringen van de werknemers, en dat zonder dit onderzoek de digitale registratie niet kan worden betwist.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister en herroept de boete, waarbij de minister ook wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en proceskosten aan eiseres. Deze uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke registratie van arbeids- en rusttijden en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de bewijsvoering in dergelijke zaken.