ECLI:NL:RBGEL:2025:10356

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
26071
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar na het begaan van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en belediging van ambtenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twaalf strafbare feiten, waaronder diefstal, belediging van ambtenaren en mishandeling. De verdachte, geboren in 1989 en momenteel gedetineerd, heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen bij verschillende supermarkten en heeft daarbij ambtenaren beledigd en mishandeld door in hun richting te spugen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bekennende verdachte is en heeft de feiten bewezen verklaard. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, met een tussentijdse toets na zes maanden. De verdediging heeft gepleit voor een minder zware maatregel, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is gezien het delictpatroon van de verdachte en de risico's voor de maatschappij. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, met de mogelijkheid van een tussentijdse toets na zes maanden. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen in verband met de beledigingen en mishandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/026071-25, 05/026382-25, 05/057382-25, 05/126391-25, 05/134947-25, 05/136930-25, 05/261381-25 en 05/225887-25 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 25 november 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats],
ingeschreven aan de [adres],
op dit moment gedetineerd in de P.I. [P.I.],
raadsman: mr. A.A. Dooijeweerd, advocaat in Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/026071-25:
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2025 te Didam, gemeente Montferland, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig, een klaptafel en een lamp (in dat dienstvoertuig), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 24 januari 2025 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek flessen drank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Plus Supermarkt, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van parketnummer 05/026382-25:
1.
hij op of omstreeks 26 januari 2025 te Arnhem opzettelijk [slachtoffer 1] in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd door voornoemde [slachtoffer 1] in het gezicht te spugen;
2.
hij op of omstreeks 26 januari 2025 te Arnhem meerdere flessen wasmiddel (met een totale waarde van €102,94), in elk geval een of meerdere goed(eren), die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 26 januari 2025 te Arnhem, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (brigadier bij de eenheid Oost - Nederland) en/of [verbalisant 2] (brigadier bij de eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte door o.a.:
- zijn spieren aan te spannen,
- zijn arm(en), althans zijn lichaam, in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden/brengen,
- zijn voet tegen de zijkant van de politieauto te zetten waardoor die voornoemde ambtena(a)r(en) verdachte niet in de politieauto te kunnen geleiden/brengen,
- richting voornoemde ambtena(a)r(en) te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of
- te spugen in de richting van voornoemde ambtena(a)r(en);
ten aanzien van parketnummer 05/057382-25:
hij op of omstreeks 3 februari 2025 te Doetinchem opzettelijk
een ambtenaar, te weten [verbalisant 3], brigadier van politie Eenheid Oost
Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden,heeft beledigd,
door in het gezicht van die [verbalisant 3] te spugen en/of
een of meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 3], brigadier van politie Eenheid
Oost Nederland en/of [verbalisant 4], hoofdagent bij de eenheid Oost-
Nederland en/of [verbalisant 5], aspirant bij de eenheid Oost-Nederland,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening,
in zijn/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem/hun de woorden toe te voegen: "Krijg de kanker" en/of "Ik plas op jou kankerkop, jij kankermongool" en/of "kankergek" althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
ten aanzien van parketnummer 05/126391-25:
hij op of omstreeks 24 april 2025 te Doetinchem opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 6], Buitengewoon Opsporingsambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: “kankermongool”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
ten aanzien van parketnummer 05/134947-25:
1.
hij op of omstreeks 1 mei 2025 te Doetinchem een sixpack Grolsch, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 2 mei 2025 te Doetinchem een fles Smirnoff, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo supermarkten B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van parketnummer 05/136930-25:
hij op of omstreeks 6 mei 2025 te Arnhem, een ambtenaar van de politie Eenheid Oost-Nederland, [verbalisant 7], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (arrestantenzorg) heeft mishandeld door die [verbalisant 7] een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam te spugen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2025 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar, te weten van de politie Eenheid Oost-Nederland, [verbalisant 7], werkzaam als arrestantenverzorger bij de Politie Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam van die [verbalisant 7] te spugen;
ten aanzien van parketnummer 05/261381-25:
hij op of omstreeks 20 augustus 2025 te Arnhem, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2], toebehoorde
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
ten aanzien van parketnummer 05/225887-25:
hij, op of omstreeks 20 augustus 2025 te Doetinchem een of meerdere winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Dekamarkt, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

ten aanzien van parketnummer 05/026071-25 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat partiële vrijspraak moet volgen ten aanzien van de vernieling van de lamp.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 partiële vrijspraak bepleit van de vernieling van de lamp. De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 8] namens de Nationale Politie, p. 12-13;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
De rechtbank is het met de officier van justitie en de raadsman eens dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de vernieling van de lamp in de politiebus, nu daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Bewijsmiddelen feit 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens Plus Terborg, p. 5-6;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
ten aanzien van parketnummer 05/026382-25 [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 17;
- ontvangst klacht van [slachtoffer 1] door hulpofficier van justitie, p. 18;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
Bewijsmiddelen feit 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens Albert Heijn Arnhem, p. 6-7;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
Bewijsmiddelen feit 3:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 28-29;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
ten aanzien van parketnummer 05/057382-25 [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 3], p. 5-6;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 9;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
ten aanzien van parketnummer 05/126391-25 [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 6], p. 5-6;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
ten aanzien van parketnummer 05/134947-25 [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] namens Albert Heijn Doetinchem, p. 66-67;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
Bewijsmiddelen feit 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] namens Jumbo Doetinchem, p. 43-44;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
ten aanzien van parketnummer 05/136930-25 [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de primair ten laste gelegde mishandeling en heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde belediging.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [verbalisant 7] heeft verklaard dat hij op 6 mei 2025 werkte als arrestantenverzorger op het politiebureau in Arnhem. Verdachte verbleef op de cellengang. Verdachte ging douchen en aangever wachtte tegenover de doucheruimte tot verdachte klaar was. Verdachte zei: “kijk ook maar hoe ik kijk, want je weet wel wat er met mij aan de hand is”. Aangever denkt dat verdachte hiermee bedoelde dat aangever op de hoogte was van het feit dat verdachte TBC had. Even later zag en hoorde aangever verdachte roggelen en vervolgens in aangevers richting spugen. Aangever dacht dat verdachte hem niet raakte. Aangever hoorde dat verdachte direct hierna opnieuw speeksel ophaalde en spuugde. Aangever voelde spetters op zijn arm en op zijn gezicht komen. Op de plek in zijn gezicht waar de spetters speeksel van verdachte terechtkwamen, voelde aangever dat zijn huid geïrriteerd was. Zijn huid was voor het incident niet geïrriteerd. Aangever heeft na het incident een arts bezocht. De arts zei dat aangever het een week lang in de gaten moest houden en hij na twee weken een prik kan krijgen waarmee TBC geconstateerd kan worden. Verdachte vindt het ontzettend smerig en het idee dat verdachte ook nog met TBC was besmet, geeft hem al helemaal geen fijn gevoel. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij naar de arrestantenverzorger heeft gespuugd. [8]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe de gedraging van verdachte gekwalificeerd dient te worden. De rechtbank overweegt dat onder mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan het opzettelijk aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid alsmede – onder omstandigheden – het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat (vgl. HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677). Wanneer iemand wordt bespuugd, wordt dit vaak ten laste gelegd als een belediging. Dit kan echter onder omstandigheden ook een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam tot gevolg hebben.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte aangever [verbalisant 7] in het gezicht heeft gespuugd. Aangever vond dit ontzettend smerig en niet fijn, temeer nu aangever wist dat verdachte besmet was met TBC en aangever niet zeker wist of deze TBC besmettelijk was. Dit wordt door de rechtbank aangeduid als een hevige onlust opwekkende gewaarwording in of aan
het lichaam. Verdachte heeft door de wijze waarop hij heeft gespuugd, in het gezicht en dichtbij de ogen, minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij bij aangever een hevige onlust opwekkende gewaarwording in of aan het lichaam zou veroorzaken. Daar komt nog bij dat aangever als gevolg van het spugen door verdachte irritatie aan de huid onder het oog heeft opgelopen. De rechtbank acht gelet daarop bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling. Het verweer wordt verworpen.
ten aanzien van parketnummer 05/261381-25 [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd, maar heeft verwezen naar de omstandigheid dat er op de foto’s alleen een afdruk door viezigheid te zien is en dat er ook andere krasjes op de auto te zien zijn die niet zo zeer te maken hebben met de voetafdruk.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 14-15;
- het proces-verbaal van verhoor van aanhouding verdachte, p. 29-31;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
De rechtbank concludeert dat verdachte de auto van aangever heeft beschadigd door daar een aantal malen tegenaan te trappen, als gevolg waarvan er schoenafdrukken en krassen op de auto zichtbaar waren die er voor die tijd nog niet op zaten. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde vernieling.
ten aanzien van parketnummer 05/225887-25 [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] namens DEKA Doetinchem, p. 5-6;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
  • parketnummer 05/026071-25 feiten 1 en 2;
  • parketnummer 05/026382-25 feiten 1, 2 en 3;
  • parketnummer 05/057382-25;
  • parketnummer 05/126391-25;
  • parketnummer 05/134947-25 feiten 1 en 2;
  • parketnummer 05/136930-25 primair;
  • parketnummer 05/261381-25;
  • parketnummer 05/225887-25;
tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/026071-25:
1.
hij op
of omstreeks24 januari 2025 te Didam, gemeente Montferland, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een dienstvoertuig
,eneen klaptafel
en een lamp(in dat dienstvoertuig),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan de Nationale Politie
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft
vernield,beschadigd
enonbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
2.
hij op
of omstreeks24 januari 2025 te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek flessen drank,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan Plus Supermarkt
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van parketnummer 05/026382-25:
1.
hij op
of omstreeks26 januari 2025 te Arnhem opzettelijk [slachtoffer 1] in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd door voornoemde [slachtoffer 1] in het gezicht te spugen;
2.
hij op
of omstreeks26 januari 2025 te Arnhem meerdere flessen wasmiddel (met een totale waarde van €102,94),
in elk geval een of meerdere goed(eren),die geheel of ten dele aan Albert Heijn
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op
of omstreeks26 januari 2025 te Arnhem, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen
een of meerdereambtena
(a)r
(en
), te weten [verbalisant 1] (brigadier bij de eenheid Oost - Nederland) en
/of[verbalisant 2] (brigadier bij de eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte door o.a.:
- zijn spieren aan te spannen,
- zijn arm(en), althans zijn lichaam, in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden/brengen,
- zijn voet tegen de zijkant van de politieauto te zetten waardoor die voornoemde ambtena(a)r(en) verdachte niet in de politieauto te kunnen geleiden/brengen,
- richting voornoemde ambtena(a)r(en) te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of
- te spugen in de richting van voornoemde ambtena(a)r(en);
ten aanzien van parketnummer 05/057382-25:
hij op
of omstreeks3 februari 2025 te Doetinchem opzettelijk
een ambtenaar, te weten [verbalisant 3], brigadier van politie Eenheid Oost
Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd,
door in het gezicht van die [verbalisant 3] te spugen en
/of
een of meerdereambtenaren, te weten [verbalisant 3], brigadier van politie Eenheid
Oost Nederland en
/of[verbalisant 4], hoofdagent bij de eenheid Oost-
Nederland en
/of[verbalisant 5], aspirant bij de eenheid Oost-Nederland,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening,
in
zijn/hun tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door
hem/hende woorden toe te voegen: "Krijg de kanker" en/of "Ik plas op jou kankerkop, jij kankermongool" en/of "kankergek"
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
ten aanzien van parketnummer 05/126391-25:
hij op
of omstreeks24 april 2025 te Doetinchem opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 6], Buitengewoon Opsporingsambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
/haarbediening, in zijn
/haartegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem
/haarde woorden toe te voegen: “kankermongool”,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
ten aanzien van parketnummer 05/134947-25:
1.
hij op
of omstreeks1 mei 2025 te Doetinchem een sixpack Grolsch,
in elk geval enig goed,dat
/diegeheel of ten dele aan Albert Heijn
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 2 mei 2025 te Doetinchem een fles Smirnoff, in elk geval enig goed,
dat
/die geheel of ten deleaan Jumbo supermarkten B.V.,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van parketnummer 05/136930-25:
hij op
of omstreeks6 mei 2025 te Arnhem, een ambtenaar van de politie Eenheid Oost-Nederland, [verbalisant 7], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (arrestantenzorg) heeft mishandeld door die [verbalisant 7]
een of meerdere malenin/op/tegen het gezicht
/hoofden
/oflichaam te spugen;
ten aanzien van parketnummer 05/261381-25:
hij op
of omstreeks20 augustus 2025 te Arnhem, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een auto,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten
deleaan een ander, te weten aan [slachtoffer 2], toebehoorde
heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
ten aanzien van parketnummer 05/225887-25:
hij, op
of omstreeks20 augustus 2025 te Doetinchem
een of meerderewinkelgoederen
, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan Dekamarkt
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/026071-25:
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
feit 2:
diefstal;
ten aanzien van parketnummer 05/026382-25:
feit 1:
eenvoudige belediging;
feit 2:
diefstal;
feit 3:
wederspannigheid;
ten aanzien van parketnummer 05/057382-25:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 05/126391-25:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van parketnummer 05/134947-25:
feit 1:
diefstal;
feit 2:
diefstal;
ten aanzien van parketnummer 05/136930-25:
primair:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van parketnummer 05/261381-25:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
ten aanzien van parketnummer 05/225887-25:
diefstal;

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. De officier van justitie heeft daarbij verzocht een tussentijdse toetsmoment te laten plaatsvinden na 6 maanden. De officier van justitie heeft in repliek aangegeven dat het aannemelijk is dat bij verdachte sprake is van een verminderde mate van toerekenbaarheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de feiten verdachte op zijn minst in verminderde mate zijn toe te rekenen. Bepleit is aan verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder zorg door zorgaanbieder ‘Come on Over’ en niet opnieuw de ISD-maatregel op te leggen. En indien de ISD-maatregel toch wordt opgelegd, dat dit dan voor de duur van één jaar is met een tussentijdse toetsing na zes maanden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan 12 strafbare feiten.
Verdachte heeft zich meermaals schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Verdachte heeft door de diefstallen te plegen het eigendomsrecht van de winkeliers geschonden. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen materiële schade, maar zorgen ook voor overlast en ergernis bij de gedupeerden. Ook de maatschappij ondervindt schade van winkeldiefstallen, doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen uiteindelijk door de consumenten worden betaald.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan wederspannigheid. Verdachte heeft door zijn handelwijze de politieagenten, die op dat moment eenvoudigweg hun werk deden, in de uitoefening van hun taken op onaanvaardbare wijze ondermijnd.
Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan meerdere woordelijke beledigingen, waarmee verdachte de betrokkenen in hun eer en goede naam heeft aangetast. Daarnaast heeft verdachte meerdere personen beledigd en een politieagent mishandeld door hen in het gezicht te spugen. Spugen naar een ander geeft blijk van minachting en is bijzonder onsmakelijk. Dit geldt temeer nu verdachte TBC heeft en er bij de ander de vrees ontstaat voor besmetting.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een auto. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op het eigendom van een ander.
Net zoals door de officier van justitie en de raadsman aangegeven zal de rechtbank uitgaan van een toerekening in verminderde mate.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat hij, blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 november 2025, reeds vele malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
Duidelijk is geworden dat een zorgmachtiging voor verdachte niet tot de mogelijkheden behoort. Dit blijkt uit de conclusie van de geneesheer-directeur van Iriszorg van 5 augustus
2025.
Uit het reclasseringsadvies van 4 november 2025 komt naar voren dat sprake is van een uitgebreid, divers, langdurig en hardnekkig delictpatroon. Verdachte heeft in het verleden twee
keer een ISD-maatregel opgelegd gekregen. Ook werd er meermaals reclasseringstoezicht opgelegd. Niets van dit alles heeft echter geleid tot een duurzame gedragsverandering. De reclassering concludeert dat de mogelijkheden zijn uitgeput en dat sprake is van een hoge kans op recidive en onttrekking aan voorwaarden. De kans dat mogelijke hulpverlening anders dan ISD niet het gewenste effect zal hebben, wordt als hoog ingeschat. Een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt als enige resterende optie geadviseerd. Daarbij is aangegeven dat binnen de looptijd van een eventuele ISD-maatregel tijd is om woonvormen voor verdachte te raadplegen en te onderzoeken.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het zorg- en begeleidingsplan opgesteld door zorgaanbieder Come On Over van 29 oktober 2025 en de toelichting daarover ter zitting. De rechtbank begrijpt heel goed dat verdachte, na alle eerdere afwijzingen door andere instanties, gemotiveerd is om dit traject aan te gaan. Deze zorgaanbieder zegt immers de begeleiding aan te durven en een woning voor hem te kunnen organiseren. Verdachte komt oprecht over als hij aangeeft dat hij deze kans met beide handen wil aangrijpen om te voorkomen dat hij weer op straat belandt met alle ellende die hij daarbij oploopt. De rechtbank concludeert echter dat dit plan thans nog onvoldoende handen en voeten heeft gekregen en nadere uitwerking behoeft. Zo is er nog geen woning beschikbaar en moet alle hulpverlening nog in gang worden gezet. Daarnaast wordt het belang van een klinische opname en recidivebeperking door de reclassering onderstreept. De rechtbank ziet gelet op al hetgeen hiervoor is besproken, ook vanwege het complexe verleden en de complexe problematiek van verdachte, geen kans om over te gaan tot een deels voorwaardelijke straf met deze voorgestelde bijzondere voorwaarde. De rechtbank is er niet van overtuigd dat een minder streng kader dezelfde mogelijkheden voor bestendige verbetering zal bieden en gunt verdachte juist dat er thans wel een goed traject met op den duur een eigen woning en juiste begeleiding wordt uitgezet.
De ISD-maatregel kan worden opgelegd als aan een aantal voorwaarden is voldaan. De rechtbank stelt vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 38m, eerste lid, onder 1° en 2°, van het Wetboek van Strafrecht en de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers. Bewezen is verklaard dat de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaande aan de feiten ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf en/of maatregel, of een vrijheidsbeperkende maatregel is veroordeeld, dan wel is hem onherroepelijk een taakstraf opgelegd, waarbij de rechtbank rekening houdt met de veroordeling van verdachte tot een tweede ISD-maatregel in 2022. [11] De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen.
Gelet op het voorgaande moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal plegen. De rechtbank verwijst hiervoor
naar haar overweging betreffende het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies en het strafblad van verdachte. Tevens wijst zij er op dat verdachte ook toegeeft direct misdrijven te plegen als hij vrij is, terwijl hij geen eigen woonplek heeft, om maar niet meer op straat te
belanden.
Nu eerdere veroordelingen en ingezette hulpverlening niet hebben voorkomen dat verdachte misdrijven pleegt, eist de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive de oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien het aantal door verdachte begane (soortgelijke) feiten. De rechtbank is van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Gelet verder op het belang van beveiliging van de maatschappij en van beëindiging van de recidive van verdachte, zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) duur van twee jaren
opleggen. Om de behandelmogelijkheden in het kader van de maatregel niet te doorkruisen en ten behoeve van de maximale beveiliging van de maatschappij, heeft de rechtbank bij het
bepalen van deze duur geen rekening gehouden met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Wel ziet de rechtbank, met de raadsman en de officier van justitie, aanleiding om zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen. Met een tussentijdse toetsing kan de voortvarendheid van het opstellen van een plan voor verdachte en het vinden van een passende vervolgplek in de gaten worden gehouden. De rechtbank wil graag zicht blijven houden op het verloop hiervan. De rechtbank benadrukt dat zij de gang van zaken tijdens de vorige ondergane ISD-maatregel van 2022 tot 2024 zeer betreurt, waarbij verdachte uiteindelijk gewoon op straat is gezet. Zij drukt de betrokken actoren op het hart om de tijd goed te besteden, zodat zorg wordt gedragen voor een goede uitstroom en een plan voor de toekomst. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de officier van justitie, zoals zij aangaf op zitting, aan de reclassering door zal geven welke aandachtspunten moeten worden meegenomen in het traject, zoals wijziging van de indicatiestelling, direct starten met invulling van het ambulante kader en direct starten met invulling van het zorgtraject, waarbij de optie Come On Over wordt meegenomen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[verbalisant 3]
De benadeelde partij [verbalisant 3] heeft in verband met belediging onder parketnummer 05/057382-25 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 400,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich niet verzet tegen toewijzing van deze vordering.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de belediging is de benadeelde in zijn eer of goede naam aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 400,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 3 februari 2025 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[verbalisant 7]
De benadeelde partij [verbalisant 7] heeft in verband met de mishandeling onder parketnummer 05/136930-25 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 600,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een verlaging van het bedrag is aangewezen.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandeling heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen en is de benadeelde in de eer of goede naam aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 600,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 6 mei 2025 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 63, 180, 266, 267, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
  • beslist dat 6 maanden na het begin van de tenuitvoerlegging van de maatregel de noodzaak van de voortzetting daarvan zal worden beoordeeld;
  • verzoekt de officier van justitie uiterlijk 2 weken voor de nieuwe zitting zorg te dragen voor het beschikbaar zijn van een rapport met daarin de stand van zaken van de tenuitvoerlegging;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/057382-25 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [verbalisant 3] van € 400,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [verbalisant 3], een bedrag te betalen van € 400,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 8 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 7]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/136930-25 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [verbalisant 7] van € 600,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [verbalisant 7] een bedrag te betalen van € 600,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 12 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. J.S.W. Lucassen en mr. C.L.A. Veeken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2025.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 9] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025037042, gesloten op 25 januari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 10] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025038944, gesloten op 26 januari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 11] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025052686, gesloten op 19 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
4.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 12] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025189135, gesloten op 26 april 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 13] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025202036, gesloten op 5 mei 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 14] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025208368, gesloten op 7 mei 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 7], p. 12-13.
8.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 15] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025398800, gesloten op 7 oktober 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 16] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025399767, gesloten op 21 augustus 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.