In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, staat de beroepsaansprakelijkheid van een Belgische dierenarts centraal. De eiser, een paardeneigenaar, heeft een vordering ingesteld na complicaties die zijn ontstaan tijdens een operatie van haar paard, dat onder algehele narcose werd geopereerd. De eiser stelt dat er mondeling is afgesproken dat de operatie niet onder algehele narcose zou plaatsvinden, maar staand zou worden uitgevoerd. De rechtbank heeft de eiser opgedragen bewijs te leveren van deze afspraak. Na getuigenverhoren, waarin zowel de eiser als haar ouders als getuigen zijn gehoord, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het bewijs niet is geleverd. De verklaringen van de getuigen waren niet overtuigend genoeg om de stelling van de eiser te onderbouwen. De rechtbank heeft ook de verklaringen van de dierenarts, die de operatie heeft uitgevoerd, in overweging genomen. Deze dierenarts heeft verklaard dat de operatie niet verder staand kon worden uitgevoerd vanwege de onrust van het paard en dat er toestemming was gegeven voor een algehele narcose indien nodig. De rechtbank heeft uiteindelijk de vorderingen van de eiser in conventie afgewezen en de vordering in reconventie van de gedaagde toegewezen, waarbij de eiser werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.