ECLI:NL:RBGEL:2025:10595

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
506858525
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige man voor diefstal met geweld, bedreiging en openlijke geweldpleging

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een 18-jarige man veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, bedreiging met geweld en openlijke geweldpleging. De man, die ten tijde van de feiten minderjarig was, heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks gewelddadige misdrijven, waarbij hij samen met een mededader slachtoffers heeft gekozen en hen onder druk heeft gezet om geld en waardevolle spullen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 september 2024 in Nijmegen samen met anderen een diefstal heeft gepleegd, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt tegen slachtoffer 1. Dit werd gevolgd door andere incidenten waarbij slachtoffers zijn mishandeld en gedwongen tot afgifte van geld en goederen. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 229 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 80 uren. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, die de gevolgen van de geweldsdelicten ondervonden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de noodzaak voor begeleiding en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/068585-25; 05/333672-24 (gev.ttz) en 05/210968-23 (tul)
Datum uitspraak : 11 november 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2007 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J. Velthoven, advocaat in Tiel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Parketnummer 05/068585-25
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging/tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 september 2024 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere geldbedragen van in totaal 40 euro en/of een
rijbewijs en/of diverse pasjes en/of een doos met poppers,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
gemakkelijk te maken
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere
deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te
verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of
- pepperspray in de ogen, althans in de richting, van die [slachtoffer 1] te
spuiten en/of
- die [slachtoffer 1] een blinddoek op te laten doen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht en/of de rug en/of ribben,
althans tegen
het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 1] in de zij, althans tegen het lichaam, te schoppen
en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "als je blijft liggen gebeurt je niks"
en/of "je gaat al je
geld geven" en/of "we zullen je eens een les leren" en/of "we weten
waar je woont,
we gaan je helemaal kapot maken" en/of "we gaan heel je familie
kapotmaken",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] vast te grijpen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2024 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon en/of rijbewijs
en/of kentekenbewijs en/of diverse pasjes en/of een doos met poppers en/of een of
meerdere geldbedragen van in totaal 40 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n)
door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of
- pepperspray in de ogen, althans in de richting, van die [slachtoffer 1] te spuiten en/of
- die [slachtoffer 1] een blinddoek op te laten doen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht en/of de rug en/of ribben, althans tegen
het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 1] in de zij, althans tegen het lichaam, te schoppen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "als je blijft liggen gebeurt je niks" en/of "je gaat al je
geld geven" en/of "we zullen je eens een les leren" en/of "we weten waar je woont,
we gaan je helemaal kapot maken" en/of "we gaan heel je familie kapotmaken",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] vast te grijpen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2024 te Nijmegen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of
- pepperspray in de ogen, althans in de richting, van die [slachtoffer 1] te spuiten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht en/of de rug en/of ribben, althans tegen
het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 1] in de zij, althans tegen het lichaam, te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] vast te grijpen;
2.
hij op of omstreeks 5 januari 2025 te Wijchen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op de openbare weg, Zuiderpoort en/of Huissteden,
een of meerdere geldbedragen van in totaal 2500 euro, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas en bijbehorende pincode
van die [slachtoffer 2] , in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte
en/of zijn mededaders, niet gerechtigd was/waren,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] bij de keel te grijpen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat als hij zijn telefoon geeft en meewerkt
er niets zou gebeuren en/of dat zij een foto hebben van zijn identiteitskaart en dat
zij weten wie hij is en/of dat hij gewoon moest meespelen en niets mocht flikken
en/of dat hij geen aangifte mocht doen en dat als hij dat wel zou doen dat zijn
familie dan binnenkort een tweede crematie mocht regelen, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een mes te tonen en/of met een mes op de grond te tikken en/of (daarbij) tegen
die [slachtoffer 2] te zeggen "Dat is scherp hè, zo'n mes";
3.
hij op of omstreeks 9 januari 2025 te Wijchen
openlijk, te weten, op/nabij een voetpad aan/bij Diepvoorde, in elk geval op of aan
de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3]
welk geweld bestond uit die [slachtoffer 3]
- meermalen bij de armen vast te pakken en/of
- in en/of tegen de rug, althans tegen het lichaam, te duwen en/of te slaan,
waardoor [slachtoffer 3] ten val is gekomen,
terwijl het door verdachte en/of zijn mededader(s) gepleegde geweld enig
lichamelijk letsel ten gevolge had;
4.
hij op of omstreeks 20 februari 2025 te Wijchen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op de openbare weg, Meerdreef,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te
dwingen tot de afgifte van geld, zijn telefoon en/of andere waardevolle goederen, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] en/of een derde
toebehoorde(n)
- die [slachtoffer 4] heeft geïnstrueerd om op de achterbank van zijn auto te gaan zitten
en/of
- heeft plaatsgenomen in de auto van die [slachtoffer 4] en/of
- heeft gevraagd om geld en de telefoon van die [slachtoffer 4] en/of
- die [slachtoffer 4] via zijn telefoon zijn bankgegevens en/of banksaldo heeft laten
tonen en/of
- een scherp voorwerp in de rechterzijde van die [slachtoffer 4] heeft geduwd en/of
gehouden en/of
- heeft gevraagd of die [slachtoffer 4] waardevolle spullen bij zich heeft en/of
- tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij moet gehoorzaam, althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en/of
- meermalen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 4] , heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 24 februari 2025 te Wijchen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 5] heeft mishandeld door
- een of meer armen om de nek van die [slachtoffer 5] heen te leggen en/of (vervolgens) te
klemmen en/of
- meermalen in het gezicht, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 5] te slaan en/of
te stompen.
Parketnummer 05/333672-24
1.
hij op of omstreeks 22 augustus 2024 te Nijmegen
heeft vervoerd,
in elk geval aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 23.09 gram, in elk geval een hoeveelheid van
niet meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars
en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 22 augustus 2024 te Nijmegen
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten artikel 9 Opiumwet,
gedaan door een ambtenaar, te weten, [hoofdagent 1] (hoofdagent Eenheid
Oost-Nederland) en/of [hoofdagent 2] (hoofdagent Eenheid
Oost-Nederland), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of
bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten,
door, nadat deze ambtenaar hem de uitlevering had bevolen of van hem
de uitlevering had gevorderd van alle aanwezige drugs die hij bij zich droeg of in de
scooter vervoerde, hieraan geen gevolg te geven.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte (hierna te noemen: [verdachte] ) zich schuldig heeft gemaakt aan de (primair) ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 05/068585-25 en 05/333672-24. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 05/068585-25 en 05/333672-24 geen bewijsverweer gevoerd.
Parketnummer 05/068585-25 [1]
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 14 – 16;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 18 – 20;
- de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2025.
Op basis van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 1 primair wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 87 – 90;
- de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2025.
Op basis van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 140 – 142;
- de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2025.
Op basis van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 3 wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 181 – 183;
- de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2025.
Op basis van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 4 wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 186 – 188;
- de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2025.
Op basis van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 5 wettig en overtuigend is bewezen.
Parketnummer 05/333672-24 [2]
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 18;
- de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2025.
Op basis van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 1 wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van rijden onder invloed, p. 6 – 9;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 18;
- de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2025.
Op basis van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend is bewezen.

3.De bewezenverklaring

Parketnummer 05/068585-25
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 05/068585-25 en 05/333672-24 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks25 september 2024 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, een ofmeerdere geldbedragen van in totaal 40 euro en/of een rijbewijs en/of diverse pasjes en/of een doos met poppers,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en
/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en
/of
- pepperspray in de ogen, althans in de richting, van die [slachtoffer 1] te spuiten en
/of
- die [slachtoffer 1] een blinddoek op te laten doen en
/of
- die [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht en/of de rug en/of ribben, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen en
/of
- die [slachtoffer 1] in de zij, althans tegen het lichaam, te schoppen en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "als je blijft liggen gebeurt je niks" en/of "je gaat al je geld geven" en/of "we zullen je eens een les leren" en/of "we weten waar je woont, we gaan je helemaal kapot maken" en/of "we gaan heel je familie kapotmaken",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of
- die [slachtoffer 1] vast te grijpen;
2.
hij op
of omstreeks5 januari 2025 te Wijchen tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,op de openbare weg, Zuiderpoort en/of Huissteden,
een ofmeerdere geldbedragen van in totaal 2500 euro,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of
dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas en bijbehorende pincode van die [slachtoffer 2] ,
in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededaders, niet gerechtigd was/waren,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 2] bij de keel te grijpen en
/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat als hij zijn telefoon geeft en meewerkt er niets zou gebeuren en/of dat zij een foto hebben van zijn identiteitskaart en dat zij weten wie hij is en/of dat hij gewoon moest meespelen en niets mocht flikken en/of dat hij geen aangifte mocht doen en dat als hij dat wel zou doen dat zijn familie dan binnenkort een tweede crematie mocht regelen,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of
- een mes te tonen en/of met een mes op de grond te tikken en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen "Dat is scherp hè, zo'n mes";
3.
hij op
of omstreeks9 januari 2025 te Wijchen openlijk, te weten, op/nabij een voetpad aan/bij Diepvoorde,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3]
welk geweld bestond uit die [slachtoffer 3]
- meermalen bij de armen vast te pakken en
/of
- in en/of tegen de rug,
althans tegen het lichaam,te duwen
/of te slaan,
waardoor [slachtoffer 3] ten val is gekomen, terwijl het door verdachte en/of zijn mededader
(s)gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge had;
4.
hij op
of omstreeks20 februari 2025 te Wijchen tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,op de openbare weg, Meerdreef, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 4] te
dwingen tot de afgifte van geld, zijn telefoon en/of andere waardevolle goederen,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] en/of een derde toebehoorde(n)
- die [slachtoffer 4] heeft geïnstrueerd om op de achterbank van zijn auto te gaan zitten en
/of
- heeft plaatsgenomen in de auto van die [slachtoffer 4] en
/of
- heeft gevraagd om geld en de telefoon van die [slachtoffer 4] en
/of
- die [slachtoffer 4] via zijn telefoon zijn bankgegevens en/of banksaldo heeft laten tonen en
/of
- een scherp voorwerp in de rechterzijde van die [slachtoffer 4] heeft geduwd en/of gehouden en
/of
- heeft gevraagd of die [slachtoffer 4] waardevolle spullen bij zich heeft en
/of
- tegen die [slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij moet gehoorzaam, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
/of
- meermalen tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 4] , heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op
of omstreeks24 februari 2025 te Wijchen tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen[slachtoffer 5] heeft mishandeld door
- een
of meerarm
enom de nek van die [slachtoffer 5] heen te leggen en/of (vervolgens) te klemmen en
/of
- meermalen in het gezicht,
althans tegen het lichaam,van die [slachtoffer 5] te slaan en/of te stompen.
Parketnummer 05/333672-24
1.
hij op
of omstreeks22 augustus 2024 te Nijmegen heeft vervoerd
, in elk geval aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van ongeveer 23.09 gram,
in elk geval een hoeveelheid van
niet meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks22 augustus 2024 te Nijmegen opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 9 Opiumwet,
gedaan door een ambtenaar, te weten, [hoofdagent 1] (hoofdagent Eenheid Oost-Nederland) en/of [hoofdagent 2] (hoofdagent Eenheid Oost-Nederland), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem de uitlevering had bevolen of van hem de uitlevering had gevorderd van alle aanwezige drugs die hij bij zich droeg of in de scooter vervoerde, hieraan geen gevolg te geven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/068585-25
feit 1, primair:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 4:
het medeplegen van een poging tot afpersing;
feit 5:
het medeplegen van mishandeling.
Parketnummer 05/333672-24
feit 1:
het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie die in duur gelijk is aan de tijd die [verdachte] al in voorarrest heeft doorgebracht en met aftrek van het voorarrest. Verder vordert zij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Daarnaast vordert zij een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 120 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel dient een proeftijd te worden gekoppeld voor de duur van 2 jaren en de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat rekening gehouden moet worden met de tijd die [verdachte] al in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft de raadsman naar voren gebracht dat het recidiverisico door de deskundigen wordt ingeschat als matig. Het strafvoorstel van de officier van justitie zou gelet op het voorgaande passend zijn.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van [verdachte] .
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een tweetal diefstallen met geweld, openlijk geweld, mishandeling en een poging tot afpersing. [verdachte] en de mededader kozen hun slachtoffers uit en zijn op geraffineerde wijze te werk gegaan. Zij hebben gebruik gemaakt van een datingprofiel om zo afspraakjes te maken met de beoogde slachtoffers. Bij het slachtoffer [slachtoffer 1] zijn [verdachte] en de mededader de slaapkamer van [slachtoffer 1] binnengekomen terwijl [slachtoffer 1] geblinddoekt was. Eenmaal binnen in de slaapkamer hebben zij pepperspray en geweld gebruikt om uiteindelijk geld mee te nemen. Bij de slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben [verdachte] en de mededader geweld gebruikt en gedreigd met geweld. [slachtoffer 2] werd gedwongen tot afgifte van zijn bankpas waarmee een groot geldbedrag is gepind. Dit geld is uiteindelijk verdeeld tussen [verdachte] en de mededader. De planmatige en berekenende wijze waarop de strafbare feiten zijn begaan laat de rechtbank meewegen bij de bepaling van de strafmaat. [verdachte] en de mededader zijn uit geweest op hun eigen geldelijk gewin, zonder oog te hebben voor de consequenties en impact van hun handelen voor de slachtoffers. De slachtoffers hebben tot op de dag van vandaag nog last van deze heftige gebeurtenissen. Zij zijn het vertrouwen in zichzelf en de medemens kwijtgeraakt. Ze zijn achterdochtig en sommigen durven niet meer alleen over straat.
Tot slot heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het bezit van 23 gram hasj en heeft hij geen gevolg gegeven aan een ambtelijk bevel. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen gezondheidsproblemen oplevert.
Al met al vindt de rechtbank het zorgelijk dat [verdachte] zich op jonge leeftijd schuldig heeft gemaakt aan een scala van ernstige strafbare feiten.
Persoon van [verdachte]
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van [verdachte] van 24 september 2025, waaruit blijkt dat [verdachte] eerder is veroordeeld door de strafrechter. Dit was in januari 2024 en [verdachte] is toen veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor mishandeling, met een proeftijd van twee jaar.. [verdachte] liep ten tijde van deze feiten dus in de proeftijd van die veroordeling en heeft zich door deze waarschuwing niet laten tegenhouden weer een veelheid van strafbare feiten te plegen.
Over [verdachte] is een Pro Justitia rapportage opgesteld. Uit de rapportage van psycholoog Hardoar van 18 mei 2025 volgt het volgende. Bij [verdachte] is sprake van ADHD en een oppositioneel-opstandige stoornis. Zijn geweten en zijn inlevingsvermogen zijn nog onvoldoende ontwikkeld, waardoor hij onvoldoende in staat is de gevolgen van zijn handelen te kunnen overzien. Hij heeft echter wel bewust de keuze gemaakt om contact te leggen met de slachtoffers en om de strafbare feiten te plegen. Daarnaast is sprake van een stoornis in cannabisgebruik. [verdachte] heeft tot hij is opgepakt langere tijd dagelijks geblowd. Sinds zijn aanhouding en verblijf in de JJI heeft hij dit niet meer gedaan en is hij ook gemotiveerd om dit niet meer te gaan doen. Binnen de beperkingen waarin hij nu zit kan dus gesteld worden dat zijn cannabisgebruik in vroege remissie is. Ten tijde van de strafbare feiten was [verdachte] onder invloed van cannabis. Hij heeft de mogelijkheid gehad om zelf te kiezen voor het al dan niet gebruik van verdovende middelen en hierdoor is hij ook verantwoordelijk voor het effect van deze middelen op zijn handelen. Op grond hiervan is het advies om [verdachte] de strafbare feiten volledig toe te rekenen. Het recidiverisico op gewelddadig gedrag wordt door de deskundige als matig ingeschat. Ten aanzien van het interventieadvies is gerapporteerd dat [verdachte] gebaat is bij een jeugdreclasseringstoezicht in een strak kader. Op deze manier wordt [verdachte] ondersteund in het behoud van een zinvolle dagbesteding en kan hij de contacten met antisociale vrienden blijvend verbreken. Verder wordt geadviseerd om aan [verdachte] ambulante hulpverlening op te leggen door de huidige jeugdreclasseerder en is het van belang dat hij doorgaat met zijn bokstraining/therapie omdat hij hierdoor meer controle krijgt over zijn boosheid en agressie.
De Raad heeft in samenspraak met de jeugdreclassering eveneens een rapportage over [verdachte] opgesteld. Uit deze rapportage, gedateerd 23 oktober 2025, blijktt het volgende. Tijdens het plegen van de strafbare feiten ging het niet goed met [verdachte] . Hij was niet bereikbaar voor zijn omgeving en gebruikte veel drugs. [verdachte] heeft zich gedurende zijn schorsing goed aan de opgelegde voorwaarden gehouden. Hij heeft inmiddels allerlei certificaten behaald en zijn agressieregulatie training weer opgepakt. Hiernaast krijgt [verdachte] begeleiding vanuit Iriszorg. Hij komt zijn afspraken na en lijkt de goede weg te zijn ingeslagen. De Raad vindt het belangrijk dat [verdachte] begeleiding vanuit de jeugdreclassering blijft houden en dat hij zijn behandeling bij Iriszorg door kan zetten. Ter terechtzitting is door de jeugdreclasseerder aangevuld dat het contact tussen [verdachte] en zijn ouders goed is en dat [verdachte] gemotiveerd is om mee te werken aan begeleiding en zijn therapie.
Straf
Alles afwegende komt de rechtbank tot de volgende conclusies. De rechtbank overweegt dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waarbij de rechtbank als strafverzwarend meeweegt dat het merendeel van de feiten in vereniging is gepleegd en dat [verdachte] nog in een proeftijd liep.
Concluderend vindt de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 229 dagen passend en geboden. Hiervan zullen 180 dagen voorwaardelijk zijn. Aan deze voorwaardelijke straf verbindt de rechtbank een proeftijd van twee jaren en de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank vindt het belangrijk dat [verdachte] ondersteund blijft worden en dat hij de positieve weg die hij is ingeslagen kan voortzetten. De tijd die door [verdachte] al in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht wordt op de jeugddetentie in mindering gebracht. Het onvoorwaardelijk gedeelte van de op te leggen jeugddetentie is gelijk aan het reeds door [verdachte] ondergane voorarrest. Tot slot zal de rechtbank aan [verdachte] een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 80 uren opleggen.

8. De beoordeling van de civiele vorderingen

Parketnummer 05/068585-25
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.578,50 aan materiële schade en € 1.250,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verder gevorderd de hoofdelijkheid uit te spreken.
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij geen verweer gevoerd.
Overweging van de rechtbank
Materiele schade
Door de benadeelde partij is gevorderd een bedrag van € 2.500,00 voor het weggenomen geld. Tevens is gevorderd een bedrag van € 78,50 voor een nieuwe identiteitskaart. De rechtbank is van oordeel dat deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd, dat er sprake is van rechtstreekse schade en dat de vordering op dit punt niet wordt betwist. Dit betekent dat de gevorderde kosten van in totaal € 2.578,50 zullen worden toegewezen.
Smartengeld
Door de benadeelde partij is een bedrag van € 1.250,00 aan smartengeld gevorderd.
Met betrekking tot deze gevorderde schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ontstaat het recht op vergoeding van smartengeld als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze. Er is in deze zaak sprake van een diefstal met geweld waarbij geweld is toegepast. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde gelet op de aard en de ernst van gepleegde normschending recht heeft op een vergoeding van het smartengeld. De hoogte van de vordering wordt niet betwist en de rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, wijst de rechtbank het bedrag aan smartengeld toe tot het gevorderde bedrag van € 1.250,00.
Conclusie
De toe te wijzen bedragen zijn dus de volgende:
  • Materiële schade: € 2.578,50
  • Immateriële schade: € 1.250,00
De rechtbank vermeerdert het toegewezen bedrag voor materiële schadevergoeding van
€ 2.578,50 met de wettelijke rente met ingang van 15 mei 2025, zijnde de datum van indiening van de vordering. De rechtbank vermeerdert het toegewezen bedrag van smartengeld van € 1.250,00 met de wettelijke rente met ingang van 5 januari 2025, de dag van het plegen van het feit.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan [verdachte] op te leggen. [verdachte] wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Nu er sprake is van toepassing van het jeugdstrafrecht zal geen gijzeling aan hem worden opgelegd.
De rechtbank overweegt tot slot dat [verdachte] en de medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken nu er sprake is van groepsaansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW, dit zowel voor wat betreft het toegewezen bedrag als de schadevergoedingsmaatregel. [verdachte] hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn mededader de schade heeft vergoed.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 189,71 aan materiële schade en € 2.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verder gevorderd de hoofdelijkheid uit te spreken.
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering tot materiële schade van de benadeelde partij geen verweer gevoerd. Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan smartengeld heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag dient te worden gematigd nu niet vastgesteld kan worden dat er gebruik is gemaakt van een vuurwapen. Een bedrag van
€ 1.250,00 is daarom passend.
Overweging van de rechtbank
Materiele schade
Door de benadeelde partij is een bedrag gevorderd van in totaal € 189,71 aan materiële schade, bestaande uit: verbandmiddelen, kosten eigen risico, kleding, telefoonhoesje en reiskosten. De rechtbank is van oordeel dat deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd, dat er sprake is van rechtstreekse schade en dat de vordering op dit punt niet wordt betwist. Dit betekent dat de gevorderde kosten van in totaal € 189,71 zullen worden toegewezen.
Smartengeld
Door de benadeelde partij is een bedrag van € 2.500,00 aan smartengeld gevorderd.
Met betrekking tot deze gevorderde schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van smartengeld als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze. Er is in deze zaak sprake van openlijk geweld waarbij de benadeelde letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde gelet op het voorgaande recht heeft op een vergoeding van het smartengeld. De rechtbank is verder van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, wijst de rechtbank het bedrag aan smartengeld toe tot een bedrag van € 1.250,00. De rechtbank ziet aanleiding om het gevorderde bedrag te matigen nu niet vastgesteld is dat er gebruik is gemaakt van een vuurwapen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot smartengeld.
Conclusie
De toe te wijzen bedragen zijn dus de volgende:
  • Materiële schade: € 189,71
  • Immateriële schade: € 1.250,00
De rechtbank vermeerdert het toegewezen bedrag voor materiële schadevergoeding van
€ 189,71met de wettelijke rente met ingang van 30 maart 2025, zijnde de datum van indiening van de vordering. De rechtbank vermeerdert het toegewezen bedrag van smartengeld van € 1.250,00 met de wettelijke rente met ingang van 9 januari 2025, de dag van het plegen van het feit.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan [verdachte] op te leggen. [verdachte] wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Nu er sprake is van toepassing van het jeugdstrafrecht zal geen gijzeling aan hem worden opgelegd.
De rechtbank overweegt tot slot dat [verdachte] en de medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken nu er sprake is van groepsaansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW, dit zowel voor wat betreft het toegewezen bedrag als de schadevergoedingsmaatregel. [verdachte] hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn mededader de schade heeft vergoed.
[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in verband met feit 5 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 455,67 aan materiële schade en € 850,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verder gevorderd de hoofdelijkheid uit te spreken.
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij geen verweer gevoerd.
Overweging van de rechtbank
Materiele schade
Door de benadeelde partij is gevorderd een bedrag van € 455,67 voor zijn kapotte bril. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost voldoende is onderbouwd, dat er sprake is van rechtstreekse schade en dat de vordering op dit punt niet wordt betwist. Dit betekent dat de gevorderde kosten van in totaal € 455,67 zullen worden toegewezen.
Smartengeld
Door de benadeelde partij is een bedrag van € 850,00 aan smartengeld gevorderd.
Met betrekking tot deze gevorderde schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van smartengeld als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze. Er is in deze zaak sprake van een mishandeling. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde gelet op het voorgaande recht heeft op een vergoeding van het smartengeld. De rechtbank is verder van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat de vordering niet wordt betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, wijst de rechtbank het bedrag aan smartengeld toe tot het gevorderde bedrag van € 850,00.
Conclusie
De toe te wijzen bedragen zijn dus de volgende:
  • Materiële schade: € 455,67
  • Immateriële schade: € 850,00
De rechtbank vermeerdert het toegewezen bedrag voor materiële schadevergoeding van
€ 455,67 met de wettelijke rente met ingang van 6 april 2025, zijnde de datum van indiening van de vordering. De rechtbank vermeerdert het toegewezen bedrag van smartengeld van
€ 850,00 met de wettelijke rente met ingang van 24 februari 2025, de dag van het plegen van het feit.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan [verdachte] op te leggen. [verdachte] wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Nu er sprake is van toepassing van het jeugdstrafrecht zal geen gijzeling aan hem worden opgelegd.
De rechtbank overweegt tot slot dat [verdachte] en de medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken nu er sprake is van groepsaansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW, dit zowel voor wat betreft het toegewezen bedrag als de schadevergoedingsmaatregel. [verdachte] hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn mededader de schade heeft vergoed.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/210968-23)

De kinderrechter heeft [verdachte] op 17 januari 2024 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft bepleit dat de bij die eerdere veroordeling vastgestelde proeftijd met één jaar dient te worden verlengd.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd. De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 184, 300, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 05/068585-25 en 05/333672-24, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
229 dagen;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- dagbesteding heeft in de vorm van werk en/of school;
- meewerkt aan begeleiding en behandeling, ook met betrekking tot middelengebruik en urinecontroles, indien en zolang de jeugdreclassering dat nodig acht;
- meewerkt aan een traject als MDFT of een soortgelijk traject, indien en zolang de jeugdreclassering dat nodig acht;
- op geen enkele wijze contact heeft of zoekt met de medeverdachte [medeverdachte] (geboren op [geboortedag 2] 2006 te [geboorteplaats 2] ) en met de slachtoffers in onderhavige zaak, indien en zolang de jeugdreclassering dat nodig acht;
 waarbij de jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 legt op
een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van
80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
 heft op het – geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis;
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
- de materiële schade van € 2.578,50 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
- het smartengeld van € 1.250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 2.578,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2025, en € 1.250,00 aan smartengeld vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
0 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
- de materiële schade van € 189,71 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
- het smartengeld van € 1.250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 189,71 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2025, en € 1.250,00 aan smartengeld vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
0 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] :
- de materiële schade van € 455,67 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
- het smartengeld van € 850,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 5] , een bedrag te betalen van € 455,67 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2025, en € 850,00 aan smartengeld vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
0 dagengijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging (05/210968-23)
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 17 januari 2024 door de kinderrechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een werkstraf, in de vorm van een taakstraf, van 40 uren (parketnummer 05/210968-23).
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen (kinderrechter en voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. M.W. Stoet, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024451814, gesloten op 8 mei 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024392494, gesloten op 3 november 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.