ECLI:NL:RBGEL:2025:10629

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 december 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
05.079249.25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een militair voor poging tot invoer van cocaïne en veroordeling voor bezit van lachgas

Op 8 december 2025 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige militair. De verdachte werd vrijgesproken van de poging om cocaïne vanuit Curaçao naar Nederland te brengen, maar werd wel veroordeeld voor het bezit van lachgas. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar postpakketten die op marinebasis Parera te Curaçao waren aangetroffen en die cocaïne bevatten. De militaire kamer oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud van de postpakketten. De verdachte had verklaard dat hij post voor een medeverdachte had opgehaald, maar de kamer kon niet vaststellen dat hij wetenschap had van de cocaïne. Wel werd bewezen dat hij op 13 maart 2025 een hoeveelheid lachgas in zijn woning had, wat in strijd is met de Opiumwet. De militaire kamer legde een geldboete van € 750 op, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/079249-25
Datum uitspraak : 8 december 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. A. Sahin, advocaat in Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 januari 2025 tot en met 13 maart 2025 te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug en/of te Schiphol en/of Bunnik en/of ’s-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland en/of op Curaçao, (telkens) tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (vanuit Curaçao) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, ongeveer 1.712 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- cocaïne heeft/hebben laten verbergen en/of verborgen in meerdere postpakketten/poststukken en/of enveloppen voorzien van Defensielogo en/of
- deze voornoemde postpakketten/poststukken en/of enveloppen (met cocaïne) via de militaire postlijn naar Nederland heeft/hebben laten versturen en/of verstuurd en/of
-(online) heeft/hebben gezocht naar de prijzen dan wel de waarde van cocaïne en/of dit te delen met andere perso(o)n(en) en/of
- de namen van militairen, waarover verdachte en/of zijn mededader(s) vanuit zijn/hun functie kon beschikken, heeft/hebben doorgegeven aan andere perso(o)n(en) en/of zodat deze konden
worden gebruikt voor de adressering van de ontvanger(s) van de postpakketten/poststukken en/of enveloppen (met cocaïne) en/of
- zeer specifieke omschrijvingen van de postpakketten/poststukken/enveloppen (met cocaïne) heeft/hebben gegeven en/of heeft/hebben aangegeven dat deze postpakketten/poststukken/enveloppen (met cocaïne) uit een postkluis in de postkamer bij Facilitair Bedrijf Defensie (FBD) en/of bureau BUCON op het kazerneterrein moesten worden gehaald en/of mee genomen moest worden naar een woning en/of
- ( vervolgens) voornoemde postpakketten/poststukken/enveloppen (met cocaïne) uit een postkluis in de postkamer bij Facilitair Bedrijf Defensie (FBD) en/of bureau BUCON op het kazerneterrein heeft/hebben opgehaald en/of
- heeft/hebben gevraagd om een pic/foto van deze postpakketten/poststukken/enveloppen (met cocaïne) te maken en/op te sturen, op basis waarvan gezien kon worden om welke
postpakketten/poststukken/enveloppen het ging en/of
- ( vervolgens) na het ophalen van deze postpakketten/poststukken/enveloppen (met cocaïne) een pic/foto en/of video via Snapchat heeft/hebben gemaakt en/of gestuurd en/of en/of video via Snapchat heeft/hebben gemaakt en/of gestuurd en/of
- ( vervolgens) deze poststukken/poststukken/enveloppen (met cocaïne) in een rugzak heeft/hebben verborgen en/of op deze wijze deze poststukken/poststukken/enveloppen (met cocaïne) vanaf het kazerneterrein mee naar een woning heeft/hebben genomen en/of
- ( vervolgens) meermaals met elkaar contact te onderhouden ten einde af te stemmen dat iemand deze postpakketten/poststukken/enveloppen (met cocaïne) bij een woning zou komen ophalen en/of
-heeft/hebben gezorgd dat iemand bij een woning deze postpakketten/poststukken/enveloppen (met cocaïne) zou komen ophalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Eén of meer (andere) onbekend gebleven personen, in elk geval een ander dan verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 januari 2025 tot en met 13 maart 2025 te Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug en/of te Schiphol en/of Bunnik en/of ’s-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland en/of op Curaçao tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door deze onbekend gebleven personen voorgenomen misdrijf om (vanuit Curaçao) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 1.712 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte, in of omstreeks de periode van 14 januari 2025 tot en met 13 maart 2025, in Doorn en/of Rotterdam en/of ‘s Gravenhage
,althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- de namen van militairen, waarover hij vanuit zijn functie kon beschikken, door te geven aan andere perso(o)n(en)en/of zodat deze konden worden gebruikt voor de adressering van de ontvanger(s) van de postpakketten/poststukken en/of enveloppen (met cocaïne) en/of
- postpakketten/poststukken/enveloppen (met cocaïne) uit een postkluis in de postkamer bij Facilitair Bedrijf Defensie (FBD) en/of bureau BUCON op het kazerneterrein te halen en/of
- ( vervolgens) na het ophalen van deze postpakketten/poststukken/enveloppen (met cocaïne) een foto en/of video via Snapchat te maken en deze naar een persoon te sturen en/of
- deze poststukken/poststukken/enveloppen (met cocaïne) in zijn rugzak te verbergen en op deze wijze deze poststukken/poststukken/enveloppen (met cocaïne) vanaf het kazerneterrein mee naar zijn woning te nemen en/of
-(vervolgens) met deze persoon meermaals contact te onderhouden ten einde af te stemmen dat iemand deze postpakketten/poststukken/enveloppen (met cocaïne) bij hem zou komen ophalen;
2.
hij op of omstreeks 13 maart 2025 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid van (ongeveer) 12 kilogram distikstofmonoxide/N2O (lachgas), in elk geval een hoeveelheid distikstofmonoxide (lachgas), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair, als subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw primair betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het onderzoek naar de inhoud en het gewicht van de cilinders onvolledig is geweest en deze zijn vernietigd, waardoor nader onderzoek niet meer mogelijk is. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de cilinders lachgas bevatten.
Beoordeling door de militaire kamer
Ten aanzien van feit 1:
Op 13 februari 2025 zijn op marinebasis Parera te Curaçao twee postpakketten en vijf enveloppen aangetroffen in de militaire postlijn. De dagtekening van de pakketten was 14 januari 2025. De pakketten waren geadresseerd aan de navolgende personen:
1. MARN ALG [naam 1] (sealbag voorzien van nummer A0065731);
2. SGT MARN ALG [naam 2] (sealbag voorzien van nummer A0065734);
3. MARN ALG [naam 3] (envelop);
4. SGT MARN ALG [naam 2] (envelop);
5. MARN ALG [naam 1] (envelop);
6. MARN ALG [naam 3] (envelop) en;
7. SM JR MARN ALG [naam 4] (envelop).
De vijf enveloppen bevatten allen het logo van de Koninklijke Marine.
Omdat de modus operandi overeenkwam met twee eerdere zendingen die in januari 2025 zijn onderschept, zijn de pakketten onderworpen aan een röntgenonderzoek. Nadat de postpakketten waren geopend, bleek dat deze verdovende middelen als inhoud hadden. Uit onderzoek is gebleken dat de pakketten in totaal netto 1712 gram cocaïne bevatte. In twee van de zeven pakketten is vervolgens plaatsbepalingsapparatuur geplaatst, waarna alle pakketten zijn overgebracht naar Nederland. Op 6 maart 2025 zijn de pakketten weer opnieuw ingebracht in de militaire postlijn. Tussen 6 maart 2025 en 13 maart 2025 bevonden de pakketten zich in de militaire postlijn. Op 13 maart 2025 zijn de pakketten aangekomen op het originele postadres: de Van Braamhouckgeest Kazerne in Doorn. Nadat de pakketten enkele uren in hetzelfde gebouw bleven, kwamen ze om 15:15 uur in beweging. Om 16:00 uur bewogen de pakketten zich vervolgens richting de in/uitgang. Door leden van het onderzoeksteam
werd vastgesteld dat de postpakketten zich op exact dezelfde locatie bevonden als verdachte die zich op dat moment verplaatste in dezelfde richting als de postpakketten. Nadat verdachte is aangehouden, werd dat in zijn rugzak een vuilniszak aangetroffen. Daarin bleken de vooraf geprepareerde pakketten te zitten die vanuit Curaçao naar Nederland waren verstuurd.
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ) hem het weekend vóór 13 maart 2025 had gevraagd om post voor hem op te halen, omdat hij zelf op oefening was. [medeverdachte] had verdachte verteld hoe deze pakketten eruit zagen. [medeverdachte] verwachtte A4 formaat enveloppen en twee pakketten ook het formaat van een A4, die leken op zakjes van Zalando. Deze pakketten zouden voor [medeverdachte] zijn en hij had verdachte gevraagd om de pakketten mee naar huis te nemen, waar hij ze zou komen ophalen. Verdachte is op 13 maart 2025 naar FBD gelopen met een enveloppe van zijn Grootmajoor. Daar heeft hij de enveloppe ingeleverd en gelijk de post voor [eenheid] opgehaald. Bij het openen van de locker viel het hem gelijk op dat er vijf enveloppen van A4 formaat en ook twee zakken erin zaten, die aan de beschrijving door [medeverdachte] voldeden. Verdachte zag dus alles wat [medeverdachte] had beschreven. Er lag verder geen post in de locker. Verdachte nam alles mee en is teruggelopen naar zijn werkplek, waar hij vervolgens alle pakketten in een vuilniszak en vervolgens in zijn rugzak heeft gestopt. Dit deed hij zodat deze poststukken niet vies werden door zijn kisten die ook in de rugzak moesten. Nadat verdachte de post had opgehaald heeft hij via Snapchat een video van ongeveer twee seconden naar [medeverdachte] gestuurd. In deze video waren de pakketten heel kort te zien. De pakketten waren hier niet heel goed op te zien en [medeverdachte] vroeg hem of hij een duidelijkere foto of video kon sturen. [medeverdachte] heeft [verdachte] specifiek gevraagd om deze pakketten mee naar huis te nemen.
In de telefoon van verdachte is het volgende Snapchat gesprek aangetroffen tussen verdachte ( [account 1] ) en [medeverdachte] ( [account 2] ) op 13 maart 2025. Omdat het gesprek in het Papiaments is gevoerd, is dit gesprek vertaald door twee beëdigde tolken.
Verzender
Datum/tijd
Gespreksinhoud
Vertaling tolk 1
Vertaling tolk 2
[account 2]
14:17:14 (UTC+1)
Se
Ja
Ja
[account 2]
14:17:20 (UTC+1)
Pa sa si tur a yga
Om te weten of
alles
aangekomen is
Om te weten af
allemaal is
aangekomen
[account 1]
14:17:33 (UTC+1)
Fam nn t den tas
bruh
Familie ze zijn
in de tas joh
Fam, ze zijn in de
tas bruh
[account 1]
14:17:41 (UTC+1)
Mi t den kantoor
Ik ben in kantoor
Ik ben in kantoor
[account 2]
14:17:41
(UTC+1)
Awel figoo
Nou goed dan
Welnu is goed
[account 2]
14:17:46 (UTC+1)
Geen stress
Geen stress
Geen stress
[account 2]
14:27:09 (UTC+1)
Bai kunn, nan t
bin tuma nn serka
bo
Neem ze mee,
ze komen ze bij
jou ophalen
Neem ze mee, ze
komen ze bij je
halen
[account 1]
14:39:51
(UTC+1)
Kia dia?
Wanneer?
Welke dag?
[account 2]
14:40:00
(UTC+1)
Awe mes kai sigur
Bijna zeker
vandaag zelf
Ik zelf vrij zeker
[account 1]
14:40:10
(UTC+1)
Fgo laga mi sa
Goed laat het
me weten
Is goed, laat mij
Weten
[account 2]
14:40:14
(UTC+1)
Se
Ja
Ja
[account 1]
14:40:48
(UTC+1)
Kualke ko nn
primi bel
1) Anders
drukken ze bel.
(aanbellen?)
2) Anders bellen
ze.
In geval drukken ze op de bel
[account 1]
14:40:55
(UTC+1)
No app mi mes
App mij niet
App me helemaal niet
[account 2]
14:41:03
(UTC+1)
Hhahaha komt gd
Hhhahah komt
goed
Haha komt goed
[account 2]
14:41:28
(UTC+1)
Ora bt rustig,
manda un pic di
nn tur pmi
Als je rustig
bent, stuur een
pic van ze
allemaal
voor/naar mij
Als je rustig ben,
stuur een pic van
ze allemaal voor
me
[account 1]
14:46:57
(UTC+1)
Fgo
Goed
Is goed
[account 1]
14:47:04
(UTC+1)
Ora mi yega kas
awoki
Als/wanneer ik
nu thuis kom
Nu als ik thuis
Aankom
[account 2]
14:47:08
(UTC+1)
ON
ON/goed
On
Conclusie:
Niet ter discussie staat dat via de militaire postlijn van Defensie vanuit marinebasis Parera op Curaçao 1.712 gram cocaïne – verpakt in poststukken – naar de Van Braamhouckgeest kazerne in Doorn is verzonden, door deze poststukken te richten aan mariniers die op dat moment niet (meer) werkzaam waren bij het [eenheid] op de kazerne in Doorn. De vraag die aan de militaire kamer voorligt, is of verdachte hier bij betrokken is geweest. De militaire kamer overweegt hierover als volgt.
Voorop staat dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte uit eigen hoofde wetenschap had van de inhoud van de postpakketten. Voorts is uit de bewijsmiddelen niet gebleken dat medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte heeft verteld wat er in die poststukken zat, noch dat verdachte daar naar heeft gevraagd. Dat kan vreemd zijn, omdat de verdachten als broers waren met elkaar en alles deelden, maar dat is niet voldoende om wetenschap aan te nemen bij verdachte van de inhoud van de postpakketten.
Gebleken is dat verdachte op de dag dat de voornoemde postpakketten in Doorn aankwamen (13 maart 2025) naar FBD is gegaan, omdat de Grootmajoor hem heeft gevraagd een poststuk naar FBD te brengen. De Grootmajoor heeft dit desgevraagd tegenover de Koninklijke Marechaussee (KMar) bevestigd. Verdachte heeft de post van de Grootmajoor naar FBD gebracht en op dat moment ook gekeken of er nog post was, waar medeverdachte [medeverdachte] op zat te wachten. Met andere woorden: niet is komen vast te staan dat verdachte doelbewust naar de FBD is gegaan om post voor medeverdachte [medeverdachte] op te halen. Hij kon ook niet weten dat die post al was gearriveerd. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is namelijk gebleken dat men in zijn algemeenheid niet weet wanneer poststukken uit het Caribisch gebied aankomen op de kazerne. Uit de diverse getuigenverklaringen van FBD en Bucon volgt overigens ook niet dat verdachte voor 13 maart 2025 regelmatig kwam controleren of vragen of er post (voor medeverdachte [medeverdachte] ) was. De militaire kamer kan daarmee niet uitsluiten dat verdachte dus per toeval op 13 maart 2025 in het postvak van de [eenheid] is gaan kijken, omdat [medeverdachte] post verwachtte en hij daar op verzoek van de Grootmajoor toch moest zijn. In theorie zou het zelfs zo kunnen zijn geweest dat iemand anders (eerder) de post zou hebben opgehaald.
Het is voor de militaire kamer vervolgens onbegrijpelijk dat verdachte alleen op basis van de beschrijving van zeven poststukken door medeverdachte [medeverdachte] heeft gedacht dat de poststukken die verdachte vervolgens aantrof daadwerkelijk voor medeverdachte [medeverdachte] waren bedoeld. Ook is het voor de militaire kamer onbegrijpelijk dat verdachte de namen op die poststukken niet meer heeft gecontroleerd (ook niet toen hij die in een vuilniszak en in zijn rugzak deed). Ook is onbegrijpelijk dat medeverdachte [medeverdachte] in zijn laatste verklaringen heeft aangegeven op een diensttelefoon – dus slechts één poststuk – te wachten, maar toen verdachte een filmpje en foto maakte van zeven poststukken toonde, hij tegen verdachte heeft gezegd dat hij alle poststukken mee moest nemen. Maar buiten het feit dat deze gang van zaken onbegrijpelijk is, kan de militaire kamer niet uitsluiten dat het is gegaan zoals verdachte verklaart. En het handelen door verdachte zou (in theorie) wel degelijk kunnen zijn ingegeven door haast, stress of werkdruk. Dat hij vervolgens op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] , die hij toen nog blindelings vertrouwde en zegt te hebben willen helpen, de poststukken van de kazerne wilde meenemen, wat in het geheel niet is toegestaan zoals verdachte zelf ook weet, is minst genomen naïef en laakbaar te noemen. Maar dat betekent nog steeds niet dat verdachte kennis had van de inhoud van de poststukken.
En ook al roepen de verschillende chatgesprekken mogelijk vragen op, naar het oordeel van de militaire kamer duiden die gesprekken afzonderlijk noch gelezen in de context van verdachtes handelen, op voldoende mate van wetenschap op bij verdachte van de inhoud van die stukken.
Alhoewel het dossier aldus meerdere ‘toevalligheden’ bevat, die wellicht op betrokkenheid door verdachte bij de invoer van drugs lijken te duiden, kan bij gebrek aan voldoende concrete aanknopingspunten, niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk wetenschap heeft gehad van de inhoud van de pakketten. Gelet daarop spreekt de militaire kamer verdachte vrij van hetgeen hem onder feit 1 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 2: [1]
Op 13 maart 2025 zijn bij de doorzoeking in de woning van verdachte in totaal zeven cilinders aangetroffen, waarvan zes cilinders in een ruimte met afzuiging en één cilinder in het washok. [2] De zes cilinders waren elk afzonderlijk verpakt in een kartonnen doos. Deze kartonnen dozen waren voorzien van een groene sticker met een afbeelding van een gasfles en twee gevarenstickers. Door verbalisanten wordt geconstateerd dat bij zes van de zeven cilinders geen gebruikssporen of beschadiging zichtbaar waren, hetgeen zou kunnen betekenen dat deze cilinders niet zijn gebruikt. Alleen bij de zevende cilinder zijn volgens verbalisant [verbalisant 1] gebruikssporen te zien. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] (verder: [verbalisant 2] ) heeft geconstateerd dat zes van de zeven cilinders met lachgas ongeveer hetzelfde gewicht hadden, deze hadden duidelijk meer gewicht dan de zevende lachgascilinder. [verbalisant 2] heeft daarnaast gerelateerd dat bij het draaien aan het ventiel bij één van de zes lachgascilinders een hoorbaar gas vrij kwam uit de cilinder. [4]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de lachgascilinders door vrienden waren meegenomen en gebruikt werden voor het vullen van ballonen tijdens een feest bij hem thuis. De cilinders waren volgens verdachte nagenoeg leeg. Deze lagen nog in zijn woning, omdat hij niet wist waar hij de cilinders kon weggooien en ook niet wist dat het bezit van lachgascilinders strafbaar is. [5]
Conclusie
De militaire kamer is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dan wel vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen en overweegt als volgt.
De militaire kamer stelt voorop dat op grond van recente jurisprudentie blijkt dat voor een bewezenverklaring voldoende is dat met een benodigde mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de cilinders lachgas bevatten.
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte een aantal lachgascilinders aanwezig heeft gehad in zijn woning. Met de verdediging is de militaire kamer van oordeel dat op basis van het dossier niet het exact gewicht van de in de woning van verdachte aangetroffen lachgascilinders kan worden vastgesteld. Weliswaar zijn de lachgascilinders niet gewogen, maar uit de constatering van verbalisant [verbalisant 2] dat er enig gas was vrijgekomen bij het opendraaien van het ventiel, kan wel gesproken worden over de aanwezigheid van ‘een hoeveelheid’ lachgas. Daarnaast geeft het feit dat bij zes cilinders geen gebruikssporen of beschadiging zichtbaar waren, geen ondersteuning voor de verklaring van verdachte dat de cilinders leeg waren. De militaire kamer neemt hierbij tevens in aanmerking dat de cilinders verpakt waren in dozen met fabriek stickers met een afbeelding van een gasfles en gevarenstickers erop en dat verdachte zelf heeft verklaard dat de cilinders van lachgas zijn. De omstandigheid dat er geen onderzoek is gedaan naar de inhoud en het gewicht van de cilinders, zoals door de verdediging is aangevoerd, leidt dan ook niet tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, danwel tot vrijspraak, nu de militaire kamer op basis van de bewijsmiddelen met een benodigde mate van zekerheid kan vaststellen dat de cilinders een hoeveelheid lachgas bevatten. Dat de cilinders later zijn vernietigd, doet daar niet aan af.
Conclusie:
Op grond van het voorgaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid lachgas.
Voorwaardelijk verzoek
Door de raadsvrouw is het voorwaardelijke verzoek gedaan om alsnog een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken met betrekking tot de inhoud van de cilinders, omdat de straftoemeting bij dergelijke zaken afhankelijk is van het nettogewicht.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de militaire kamer hier geen aanleiding toe, gezien op grond van de bewijsmiddelen kan worden geconcludeerd dat de cilinder(s) in ieder geval een hoeveelheid lachgas hebben bevat.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks13 maart 2025 te ’s-Gravenhage,
althans in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
(grote)hoeveelheid distikstofmonoxide/N2O (lachgas),
in elk geval een hoeveelheid distikstofmonoxide (lachgas), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van éénentwintig maanden waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met de oplegging van Reclasseringstoezicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een hoeveelheid lachgas. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van lachgas een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt toegebracht. Om die redenen staat lachgas sinds 1 januari 2023 op de lijst II van de Opiumwet, waardoor het bezit strafbaar is. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek.
Uit het Uittreksel Justitie Documentatie van verdachte van 30 oktober 2025 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De militaire kamer heeft tevens kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 11 november 2025. Door de proceshouding van verdachte en het gebrek aan relevante aanknopingspunten, kan de reclassering geen duidelijke uitspraken doen over het risico op recidive en mogelijke delictgerelateerde factoren. Het netwerk van verdachte kan wel als (deels) risico verhogend worden beschouwd. De reclassering acht het verder positief dat verdachte op de overige leefgebieden een stabiel leven leidt. Doordat verdachte bij een veroordeling mogelijk zijn baan en daardoor ook zijn inkomen verliest, zijn er voor de reclassering indicaties voor reclasseringsbemoeienis. Gelet daarop adviseert de reclassering om een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles overziend – en gelet op soortgelijke zaken – is de militaire kamer van oordeel dat een geldboete van 750 euro passend en geboden is, en zal deze aan verdachte opleggen. De militaire kamer acht gelet op de vrijspraak voor feit 1 en de wijze van afdoening van feit 2 betrokkenheid van de reclassering niet aangewezen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het feit 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een geldboete van € 750 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis;
 bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) doorgebracht, bij de uitvoering op de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,00 per dag;
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings rechter en kapitein-ter-zee (LD) mr. J.L. Wesstra, militair lid, in tegenwoordigheid van L. Willems en
L.H. Hoogenbergen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
8 december 2025.
mr. J.L. Wesstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek 27DORODONG/27FBI250001, gesloten op 8 oktober 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 1087.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1089-1095.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1128-1129.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2025.