ECLI:NL:RBGEL:2025:10660

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
378309
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens drugshandel en voorbereidingshandelingen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 november 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van drugshandel en voorbereidingshandelingen. De verdachte, geboren in 1989, is beschuldigd van het opzettelijk bereiden, bewerken, verkopen, en vervoeren van verdovende middelen, waaronder cocaïne, amfetamine en MDMA, in de periode van 13 juni 2020 tot en met 9 maart 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat hij via encrypted chatgesprekken contact had met andere personen over de beschikbaarheid en prijs van deze middelen. De officier van justitie en de verdediging hebben procesafspraken gemaakt, waarbij een gevangenisstraf van 24 maanden en een geldboete van € 20.000,- werd voorgesteld. De rechtbank oordeelde echter dat deze straf te laag was in verhouding tot de ernst van de feiten en heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 113 weken (26,5 maanden) opgelegd, samen met de geldboete. De rechtbank heeft de gemaakte procesafspraken in overweging genomen, maar vond dat de ernst van de feiten een hogere straf rechtvaardigde. De verdachte heeft verklaard dat hij de gemaakte afspraken begreep en vrijwillig heeft meegewerkt aan de totstandkoming daarvan. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.378309-24
Datum uitspraak : 19 november 2025
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. L.H. van der Grinten, advocaat in Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 9 maart 2021 te Nijmegen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of
- een (grote) hoeveelheid amfetamine(olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine en/of
- een (grote) hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA,
zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 9 maart 2021 te Nijmegen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA, in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of
uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft
getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft
gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- via encrypted SkyECC chatgesprekken veelvuldig contact te hebben met andere personen die
betrokken zijn bij de productie en/of de vervaardiging en/of het verkopen en/of het afleveren
en/of het verstrekken en/of het vervoeren van verdovende middelen (zijnde cocaïne en/of
amfetamine en/of MDMA) en/of precursoren en/of grondstoffen (zijnde apaan en/of fosfor en/of
A-olie en/of B-olie) ten behoeve van de vervaardiging van verdovende middelen (zijnde
amfetamine en/of MDMA) en/of
- via encrypted SkyECC chatgesprekken informatie te geven en/of vragen te stellen aan die andere personen over de beschikbaarheid en/of de prijs en/of de hoeveelheid en/of de kwaliteit en/of de levering van de te verkopen en/of aan te kopen verdovende middelen (zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA) en/of precursoren en/of grondstoffen (zijnde apaan en/of fosfor en/of A-olie en/of B-olie) ten behoeve van de vervaardiging van verdovende middelen (zijnde
amfetamine en/of MDMA) en/of
- via encrypted SkyECC chatgesprekken met die andere personen afspraken te maken over de
leverdata en/of betalingswijze van de door verdachte aan te kopen en/of te verkopen verdovende
middelen (zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA) en/of precursoren en/of grondstoffen
(zijnde apaan en/of fosfor en/of A-olie en/of B-olie) ten behoeve van de vervaardiging van
verdovende middelen (zijnde amfetamine en/of MDMA) en/of
- verdovende middelen (zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA) en/of precursoren en/of
grondstoffen (zijnde apaan en/of fosfor en/of A-olie en/of B-olie) ten behoeve van de
vervaardiging van verdovende middelen (zijnde amfetamine en/of MDMA) voorhanden te hebben en/of aan te kopen en/of te verkopen en/of
- een of meerdere cryptotelefoons voorhanden te hebben.

2.Procesafspraken

Het openbaar ministerie (OM) en de raadsvrouw van verdachte hebben de mogelijkheid onderzocht van het maken van procesafspraken over de afdoening van deze strafzaak. Naar aanleiding hiervan heeft de officier van justitie de rechtbank op 6 oktober 2025 een door zowel de officier van justitie als door verdachte en zijn raadsvrouw ondertekende overeenkomst procesafspraken toegezonden. In deze overeenkomst zijn de door het OM, verdachte en zijn raadsvrouw gemaakte procesafspraken, waaronder een gezamenlijke zienswijze over de beoordeling van de ten laste gelegde feiten en een gemeenschappelijk afdoeningsvoorstel, opgenomen. Partijen beogen daarmee de strafzaak op korte termijn tot een einde te laten komen.
In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
De verdediging
• De verdediging zal geen onderzoekswensen indienen of (inhoudelijke) verweren voeren.
• Verdachte hoeft geen bekennende verklaring af te leggen, maar mag dit uiteraard wel.
Hij zal de feiten in elk geval niet ontkennen. De verdediging zal ruim voor de
eerstvolgende zitting, door ondertekening van deze procesafspraken en door middel van
een bericht van de raadsman richting rechtbank en OM schriftelijk aangeven dat de
feiten en kwalificaties zoals tussen OM en verdediging vastgesteld in de bijlage A, niet worden ontkend.
• Verdachte geeft aan betalingsbereid te zijn, in staat te zijn tot betaling en geen
draagkrachtverweer te zullen voeren voor wat betreft zijn financiële verplichtingen
voortvloeiende uit de strafzaak.
• De verdachte beseft dat het niet voeren van verdediging zal leiden tot een veroordeling
van één of meerdere strafbare feiten zoals omschreven in de tenlasteleggingen.
• De verdediging zal gedurende het proces in eerste aanleg geen verzoeken met
betrekking tot de voorlopige hechtenis, aanhoudingsverzoeken en/of
schorsingsverzoeken indienen, tenzij thans onvoorziene omstandigheden dan wel een
acute situatie van persoonlijke aard ontstaat die thans niet wordt voorzien.
• Verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken.
• De verdachte en de raadsman zullen in het kader van de inhoudelijke behandeling het
bovenstaande herhalen.
Openbaar Ministerie
Het OM zal ter zitting requireren tot:
• Bewezenverklaring van alle aan verdachte tenlastegelegde feiten (conform de inhoud
van bijlage A).
• Een strafoplegging als hieronder weergegeven:
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een geldboete
ter waarde van € 20.000,- euro subsidiair 135 dagen vervangende hechtenis.
Met betrekking tot de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is de navolgende afspraak gemaakt:
• Het OM heeft geen ontnemingsvordering tegen de verdachte aanhangig gemaakt en zal
dat - indien de gezamenlijke procesafspraken door de rechtbank worden gevolgd - ook
niet meer doen. Dit als gevolg van de overeengekomen geldboete.
Overige bepalingen
• Wanneer de afspraken op enige wijze worden ontbonden of het bovenstaande niet/niet
tijdig/niet geheel voor de inhoudelijke behandeling ter zitting zal zijn nagekomen, komt
de zaak terug in de stand waarin deze zich voor het maken van de afspraken bevond.
• Indien de rechtbank de gemaakte procesafspraken niet mocht volgen, vervallen de
afspraken en kunnen verdachte, de verdediging en het OM hier geen rechten meer aan
ontlenen.
• Door de verdediging en het OM wordt geen hoger beroep ingesteld indien de rechtbank
komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdediging en
het OM gemaakte afspraken.
• Indien de opgelegde gevangenisstraf meer dan 2,5 maanden (naar boven of naar
beneden) afwijkt van de gevangenisstraf genoemd in dit procesvoorstel dat door
partijen is gemaakt, dan behoudt zowel de verdediging als het OM het recht om hoger
beroep in te stellen. Indien de opgelegde geldboete meer dan € 5.000,- euro (naar
beneden) afwijkt van de geldboete genoemd in dit procesvoorstel dat door partijen is
gemaakt, dan behoudt OM het recht om hoger beroep in te stellen.
• Indien de rechtbank niet akkoord gaat met de gemaakte procesafspraken, zal de titel
van het door verdachte betaalde geldbedrag komen te vervallen (te weten: innen van de
geldboete voortkomend uit de procesafspraak). Het OM zal dan dienen over te gaan tot
terugbetaling, tenzij een nieuwe titel voor beslag zou ontstaan en/of een thans
onvoorziene omstandigheid zich zou voordoen.
• De verdachte heeft met deze afspraken - na adequate rechtsbijstand te hebben
ontvangen - vrijwillig afstand gedaan van verdedigingsrechten en is zich bewust van de
(mogelijke) gevolgen daarvan.
• De verdachte zal tijdens de inhoudelijke zitting aanwezig zijn, zodat hij kan worden
gehoord over de procesafspraken.
• De verdachte stemt er mee in dat een afschrift van deze overeenkomst, inclusief
bijlagen, aan het Centraal Justitieel Incassobureau zal worden verstrekt.
De overwegingen van de rechtbank over de procesafspraken
De rechtbank stelt voorop dat het maken van procesafspraken is toegestaan en dat de totstandkoming daarvan betekenis kan hebben voor de beslissingen die de strafrechter neemt, ondanks dat er thans nog geen wettelijke regeling is die voorziet in procesafspraken. Uit het arrest van de Hoge Raad van 27 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1252) volgt dat procesafspraken geen afbreuk doen aan de autonome positie van de strafrechter. De strafrechter is niet gebonden aan de procesafspraken. De strafrechter blijft er namelijk verantwoordelijk voor dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de daarvoor geldende regelingen, in het bijzonder de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en de eisen van een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). De strafrechter kan uitsluitend acht slaan op gemaakte procesafspraken indien gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen uit artikel 6 EVRM. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat doorgaans in procesafspraken wordt opgenomen dat verdachte afziet van het uitoefenen van bepaalde verdedigingsrechten. De Hoge Raad heeft in het arrest een aantal punten geformuleerd aan de hand waarvan de strafrechter die waarborg kan toetsen. De strafrechter dient te onderzoeken of verdachte in de concrete omstandigheden van het geval vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Om dit te kunnen toetsen is in beginsel vereist dat verdachte ter terechtzitting aanwezig is en gedurende het gehele proces wordt bijgestaan door een advocaat.
De rechtbank heeft tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 6 november 2025 de bewijsmiddelen voorgehouden en de procesafspraken besproken, zoals deze zijn vervat in de ondertekende overeenkomst. De officier van justitie heeft de achterliggende redenen voor het maken van de procesafspraken toegelicht. Daarbij heeft hij aangegeven dat de procesafspraken vooral zijn gemaakt vanuit het oogpunt van efficiëntie.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij goed heeft begrepen wat de gemaakte procesafspraken inhouden, wat de gevolgen daarvan zijn en dat hij vrijwillig heeft meegewerkt aan de totstandkoming daarvan. Hij is gedurende het hele proces om tot afspraken te komen steeds voorzien geweest van rechtskundige bijstand. De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat verdachte nog steeds achter de gemaakte afspraken staat. Verdachte heeft de afspraken met name gemaakt vanwege de snelle afwikkeling van de zaak en het feit dat hij dan weet waar hij aan toe is, ook gelet op het feit dat hij twee jongen kinderen heeft. Verdachte heeft zich desgevraagd gerealiseerd dat, als een veroordeling voortvloeiend uit deze procesafspraken onherroepelijk is, hij op een nog onbekend en mogelijk voor hem ongunstig moment met het uitzitten van een (flinke) detentiestraf zal moeten beginnen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aldus vrijwillig en op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan hetgeen in de procesafspraken is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van die procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van bepaalde verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikel 6 EVRM. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte gedurende het proces is bijgestaan door zijn raadsvrouw. Ter terechtzitting heeft de rechtbank benadrukt dat zij geen partij is bij de gemaakte procesafspraken en dat zij daaraan niet gebonden is. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de afspraken, gelet op de artikelen 348 en 350 Sv, stand kunnen houden.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat zij acht kan slaan op de overeengekomen procesafspraken. De rechtbank zal daarom beslissen zoals hieronder is weergegeven.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 13 juni 2020 tot en met 9 maart 2021 te Nijmegen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne
en/of
- een (grote) hoeveelheid amfetamine(olie), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal

bevattende amfetamine en/of

- een (grote) hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA,
zijnde cocaïne
en/of amfetamine en/of MDMA(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 13 juni 2020 tot en met 9 maart 2021 te Nijmegen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en
/ofte bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en
/ofvervoeren, en
/of
- het opzettelijk vervaardigen van cocaïne en
/ofamfetamine en
/ofMDMA, in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en
/of
uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en
/ofom daartoe gelegenheid, middelen en
/of
inlichtingen te verschaffen,
- zich en
/ofeen ander gelegenheid, middelen en
/ofinlichtingen tot het plegen van dat feit heeft
getracht te verschaffen,
- voorwerpen,
vervoermiddelen,stoffen, gelden
en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft
gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- via encrypted SkyECC chatgesprekken veelvuldig contact te hebben met andere personen die
betrokken zijn bij de productie en
/ofde vervaardiging en
/ofhet verkopen en
/ofhet afleveren
en
/ofhet verstrekken en
/ofhet vervoeren van verdovende middelen (zijnde cocaïne en
/of
amfetamine en
/ofMDMA) en
/ofprecursoren en
/ofgrondstoffen (zijnde apaan en
/offosfor en
/of
A-olie en
/ofB-olie) ten behoeve van de vervaardiging van verdovende middelen (zijnde
amfetamine en
/ofMDMA) en
/of
- via encrypted SkyECC chatgesprekken informatie te geven en
/ofvragen te stellen aan die andere personen over de beschikbaarheid en
/ofde prijs en
/ofde hoeveelheid en
/ofde kwaliteit en
/ofde levering van de te verkopen en
/ofaan te kopen verdovende middelen (zijnde cocaïne en
/ofamfetamine en
/ofMDMA) en
/ofprecursoren en
/ofgrondstoffen (zijnde apaan en
/offosfor en
/ofA-olie en
/ofB-olie) ten behoeve van de vervaardiging van verdovende middelen (zijnde
amfetamine en
/ofMDMA) en
/of
- via encrypted SkyECC chatgesprekken met die andere personen afspraken te maken over de
leverdata en
/ofbetalingswijze van de door verdachte aan te kopen en
/ofte verkopen verdovende
middelen (zijnde cocaïne en
/ofamfetamine en
/ofMDMA) en
/ofprecursoren en
/ofgrondstoffen
(zijnde apaan en
/offosfor en
/ofA-olie en
/ofB-olie) ten behoeve van de vervaardiging van
verdovende middelen (zijnde amfetamine en
/ofMDMA) en
/of
- verdovende middelen (zijnde cocaïne
en/of amfetamine en/of MDMA)
en/of precursoren en/of
grondstoffen (zijnde apaan en/of fosfor en/of A-olie en/of B-olie) ten behoeve van de
vervaardiging van verdovende middelen (zijnde amfetamine en/of MDMA)voorhanden te hebben en
/ofaan te kopen en
/ofte verkopen en
/of
- een
of meerderecryptotelefoon
svoorhanden te hebben.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, waaronder de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
feit 2:
Medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde/vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd,

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform het afdoeningsvoorstel gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, alsmede tot een geldboete van € 20.000,00, subsidiair 135 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de eis van de officier van justitie, die in overeenstemming is met de gemaakte procesafspraken, te volgen. Verdachte was slechts een tussenpersoon en de voorbereidingshandelingen waren weinig concreet. Deze handelingen bestonden vooral uit praten en chatten en zaten daarmee aan de onderkant van de bandbreedte van voorbereidingshandelingen. Daarnaast heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd en gaat het om oude feiten. Bovendien mag tegenover het afstand doen van bepaalde rechten een lagere straf staan. Ook dient er rekening mee te worden gehouden dat verdachte tevens een geldboete betaalt, die hij inmiddels conform de afspraken al heeft voldaan. Ten slotte dient acht te worden geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte; hij heeft zijn leven weer op orde en heeft geen enkele aanleiding om weer terug te vallen. Alles overziend staat volgens de raadsvrouw de overeengekomen straf in redelijke verhouding tot de ernst van de feiten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op wat het afdoeningsvoorstel inhoudt met betrekking tot de sanctieoplegging en zich voor de vraag gesteld of dit tot een uitkomst leidt die, in het licht van alle omstandigheden, in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak.
Bij de afweging daarvan worden ook de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud strafrecht (LOVS) betrokken. Deze oriëntatiepunten bieden voldoende ruimte om strafverzwarende of strafverminderende omstandigheden bij de strafoplegging mee te wegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen gedurende negen maanden in de jaren 2020 en 2021 schuldig gemaakt aan de handel in een grote hoeveelheid cocaïne en aan voorbereidingshandelingen voor het bereiden, verkopen, vervoeren en opzettelijk vervaardigen van cocaïne, amfetamine en MDMA. Dit zijn ernstige feiten. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles heeft de laatste jaren in ernstige en toenemende mate geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft kennelijk geen boodschap gehad aan deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er financieel beter van te worden. De combinatie van deze feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugdeinst een wezenlijke bijdrage te leveren aan de, met geweld gepaard gaande, (internationale) drugshandel die een grote ontwrichtende werking heeft in Nederland. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de justitiële documentatie van 2 oktober 2025 blijkt dat verdachte in 2013 eerder voor drugsfeiten is veroordeeld. In zoverre betreft het handelen van verdachte, hoewel formeel geen sprake is van recidive, niet een eenmalige fout.
Het voorgaande rechtvaardigt volgens de LOVS-oriëntatiepunten en als aansluiting wordt gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, in beginsel de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf die (ver) uitgaat boven de overeengekomen gevangenisstraf in het afdoeningsvoorstel.
Anderzijds houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het forse tijdsverloop, het gaat om feiten uit 2020-2021, en met de omstandigheid dat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek en bekennende verklaringen heeft afgelegd. Bovendien gaat het bij de bewezenverklaarde feiten voor een aanzienlijk deel om voorbereidingshandelingen. Bij voorbereidingshandelingen wordt bij het bepalen van de op te leggen straf doorgaans - en ook volgens de oriëntatiepunten - als vertrekpunt de helft genomen van de op te leggen straf bij het voltooide delict. Daarbij kan rekening worden gehouden met de mate of het stadium van voorbereiding van het delict. Naarmate bij de voorbereiding van het feit de voltooiing van het delict dichter of juist minder dicht is genaderd, kan er reden zijn om binnen de grens van het verlaagde wettelijk strafmaximum een hogere of juist lagere straf tot vertrekpunt te nemen. In deze zaak fungeerde verdachte met name als tussenpersoon, door harddrugs die hem werden aangeboden direct weer aan anderen aan te bieden. Dit gebeurde hoofdzakelijk via chatberichten vanaf een SKY-account van de telefoon van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de onderhavige voorbereidingshandelingen, gelet op deze wat beperktere rol, dan ook dichter bij het eerste stadium van voorbereiding gebleven dan dat zij de voltooiing van het delict dichter zijn genaderd.
De rechtbank onderkent dat de straffen voor drugsfeiten variëren en een relatief grote bandbreedte beslaan en dat kritisch en secuur moet worden gekeken naar de strafmaat voor dergelijke in georganiseerd verband gepleegde feiten. Rekening houdend met alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de voorgestelde gevangenisstraf van 24 maanden zich wel in de buurt bevindt van de ondergrens van wat nog in redelijke verhouding staat tot de ernst van de feiten, zoals die zijn gebleken uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting, maar daar toch nog onder blijft.
De rechtbank ziet echter ook het belang van een efficiënte en voortvarende behandeling en een effectieve afdoening van de zaak. Als de rechtbank in overeenstemming met de procesafspraken
oordeelt, wordt een mogelijk lang proces in eerste aanleg voorkomen en vloeit daaruit in beginsel ook voort dat het belang bij een behandeling van de zaak in hoger beroep ontbreekt. De op te leggen straf kan dan onmiddellijk ten uitvoer worden gelegd. De procesafspraken doen daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
Voorts heeft de rechtbank er acht opgeslagen dat, naast het in de in de procesafspraken overeengekomen en hiervoor aangehaalde strafvoorstel, er tussen de officier van justitie en de verdediging ook een bandbreedte is overeengekomen van - ten aanzien van de vrijheidsstraf - 2,5 maanden naar boven en beneden, waarvan beide partijen nog vinden dat die passend en acceptabel is, dat die nog recht doet aan de afspraken en waarvoor geldt dat als daarbinnen wordt gebleven geen nader onderzoek nodig is en geen hoger beroep zal worden ingesteld. Een en ander is bij de behandeling ter terechtzitting nog uitdrukkelijk bevestigd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat van het geheel van wat in de procesafspraken is afgesproken over de sanctieoplegging niet kan worden gezegd dat dit niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de feiten zoals die zijn gebleken uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting, maar dat de daarin opgenomen gevangenisstraf gelet op die ernst te laag is.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 113 weken (het equivalent van 26,5 maanden passend en geboden. Deze straf valt enerzijds binnen de kaders van de procesafspraken, maar is anderzijds wel hoger dan het afdoeningsvoorstel. De rechtbank realiseert zich dat deze gevangenisstraf geen enorme verhoging is, maar komt al met al tot het oordeel dat dit, in combinatie met de tevens op te leggen geldboete van € 20.0000,00, nog in redelijke verhouding staat tot de ernst van de feiten, terwijl de (maatschappelijke) efficiëntiewinst van de procesafspraken wel wordt gerealiseerd.
De slotsom is dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 113 weken en tot de eveneens in de procesafspraken opgenomen geldboete van € 20.000,00.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 23, 24 c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
113 weken;
 legt op een
geldboetevan
€ 20.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 135 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen, voorzitter, mr. M. Rietveld en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 november 2025.